Einde inhoudsopgave
Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België inzake wederzijdse bijstandsverlening bij het bestrijden van rampen en ongevallen
Artikel 7
Geldend
Geldend vanaf 01-11-1988
- Bronpublicatie:
14-11-1984, Trb. 1984, 155 (uitgifte: 19-12-1984, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-11-1988
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-11-1988, Trb. 1988, 142 (uitgifte: 01-01-1988, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Natuurbeschermingsrecht / Bijzondere onderwerpen
Omgevingsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
De uitrusting, hulpmiddelen en gebruiksgoederen, die worden meegevoerd door een bijstandseenheid, worden op het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partij waaraan bijstand wordt verleend, beschouwd als ingevoerd voor tijdelijk gebruik.
2.
Geen in- of uitvoerdocumenten worden afgegeven voor uitrusting, hulpmiddelen en gebruiksgoederen. De commandant van een bijstandseenheid dient in het bezit te zijn van een, op verzoek door hem te tonen, verzamelstaat van de meegevoerde uitrusting, hulpmiddelen en gebruiksgoederen.
3.
Geen andere goederen dan de noodzakelijke uitrusting, hulpmiddelen en gebruiksgoederen mogen worden meegevoerd.
4.
De meegevoerde uitrusting, hulpmiddelen en gebruiksgoederen zijn, voor zover ze verbruikt worden, vrij van alle bij invoer verschuldigde belastingen. Hulpmiddelen en gebruiksgoederen dienen, voor zover ze niet verbruikt worden, te worden teruggevoerd.
5.
Kunnen goederen door bijzondere omstandigheden niet of pas later, niet tegelijk met de terugkeer van een bijstandseenheid, worden teruggevoerd, dan dienen de aard en omvang alsmede de verblijfplaats daarvan door de commandant van een bijstandseenheid te worden gemeld aan het bevoegde douanekantoor; in dat geval is het nationale recht van de Overeenkomstsluitende Partij waaraan de bijstand wordt verleend, van toepassing.
6.
Op goederen, die ingevolge het bepaalde in het eerste en vierde lid vrij van bij invoer verschuldigde belastingen zijn, zijn de bepalingen voor het grensoverschrijdende goederenverkeer niet van toepassing. Het in het kader van de rampbestrijding overbrengen van verdovende middelen naar het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partij waaraan de bijstand wordt verleend, en het terugvoeren van de niet verbruikte hoeveelheden gelden niet als in- en uitvoer in de zin van het op 30 maart 1961 tot stand gekomen Enkelvoudig Verdrag inzake verdovende middelen. Verdovende middelen mogen slechts bij dringende behoefte worden meegevoerd en alleen door bevoegd medisch personeel volgens de wettelijke bepalingen van de bijstand ontvangende Overeenkomstsluitende Partij worden aangewend. Het recht van de Overeenkomstsluitende Partij waaraan de bijstand wordt verleend, ter plaatse controles te verrichten, blijft onverlet.