Reglement voor de binnenvisserij 1985
Artikel 6
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2019
- Bronpublicatie:
16-01-2019, Stb. 2019, 27 (uitgifte: 31-01-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-01-2019, Stb. 2019, 27 (uitgifte: 31-01-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
1.
Het is verboden te vissen van 1 april tot en met 31 mei met:
- a.
de hengel, voor zover geaasd met slachtproducten, een dood visje, een stukje vis of enig kunstaas met uitzondering van kunstvliegen met een afmeting van ten hoogste 2,5 cm;
- b.
de visfuik;
- c.
de ankerkuil;
- d.
de zegen;
- e.
het staand net.
2.
Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet voor het vissen in de wateren van Walcheren, Schouwen-Duiveland, Tholen en Noord-Beveland, in het kanaal van Zuid-Beveland, in de Haven van Goes, in het Veerse Meer en het Grevelingenmeer en in de met die meren in open gemeenschap staande inhammen, kreken, spranken, killen en gaten.
3.
Het verbod, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, voor zover het kunstaas betreft, geldt niet voor het vissen in de Geul en haar zijbeken.
4.
Onze Minister kan het vissen verbieden in een of meer door hem aan te wijzen wateren met één of meer door hem aan te wijzen vistuigen gedurende het gehele jaar dan wel gedurende een nader te bepalen gedeelte van het jaar. Daarbij kan worden afgeweken van het eerste lid.