NJ 2020/154
Vervolging ter zake van mensenhandel niet in samenhang met aanwijzing mensenhandel of non-prosecution/non-punishment beginsel; geen rechtstreeks beroep op Richtlijn 2011/36/EU. Hof hoefde art. 9a Sr niet toe te passen.
HR 13-11-2018, ECLI:NL:HR:2018:2011, m.nt. T. Kooijmans
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
13 november 2018
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, V. van den Brink, J.C.A.M. Claassens
- Zaaknummer
17/03852
- Conclusie
A-G mr. A.E. Harteveld
- Noot
T. Kooijmans
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS198331:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:2011, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 13‑11‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:877, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 28‑08‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 31‑01‑2018
- Wetingang
Essentie
Vervolging ter zake van mensenhandel niet in samenhang met aanwijzing mensenhandel of non-prosecution/non-punishment beginsel; geen rechtstreeks beroep op Richtlijn 2011/36/EU. Hof hoefde art. 9a Sr niet toe te passen.
Samenvatting
- 1.
Het hof kon oordelen dat de Nederlandse wetgeving met het in het Wetboek van Strafvordering neergelegde opportuniteitsbeginsel voldoet aan het vereiste in art. 8 Richtlijn 2011/36/EU inzake de voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers, voortvloeiend uit het zogenoemde ‘non-prosecution/non-punishment beginsel’, en dat dit beginsel tevens is opgenomen in de Aanwijzing mensenhandel, waarmee de Richtlijn tijdig en juist ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.