Rb. Overijssel, 28-01-2015, nr. C-08-153286 - HA ZA 14-141
ECLI:NL:RBOVE:2015:520
- Instantie
Rechtbank Overijssel
- Datum
28-01-2015
- Zaaknummer
C-08-153286 - HA ZA 14-141
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBOVE:2015:520, Uitspraak, Rechtbank Overijssel, 28‑01‑2015; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
NTHR 2015, afl. 3, p. 161
Uitspraak 28‑01‑2015
Inhoudsindicatie
Schending mededelingsplicht bij aanvang verzekering. De verzekeraar heeft ingevolge de artikelen 7:928 lid 1 BW en 7:930 lid 4 BW op goede gronden geweigerd tot uitkering van de schade over te gaan. Ook was de verzekeraar op grond van artikel 7:929 lid 2 BW bevoegd om de verzekeringsovereenkomst met onmiddellijke ingang op te zeggen. De rechtbank ziet geen aanleiding de verzekeraar te gebieden de ten aanzien van de verzekeringnemer gedane meldingen aan Stichting CIS te verwijderen.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK OVERIJSSEL
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/153286 / HA ZA 14-141
Vonnis van 28 januari 2015
in de zaak van
[eiser], handelend onder de naam Pizzeria grillroom shoarma-zaak “[naam 4]”,
wonende te [woonplaats] en zaakdoende te [plaats],
eiser,
advocaat mr. J. Dekens te Odoorn,
tegen
naamloze vennootschap
ABN AMRO SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Zwolle,
gedaagde,
advocaat mr. L. Schuurs te Zwolle.
Partijen zullen hierna [eiser] en ABN Amro genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding met de producties 1 tot en met 12
- -
de conclusie van antwoord met de producties 1 tot en met 5
- -
de conclusie van repliek met productie 13
- -
de conclusie van dupliek
- -
de pleidooien en de ter gelegenheid daarvan overgelegde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
In september 2004 was [eiser] als bestuurder van een auto betrokken bij een aanrijding.
2.2.
Op 26 april 2005 heeft Univé Schadeverzekeringen (verder: Univé) een brief aan mevrouw [naam 1], huisgenoot van [eiser], gezonden. In deze brief staat het volgende:
“(…)
Betreft: schade 19 juli en 13 september 2004
Geachte mevrouw,
Inmiddels ontvingen wij het rapport van onderzoeksbureau Compander BV en van de plaatselijke politie.
Gelet op de inhoud van de stukken delen wij u hierbij mede dat Univé geen prijs stelt op verdere continuering van de relatie. Uit het onderzoek bleek dat het rijbewijs van de bij u inwonende heer [eiser] vals is en dat de schade van 19 juli vorig jaar niet door u werd veroorzaakt als bestuurster, maar door [eiser] die ook toen niet in het bezit was van een geldig rijbewijs.
Gevolg van het bovenstaande is dat de autoverzekering met polisnummer 0262.021840.110.01 op grond van het bepaald in Art. 7.7 van het Algemeen reglement (zie bijlage) per 27 april beëindigd zal worden. (…)
Uw volledige personalia en die van dhr. [eiser] zijn doorgegeven aan de Stichting CIS in Zeist. (…).
Univé heeft van het gebeurde ook reeds aangifte gedaan bij de politie (…).”
2.3.
Op 3 februari 2009 heeft Assurantiebedrijf Perfect te Woudenberg namens [eiser] aan Reaal Verzekeringen (verder: Reaal) verzocht om per die datum een voertuig in dekking te nemen.
2.4.
Bij brieven van 11 februari 2009 heeft Reaal aan [eiser] en zijn tussenpersoon bericht dat gelet op de onjuiste en/of onvolledige opgave op het aanvraagformulier niet tot acceptatie van het aangeboden risico wordt overgegaan. Daarbij is als polisnummer vermeld 51406869.
2.5.
[eiser] huurt sinds 1 januari 2012 een bedrijfspand aan de [adres] te [plaats].
2.6.
Op 17 januari 2012 heeft [eiser] een bedrijfspolis aangevraagd bij ABN Amro. Op het door [eiser] ingevulde en ondertekende aanvraagformulier staat – onder meer – het volgende:
“(…)
Toelichting op de reikwijdte van de mededelingsplicht
Als aanvrager/kandidaat verzekeringnemer bent u verplicht de gestelde vragen in dit aanvraagformulier zo volledig mogelijk te beantwoorden. Dit geldt ook voor feiten en omstandigheden die betrekking hebben op een bij het sluiten van deze verzekering bekende derde, wiens belangen worden meeverzekerd. Bij de beantwoording is bovendien niet alleen de eigen wetenschap van de aanvrager bepalend, maar ook die van de andere belanghebbenden bij deze verzekering. Vragen waarvan u het antwoord al bij de verzekeraar bekend veronderstelt, moet u toch zo volledig mogelijk beantwoorden.
Indien u niet volledig aan uw mededelingsplicht heeft voldaan, kan zulks ertoe leiden dat het recht op uitkering wordt beperkt of zelfs vervalt. Indien u met opzet tot misleiden van de verzekeraar heeft gehandeld of deze bij kennis omtrent de ware stand van zaken de verzekering nimmer zou hebben gesloten, heeft hij tevens het recht de verzekering op te zeggen.
(…)
Heeft enig verzekeraar aan u of een andere belanghebbende ooit een verzekering opgezegd of een aanvraag afgewezen dan wel beperkte condities opgesteld?
Nee
(…)
Strafrechtelijk verleden
Bent u of een andere belanghebbende bij deze verzekering, in de laatste acht jaar, als verdachte of ter uitvoering van een opgelegde (straf)maatregel in aanraking geweest met politie of justitie in verband met:
wederrechtelijk verkregen of te verkrijgen voordeel, zoals diefstal, verduistering, bedrog, oplichting, valsheid in geschrifte of poging(en) daartoe?
Nee
Wederrechtelijke benadeling van anderen, zoals vernieling of beschadiging, mishandeling, afpersing en afdreiging of enig misdrijf gericht tegen de persoonlijke vrijheid of tegen het leven of poging(en) daartoe;
Nee
(…)
Zo ja, geef dan aan om welk strafbaar feit het ging, of het tot een rechtszaak is gekomen, wat het resultaat daarvan was en of eventuele (straf)maatregelen al ten uitvoer zijn gelegd.
Indien het niet tot een rechtszaak is gekomen, geef dan aan of er sprake is geweest van een schikking met het Openbaar Ministerie, en zo ja, tegen welke voorwaarden de schikking totstandkwam.
2.7.
Bij brief van 20 januari 2012 heeft ABN Amro aan [eiser] meegedeeld dat zijn verzoek is geaccepteerd en dat hij vanaf 1 april 2012 is verzekerd.
2.8.
In artikel 2.2 van de Algemene Verzekeringsvoorwaarden ABN Amro Bedrijfspolis is onder “Grondslag van de verzekering” het volgende bepaald:
“De verzekeringen zijn door verzekeraar geaccepteerd en aangegaan op grondslag van juistheid en volledigheid van de gegevens door middel van een ingediend aanvraagformulier respectievelijk extra vragenformulier.”
2.9.
Op 15 oktober 2012 is in de pizzeria van [eiser] waterschade ontstaan. In verband met deze schade heeft ABN Amro op 1 november 2012 een bedrag van € 4.789,50 aan [eiser] uitgekeerd.
2.10.
Op 25 januari 2013 is brand bij de pizzeria van [eiser] ontstaan, waardoor een deel van de inventaris en goederen beschadigd is geraakt. De schade aan de inventaris is vastgesteld op € 55.000,00 op basis van nieuwwaarde en € 45.000,00 op basis van dagwaarde. De schade aan goederen is vastgesteld op € 2.000,00 op basis van inkoopwaarde en de opruimingskosten bedragen € 1.000,00.
2.11.
Op het moment van de brand was de inventaris verzekerd tot een bedrag van € 30.000,00 en de goederen tot een bedrag van € 2.000,00.
2.12.
ABN Amro heeft naar aanleiding van de brandschade een technisch en tactisch onderzoek doen instellen naar de brand. Dit onderzoek is uitgevoerd door Delta Lloyd Groep, Group Integrity, Speciale Zaken (verder: Delta Lloyd).
2.13.
In verband met het onderzoek is [eiser] op 31 januari 2013 geïnterviewd door tactisch onderzoeker [naam 3]. In het door [eiser] ondertekende gespreksverslag staat het volgende:
“(…)
V: Bent u de laatste acht jaar in aanraking geweest met politie en/of justitie.
A: Neen.
V: Heeft u eerder verzekeringen aangevraagd en is u wel eens een verzekering geweigerd.
A: Neen.
(…)”.
2.14.
Op 27 maart 2013 heeft [naam 3] [eiser] opnieuw geïnterviewd, waarna door [naam 3] een gespreksverslag is opgesteld. [eiser] heeft geweigerd dit verslag te ondertekenen.
2.15.
Op 4 april 2013 heeft een medewerker van Reaal Klantenservice per e-mail aan [eiser] bericht dat Reaal geen CIS-melding voor hem heeft aangemaakt en dat zijn autoverzekering met polisnummer 51250468 bij haar heeft gelopen tot 18 mei 2010.
2.16.
Delta Lloyd heeft op 13 mei 2013 rapport uitgebracht. In dit rapport staat de volgende samenvatting en conclusie:
“3. SAMENVATTING EN CONCLUSIE
Uit het door mij ingestelde onderzoek is gebleken dat:
• In periode september 2004 en januari 2005 [eiser] is aangehouden door de politie Drenthe ter zake oplichting en valsheid in geschrifte;
• Door Univé Verzekeringen in januari 2005 aangifte van bovenstaande feiten is gedaan;
• Univé Verzekeringen zich per brief van 27 december 2005 heeft gevoegd in het strafproces contra[eiser];
• [eiser] medio 2005-2006 is aangehouden voor mishandeling en hiertoe is veroordeeld;
• In 2009 hem verzekeringen zijn geweigerd door SNS Reaal Verzekeringen en Voogd & Voogd Verzekeringen vanwege het niet voldoen aan de mededelingsplicht;
• [eiser] op 17 januari 2012 kennelijk opzettelijk de vragen in de slotverklaring van de aanvraag voor een zakelijke verzekeringsovereenkomst met ABN AMRO Verzekeringen onjuist heeft beantwoord;
• Hij daarmee ABN AMRO Verzekeringen opzettelijk heeft misleid en bewogen tot het afsluiten van de verzekeringsovereenkomst;
• Bij ware kennis van zaken, de aanvraag door ABN AMRO Verzekeringen zou zijn afgewezen.
(…)”
2.17.
Bij brief van 14 mei 2013 heeft ABN Amro aan [eiser] bericht dat zijn schadeclaim op grond van artikel 7:930 lid 4 BW wordt afgewezen. In deze brief staat het volgende:
“(…)
Standpunt
Uw schadeclaim wordt afgewezen. Hoe wij tot dit standpunt gekomen zijn en wat de verdere gevolgen zijn, leest u hieronder.
Feiten
Op 17 januari 2012 heeft u bij ons een bedrijfspolis aangevraagd. De slotvragen van het aanvraagformulier worden door u ontkennend beantwoord. Uit onderzoek is gebleken dat in tegenstelling tot hetgeen u heeft opgegeven er wel sprake is van een strafrechtelijk verleden en van opzegging van een polis door een verzekeraar alsmede weigering van een verzekeraar om een polis aan te gaan.
Consequenties
In artikel 7:930 lid 4 BW is bepaald dat geen uitkering verschuldigd is indien de verzekeraar bij de ware stand van zaken geen verzekering zou hebben gesloten. Dit is het geval en daarom vergoeden wij uw schade niet.
Voorts wijzen wij u op artikel 7:929 lid 2 BW. In het geval dat de verzekering bij kennis van de ware stand van zaken niet zou zijn gesloten, kan de verzekeraar de verzekering met dadelijke ingang opzeggen.
Per 14 mei 2013 wordt uw bedrijfspolis door ons opgezegd. Per 14 mei 2013 kunt u geen rechten meer ontlenen aan uw bedrijfspolis.
Wij hebben het Centrum Bestrijding Verzekeringsfraude (CBV) van het Verbond van Verzekeraars op de hoogte gebracht van de inhoud van de registratie in ons incidentenregister. (…)
Ook hebben wij uw volledige personalia doorgegeven aan de Stichting CIS te Den Haag. (…)
Uw (persoons)gegevens hebben wij opgenomen in het incidentenregister van de afdeling Speciale Zaken. (…).”
2.18.
[eiser] heeft bij brieven van 11 juni 2013 en 24 oktober 2013 betwist dat hij ten tijde van de aanvraag van de bedrijfspolis de mededelingsplicht ex artikel 7:928 BW heeft geschonden.
2.19.
Bij brieven van 16 juli 2013 en 19 november 2013 heeft ABN Amro aan [eiser] te kennen gegeven haar standpunt te handhaven.
3. Het geschil
3.1.
[eiser] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
1. voor recht zal verklaren dat de onderhavige verzekeringsovereenkomst met polisnummer 5.040.961.9 niet rechtsgeldig door ABN Amro is opgezegd, zodat de onderhavige verzekering doorloopt;
2. voor recht zal verklaren dat ABN Amro geen althans onvoldoende gronden had om uitbetaling van de vastgestelde (brand)schade te weigeren;
3. ABN Amro zal veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen een bedrag groot ad € 32.000,00, althans een zodanig bedrag zal vaststellen als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente over dat bedrag vanaf de dag dat de tekortkoming in de nakoming c.q. de onrechtmatige gedraging heeft plaatsgevonden, althans vanaf 26 juni 2013, tot aan de dag der algehele voldoening;
4. ABN Amro zal veroordelen tot verwijdering van alle door haar gedane meldingen ten aanzien van [eiser] aan Stichting CIS, zulks op straffe van een dadelijk opeisbare dwangsom van € 500,00 per dag dat ABN Amro in gebreke blijft aan dit vonnis te voldoen;
5. ABN Amro zal veroordelen in de proceskosten van dit geding.
3.2.
ABN Amro voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
Ingevolge artikel 7:928 lid 1 BW is een verzekeringnemer verplicht vóór het sluiten van de verzekeringsovereenkomst aan de verzekeraar alle feiten mede te delen die hij kent of behoort te kennen, en waarvan, naar hij weet of behoort te begrijpen, de beslissing van de verzekeraar of, en zo ja, op welke voorwaarden, hij de verzekering zal willen afsluiten, afhangt of kan afhangen.
4.2.
In artikel 7:928 lid 5 BW is bepaald dat een verzekeringnemer slechts verplicht is feiten mede te delen omtrent zijn strafrechtelijk verleden of omtrent dat van derden, voor zover zij zijn voorgevallen binnen de acht jaren die aan het sluiten van de verzekering vooraf zijn gegaan en voor zover de verzekeraar omtrent dat verleden uitdrukkelijk een vraag heeft gesteld in niet voor misverstand vatbare termen.
4.3.
ABN Amro heeft bij het aangaan van de verzekeringsovereenkomst op het aanvraagformulier uitdrukkelijk gevraagd of [eiser] in de laatste acht jaren – in verband met een aantal genoemde misdrijven – in aanraking is geweest met politie of justitie en heeft daarbij ook gevraagd aan te geven of het tot een rechtszaak is gekomen en wat de uitkomst daarvan was. Daarnaast is [eiser] gevraagd of hem ooit verzekeringen zijn opgezegd of geweigerd en is tevens een toelichting op de reikwijdte van de mededelingsplicht gegeven. Hiermee is buiten twijfel gesteld dat [eiser] moest begrijpen dat deze informatie voor ABN Amro van belang was voor haar beslissing of, en zo ja, op welke voorwaarden zij de verzekering wilde afsluiten.
4.4.
[eiser] heeft desondanks niet op het aanvraagformulier vermeld dat hij in 2005 door de politie is aangehouden in verband met mishandeling. Weliswaar heeft [eiser] ter zitting verklaard dat hij destijds het slachtoffer van mishandeling was en geen verdachte, doch wat daar ook van zij, [eiser] heeft niet betwist dat zich in 2005 een incident heeft voorgedaan ter zake van mishandeling waarbij hij is aangehouden. Het standpunt van [eiser] dat hij dit incident niet op het aanvraagformulier hoefde te vermelden, omdat hij niet is veroordeeld voor mishandeling, waardoor geen sprake zou zijn van een strafrechtelijk verleden, kan evenmin worden gevolgd. Uit artikel 7:928 lid 5 BW volgt, anders dan door [eiser] is betoogd, niet dat een verzekeraar voor het sluiten van een verzekeringsovereenkomst enkel mag vragen naar strafrechtelijke veroordelingen. Daar ABN Amro op het aanvraagformulier uitdrukkelijk heeft gevraagd of [eiser] als verdachte in verband met – onder meer – mishandeling in aanraking is geweest met politie of justitie, had [eiser] deze aanhouding op het formulier moeten vermelden. Dat [eiser] dit incident wel aan zijn tussenpersoon, mevrouw [naam 2], zou hebben gemeld, maar dat zij het niet nodig vond om te vermelden, hetgeen overigens op geen enkele wijze is onderbouwd, kan niet tot een ander oordeel leiden. [eiser] is als verzekeringnemer immers zelf verantwoordelijk voor de juistheid van de door hem ingevulde antwoorden. Van een verzekeringnemer mag worden verwacht dat hij weet dat de op het aanvraagformulier gestelde vragen naar waarheid dienen te worden beantwoord.
4.5.
Door [eiser] is ook niet op het aanvraagformulier vermeld dat Reaal hem in 2009 heeft geweigerd een voertuig in verzekering te nemen. Weliswaar is door [eiser] betoogd dat hij niet op hoogte was van deze weigering, maar dit betoog kan niet worden gevolgd, nu Reaal zowel [eiser] als zijn tussenpersoon bij brieven van 11 februari 2009 heeft meegedeeld dat zij niet zal overgaan tot acceptatie van het aangeboden risico. Dat [eiser] tot 18 mei 2010 een autoverzekering bij Reaal heeft gehad, maakt vorenstaande niet anders, daar deze verzekering een ander polisnummer betreft dan de door Reaal geweigerde verzekering.
4.6.
Reeds op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat ABN Amro zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat [eiser] de op hem rustende mededelingsplicht niet is nagekomen. De overige door ABN Amro genoemde schendingen van de mededelingsplicht behoeven daarom geen bespreking.
4.7.
Aan de orde zijn vervolgens de gevolgen van de schending van de mededelingsplicht, die moeten worden beoordeeld aan de hand van artikel 7:930 BW. Volgens het vierde lid van dat artikel vervalt het recht op uitkering indien de verzekeraar bij kennis van de ware stand van zaken geen verzekering zou hebben gesloten.
4.8.
ABN Amro stelt dat zij de verzekeringsovereenkomst bij kennis van de ware stand van zaken niet zou hebben gesloten, omdat het haar dan duidelijk was geweest dat het een aanvrager betrof met een verleden van verzekeringsfraude en geweld. Deze omstandigheden zouden volgens haar – zowel apart als tezamen – ertoe hebben geleid dat de verzekeringsaanvraag zou zijn geweigerd. [eiser] heeft deze stellingen niet, althans onvoldoende gemotiveerd weersproken, zodat de rechtbank van de juistheid daarvan zal uitgaan.
4.9.
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat ABN Amro ingevolge de artikelen 7:928 lid 1 BW en 7:930 lid 4 BW op goede gronden heeft geweigerd tot uitkering van de schade over te gaan. Ook was ABN Amro op grond van artikel 7:929 lid 2 BW bevoegd om de verzekeringsovereenkomst met onmiddellijke ingang op te zeggen.
4.10.
Gelet op het vorenstaande bestaat geen aanleiding om ABN Amro te gebieden de ten aanzien van [eiser] gedane meldingen aan Stichting CIS te verwijderen. Door [eiser] zijn geen feiten of omstandigheden gesteld die tot een ander oordeel kunnen leiden.
4.11.
De vorderingen van [eiser] zullen worden afgewezen.
4.12.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van ABN Amro worden begroot op:
- griffierecht 1.892,00
- salaris advocaat 2.316,00 (4,0 punten × tarief € 579,00)
Totaal € 4.208,00
4.13.
De door ABN Amro gevorderde wettelijke rente over de proceskosten is toewijsbaar vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van ABN Amro tot op heden begroot op € 4.208,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag, berekend vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van der Hulst en in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2015.