Einde inhoudsopgave
Zaaizaad- en plantgoedwet 2005
Artikel 1 [Begripsbepaling]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2019
- Bronpublicatie:
05-12-2018, Stb. 2018, 487 (uitgifte: 27-12-2018, kamerstukken: 34987)
- Inwerkingtreding
01-01-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-12-2018, Stb. 2018, 488 (uitgifte: 27-12-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Natuurbeschermingsrecht / Soortenbescherming
Agrarisch recht (V)
Intellectuele-eigendomsrecht / Octrooirecht
Ondernemingsrecht / Economische ordening
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
- a.
Onze Minister: Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;
- b.
de Raad: de Raad voor plantenrassen, genoemd in artikel 2;
- c.
ras: plantengroep binnen één botanisch taxon van de laagst bekende rang, welke groep, ongeacht of volledig wordt voldaan aan de voorwaarden die deze wet stelt voor de verlening van een kwekersrecht, kan worden
- —
gedefinieerd aan de hand van de expressie van de eigenschappen die het resultaat is van een bepaald genotype of een combinatie van genotypen,
- —
onderscheiden van elke andere plantengroep op grond van de expressie van ten minste één van die eigenschappen, en
- —
beschouwd als een eenheid, gezien zijn geschiktheid om onveranderd te worden vermeerderd;
- d.
het rassenregister: het Nederlands rassenregister, genoemd in artikel 25;
- e.
opstand: afgebakende, wat samenstelling betreft voldoende uniforme populatie bomen;
- f.
teeltmateriaal: planten en plantendelen, die bestemd zijn om voor de teelt van gewassen of ter vermeerdering te dienen dan wel daartoe gebruikt worden;
- g.
in de handel brengen: bedrijfsmatig ter beschikking of in voorraad houden, uitstallen of te koop aanbieden, verkopen, bezitten met het oog op de verkoop, alsmede tegen of zonder vergoeding aan derden beschikbaar stellen, leveren of overdragen;
- h.
instandhouder: degene die ervoor zorgdraagt dat een toegelaten ras in stand wordt gehouden;
- i.
leverancier: elke natuurlijke of rechtspersoon die, anders dan voor gebruik in het eigen bedrijf, beroepshalve teeltmateriaal vermeerdert, produceert, bewaart, be- of verwerkt, importeert of in de handel brengt;
- j.
kweker: degene die een ras door eigen arbeid heeft gekweekt of die het ras heeft ontdekt en ontwikkeld, of diens rechtverkrijgende;
- k.
Unie: Unie tot bescherming van kweekprodukten, gevormd door de staten die partij zijn bij het op 2 december 1961 te Parijs tot stand gekomen Internationaal Verdrag tot bescherming van kweekprodukten (Trb. 1962, 117), zoals dit laatstelijk is herzien bij Akte van 19 maart 1991 (Trb. 1992, 52);
- l.
Unie-staat: staat die deel uitmaakt van de Unie;
- m.
handelsrichtlijn of -verordening: richtlijn, onderscheidenlijk verordening, van de Raad van de Europese Unie of van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie gezamenlijk die geheel of gedeeltelijk berust op de artikelen 37, 52, 95, 152 of 175 van het EG-Verdrag, betrekking heeft op de plantaardige sector en regels stelt over de economische activiteiten in die sector, de belangen van afnemers, de interne markt, de kwaliteit, de productie met het oog op het in de handel brengen en het in de handel brengen van teeltmateriaal, het milieu, de volksgezondheid, technische eisen of het verschaffen van informatie;
- n.
gedelegeerde richtlijn, verordening of beschikking: richtlijn, verordening, onderscheidenlijk beschikking, van de Europese Commissie die berust op een handelsrichtlijn of -verordening.