HR, 05-10-2012, nr. 12/03039
ECLI:NL:HR:2012:BX9298
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
05-10-2012
- Zaaknummer
12/03039
- LJN
BX9298
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2012:BX9298, Uitspraak, Hoge Raad, 05‑10‑2012; (Cassatie)
- Vindplaatsen
Uitspraak 05‑10‑2012
Partij(en)
5 oktober 2012
Eerste kamer
12/03039
DV/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. H.H.M. Meijroos,
t e g e n
ROQ HOLDING B.V.,
gevestigd te Rijnsaterwoude, gemeente Jacobswoude,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en Roq Holding.
1. Het geding in cassatie
[Eiser] heeft bij exploot van 19 maart 2012, hersteld bij exploot van 16 mei 2012, aan Roq Holding aangezegd dat hij beroep in cassatie instelt tegen de arresten met zaaknummer 200.052.164/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 22 februari 2011 en 20 december 2011, en Roq Holding gedagvaard te verschijnen ter terechtzitting van de Hoge Raad van 22 juni 2012.
Roq Holding is niet verschenen. [Eiser] heeft verzocht tegen Roq Holding verstek te verlenen.
De Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper heeft ter terechtzitting van 10 augustus 2012 schriftelijk geconcludeerd tot verstekverlening tegen Roq Holding.
2. Beoordeling van het verzoek om verstekverlening
2.1
Ingevolge art. 407 lid 2 Rv dient een cassatiedagvaarding de gevolgen te vermelden die de wet verbindt aan niet tijdige betaling van het verschuldigde griffierecht. Die gevolgen zijn vervat in art. 411 lid 1 Rv dat bepaalt dat in dat geval het recht van de verweerder vervalt om in cassatie te komen.
2.2
De hiervoor onder 1 vermelde dagvaarding behelst met betrekking tot de gevolgen van het niet tijdig voldoen van het griffierecht:
"Dat indien gedaagde, verweerder in cassatie, advocaat stelt maar het hierna te noemen griffierecht niet tijdig betaalt, en de voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht zijn genomen, de rechter verstek tegen verweerder verleent, het door de verweerder in cassatie gevoerde verweer buiten beschouwing blijft en diens recht om in cassatie te komen vervalt."
2.3
De dagvaarding vermeldt aldus niet alleen het in art. 411 lid 1 Rv genoemde gevolg, maar ook dat in geval van niet tijdige betaling van het griffierecht de rechter tegen de verweerder verstek verleent en het door de verweerder in cassatie gevoerde verweer buiten beschouwing blijft. Op grond van het bepaalde in art. 407 lid 2 Rv in verbinding met art. 111 lid 2 onder i Rv geldt dat deze in art. 139 Rv genoemde sancties in cassatie niet van toepassing zijn, waardoor de bovenstaande vermelding onjuist is. De vraag is of deze onjuiste vermelding een gebrek oplevert dat tot nietigheid leidt.
2.4
Deze vraag wordt ontkennend beantwoord. Gelet op de ratio van het voorschrift van art. 407 lid 2, tweede zin, Rv - namelijk dat de verweerder op de hoogte wordt gesteld van de sanctie die de wet aan de niet tijdige betaling van griffierecht verbindt - vormt de vermelding van niet toepasselijke sancties, naast de vermelding van de wel toepasselijke sanctie, niet een gebrek dat tot nietigheid behoort te leiden. Ook anderszins vormt deze vermelding geen grond het verstek te weigeren.
Ten overvloede wordt overwogen dat in het voorstel van wet tot wijziging van de Wet van 30 september 2010, Stb. 175, tot invoering van een nieuw griffierechtenstelsel in burgerlijke zaken (Reparatiewet griffierechten burgerlijke zaken) (Kamerstukken II 2011/12, 33 108, nr. 2) wordt voorgesteld om in art. 411 lid 1 Rv aan de sanctie van het verval van het recht van verweerder om van zijn zijde in cassatie te komen wordt toegevoegd de sanctie van het verval van het recht om verweer in cassatie te voeren.
3. Beslissing
De Hoge Raad:
verleent verstek tegen de besloten vennootschap Roq Holding B.V;
verwijst de zaak naar de rol van 19 oktober 2012 voor voortprocederen.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, M.A. Loth, G. Snjders en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president F.B. Bakels op 5 oktober 2012.