Einde inhoudsopgave
Besluit tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen
Artikel 2:1
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2021
- Bronpublicatie:
31-05-2021, Stb. 2021, 251 (uitgifte: 10-06-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
31-05-2021, Stb. 2021, 251 (uitgifte: 10-06-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Tenuitvoerlegging
1.
Het openbaar ministerie beslist of aan de voorwaardelijke invrijheidstelling bijzondere voorwaarden worden verbonden. Tevens beslist het openbaar ministerie of aan de voorwaarden elektronisch toezicht wordt verbonden.
2.
Indien bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke invrijheidstelling worden verbonden, geeft het openbaar ministerie of Onze Minister opdracht aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving en om de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden. Indien het openbaar ministerie de opdracht geeft, wordt Onze Minister hierover geïnformeerd.
3.
Het openbaar ministerie houdt rekening met de adviezen ontvangen van de reclassering en de directeur van de inrichting waar de veroordeelde staat ingeschreven.
4.
De adviezen van de reclassering en de directeur van de inrichting vermelden welke voorwaarden worden voorgesteld en de redenen waarom deze voorwaarden worden voorgesteld. De adviezen kunnen vermelden of het aangewezen is aan enige voorwaarde elektronisch toezicht te verbinden.
5.
De adviezen vermelden voorts het standpunt van de veroordeelde over de voorgestelde voorwaarden.
6.
Bij de beslissing houdt het openbaar ministerie rekening met voorwaarden die de veroordeelde eventueel in een ander kader zijn opgelegd en waarvan de proeftijd aanvangt of wordt voorgezet op het moment van voorwaardelijke invrijheidstelling. In het advies van de reclassering wordt hieraan aandacht besteed.
7.
Het openbaar ministerie betrekt bij zijn beslissing over de verlening van voorwaardelijke invrijheidstelling de beschikbaarheid van een aanvaardbaar verblijfadres.