Een proces-verbaal van aangifte [aangever] d.d. 11 januari 2012 van de politie Hollands Midden met nr. PL1640 2012005991-1 (blz. 31 e.v. van het zaakdossier, deel 1); een proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 3] d.d. 11 januari 2012 van de politie Hollands Midden met nr. PL1640 2012005991-63 (blz. 351-352 van het zaaksdossier, deel 2); een proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 4] d.d. 26 januari 2012 van de politie Hollands Midden (blz. 581 e.v. van het zaaksdossier, deel 2); proces-verbaal van verhoor aangever [betrokkene 5] d.d. 2 juli 2012 van de politie Hollands Midden (blz. 865 e.v. van het aanvullend (2) zaaksdossier); een proces-verbaal “Beelden [naam winkel] van 09:00 tot 11:50 werkelijke tijd” d.d. 9 februari 2012 van de politie Hollands Midden (blz. 226 e.v. van het zaaksdossier, deel 1).
Hof Den Haag, 28-01-2015, nr. 22-005905-12
ECLI:NL:GHDHA:2015:102
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
28-01-2015
- Zaaknummer
22-005905-12
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2015:102, Uitspraak, Hof Den Haag, 28‑01‑2015; (Hoger beroep)
Uitspraak 28‑01‑2015
Inhoudsindicatie
Het hof veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren en 8 maanden. Het hof acht bewezen dat de verdachte zich samen met twee anderen op 11 januari 2012 schuldig heeft gemaakt aan een gewapende overval op een juwelier in Leiden, waar op dat moment ook klanten aanwezig waren. Tijdens de vlucht zijn omstanders op straat bedreigd met een vuurwapen, is de juwelier die de daders achtervolgde beschoten, en zijn ook twee ter plaatse gekomen politieagenten beschoten.
PROMIS
Rolnummer: 22-005905-12
Parketnummers: 09-753041-12 en 09-715740-12
Datum uitspraak: 28 januari 2015
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 5 december 2012 in de strafzaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans gedetineerd in PI Achterhoek,
Gev. Ooyerhoekseweg te Zutphen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van
5 maart 2014 en 14 januari 2015.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
Dagvaarding met parketnummer 09-753041-12: 1.
hij op of omstreeks 11 januari 2012 te Leiden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [aangever] van het leven te beroven met dat opzet met een vuurwapen een (aantal) kogel(s) heeft afgevuurd op of in de richting van die [aangever], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
welke vorenomschreven poging doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten een afpersing/diefstal met geweld en welke poging doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
subsidiair:
hij op of omstreeks 11 januari 2012 (op de Apothekersdijk) te Leiden, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), dan wel alleen, opzettelijk [aangever] heeft/hebben bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, afgevuurd in de richting, althans in de nabijheid, van die [aangever] en/of dit (vuur)wapen aan die [aangever] getoond en/of voorgehouden;
2.
hij op of omstreeks 11 januari 2012 te Leiden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [betrokkene 1] van het leven te beroven met dat opzet met een vuurwapen een (aantal) kogel(s) heeft afgevuurd op of in de richting van die [betrokkene 1], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
welke vorenomschreven poging doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten een afpersing/diefstal met geweld en welke poging doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
3.
hij op of omstreeks 11 januari 2012 te Leiden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [betrokkene 2] van het leven te beroven met dat opzet met een vuurwapen een (aantal) kogel(s) heeft afgevuurd op of in de richting van die [betrokkene 2], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
welke vorenomschreven poging doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten een afpersing/diefstal met geweld en welke poging doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
4.
hij op of omstreeks 11 januari 2012 te Leiden tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een grote hoeveelheid sieraden en/of horloges, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever] en/of juwelier [naam winkel], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever] en/of een of meer klanten van die juwelier ([betrokkene 3] en/of [betrokkene 5] en/of [betrokkene 4]) en/of personeel van die juwelier, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het inslaan van de aanwezige vitrines met hamer(s) en/of het richten van een vuurwapen op die
[aangever] en/of personeel van die juwelier en/of klanten van die juwelier ([betrokkene 3] en/of [betrokkene 5] en/of
[betrokkene 4]);
Dagvaarding met parketnummer 09-715740-12:
1.
hij op of omstreeks 11 januari 2012 te Leiden, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [betrokkene 3] en/of [betrokkene 5] en/of [betrokkene 4] heeft/hebben bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [betrokkene 3] en/of [betrokkene 5] en/of [betrokkene 4] getoond en/of voorgehouden en/of (daarmede) in de richting van die [betrokkene 3] en/of [betrokkene 5] en/of [betrokkene 4] gelopen en/of (vervolgens) in de richting van die [betrokkene 3] en/of [betrokkene 5] en/of [betrokkene 4] gehouden/getoond;
2.
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 11 januari 2012 te Leiden, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [betrokkene 6] en/of [betrokkene 7] heeft/hebben bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [betrokkene 6] en/of [betrokkene 7] getoond en/of voorgehouden en/of (daarmede) in de richting van die [betrokkene 6] en/of [betrokkene 7] gelopen en/of (vervolgens) in de richting van die [betrokkene 6] en/of [betrokkene 7] gehouden/gehouden.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het op de dagvaarding met parketnummer 09-753041-12 onder 1 (thans primair), 2, 3 en 4 ten laste gelegde, alsmede ter zake van het op de dagvaarding met parketnummer 09-715740-12 onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts is er in eerste aanleg een beslissing genomen omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet helemaal verenigt.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De raadsvrouw van de verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep van 14 januari 2015 – conform de door haar overgelegde pleitaantekeningen –
op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie ten aanzien van het op de dagvaarding met parketnummer
09-715740-12 onder 1 ten laste gelegde (bedreiging klanten juwelier) niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging. Zij heeft daartoe – kort gezegd – aangevoerd dat de verdachte in dat feit hetzelfde verwijt wordt gemaakt als in het op de dagvaarding met parketnummer 09-753041-12 onder 4 ten laste gelegde feit (gewapende overval juwelier).
Het hof overweegt dat hetgeen de raadsvrouw heeft aangevoerd niet in de weg staat aan de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. De wetgever heeft in een dergelijke situatie voorzien, door middel van de bepaling van de eendaadse samenloop in artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof verwerpt het verweer en verklaart het openbaar ministerie ontvankelijk in de vervolging.
Beoordeling van de ten laste gelegde feiten
Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting gaat het hof uit van de hieronder uiteengezette feiten en omstandigheden. De door de verdediging gevoerde verweren zullen bij het daarmee verband houdende feit worden besproken.
De overval
(feit 4 op de dagvaarding met parketnummer 09-753041-12 en feit 1 op de dagvaarding met parketnummer 09-715740-12)
Op 11 januari 2012, omstreeks 11.45 uur, hebben drie mannen een overval gepleegd op juwelier [naam winkel], gevestigd aan de Haarlemmerstraat 47 te Leiden. Op dat moment waren in de winkel aanwezig de eigenaar, [aangever], en meerdere klanten, onder wie [betrokkene 3], [betrokkene 5] en
[betrokkene 4]. De daders kwamen de winkel binnen. De voorste man (hierna: dader 1) had de capuchon van zijn jas op zijn hoofd. Aan de capuchon zat een lichte bontkraag. Dader 1 had een vuurwapen in zijn hand en richtte dit op de klanten. Hij liep naar [aangever] toe en riep: “Handen omhoog”. Hij richtte het vuurwapen op de borst van [aangever]. [aangever] zag dat het vuurwapen een revolver was. Dader
1. hield [aangever] constant onder schot. Door één van de andere daders werd geroepen: “Overval, overval, niet bewegen”. Dader 2 sloeg vanaf het moment van binnenkomst in zeer hoog tempo de ruiten van de toonbank en de vitrines kapot. Dader 2 droeg een muts en had een jas aan met strepen op de mouwen. Vervolgens haalden hij en dader 3 de plateaus met sieraden uit de toonbank en zij stopten deze in meegebrachte tassen. Kort daarna verliet dader
2 de winkel, gevolgd door dader 3. Bij het verlaten van de winkel droegen zij beiden een grote tas. Dader 1 liep achter hen aan, met het vuurwapen in zijn hand, de winkel uit. Bij het verlaten van de winkel keerde hij zich nog eenmaal om en richtte het wapen de winkel in. [aangever] is vervolgens achter de daders aangerend.1.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij op genoemde datum en tijdstip aanwezig was in de juwelier [naam winkel] en dat hij de persoon is die de ruiten van de toonbank en de vitrines met een hamer kapot heeft geslagen. Hij droeg een muts en een jack van het merk Champion met strepen op de mouwen. Hij was daar samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. Zij hadden van tevoren met elkaar afgesproken om de juwelier te overvallen. Twee van hen, [medeverdachte 1] en de verdachte, hadden een vuurwapen bij zich. [medeverdachte 1] had een revolver bij zich en heeft dat in de winkel gebruikt. [medeverdachte 1] liep als eerste de winkel binnen. Daarna de verdachte en als laatste [medeverdachte 2]. De taak van [medeverdachte 1] was om de eigenaar van de winkel onder schot te houden, zodat alles “kalm bleef”, de verdachte had als taak eerst de ruiten van de toonbank en de vitrines te vernielen en daarna de sieraden in zijn ‘big shopper’ te stoppen, [medeverdachte 2] liep achter de verdachte aan en is meteen sieraden in een soortgelijke tas gaan stoppen. Vervolgens hebben de drie daders de winkel verlaten. [medeverdachte 1], de man met de revolver, verliet als laatste de winkel, aldus de verdachte.2.
Op basis van bovenstaande verklaring van de verdachte en op grond van de camerabeelden gaat het hof ervan uit dat:
- -
[medeverdachte 1] de als dader 1 beschreven man is,
- -
de verdachte de als dader 2 beschreven man is,
- -
[medeverdachte 2] de als dader 3 beschreven man is.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan de op de dagvaarding met parketnummer 09-753041-12 onder 4 ten laste gelegde overval en de op de dagvaarding met parketnummer 09-715740-12 onder 1 ten laste gelegde bedreigingen.
Haarlemmerstraat - Kennewegsteeg
(feit 2 op de dagvaarding met parketnummer 09-715740-12)
Vanuit de juwelierswinkel renden de drie daders over de Haarlemmerstraat naar de Kennewegsteeg. Twee van hen droegen grote, gevulde tassen. De andere dader had een vuurwapen in zijn hand. Hij had de capuchon van zijn jas op zijn hoofd. Aan de capuchon zat een wit met grijze bontrand. Het hof leidt uit het voorgaande en uit de verklaring van de verdachte in hoger beroep (zie hierna) af dat dit [medeverdachte 1] is geweest. Tijdens het wegrennen op de Haarlemmerstraat richtte [medeverdachte 1] zijn wapen op
[betrokkene 6]. De drie daders zijn allen de Kennewegsteeg ingegaan. Vanuit die steeg richtte [medeverdachte 1] zijn wapen vervolgens ook nog op [betrokkene 7].3.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat, toen zij de juwelierswinkel verlieten, [medeverdachte 1] de man met het wapen was. Op de vraag of van tevoren tussen de daders was afgesproken dat [medeverdachte 1] mensen zou bedreigen met het vuurwapen, heeft de verdachte verklaard dat zij ervan uit gingen dat mensen zouden schrikken en dat het de bedoeling was dat mensen hen met rust zouden laten als hen het wapen zou worden getoond.4.
Het hof acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan de op de dagvaarding met parketnummer 09-715740-12 onder 2 ten laste gelegde bedreigingen.
Apothekersdijk: schot [aangever]
(feit 1 op de dagvaarding met parketnummer 09-753041-12)
Via de Kennewegsteeg kwamen de daders terecht op de Apothekersdijk. [aangever] is achter hen aangegaan en heeft, vanaf het moment dat hij in de Kennewegsteeg liep, een filmopname gemaakt met zijn mobiele telefoon. Op het moment dat [aangever] op de Apothekersdijk aankwam, stonden de drie daders bij elkaar aan de waterkant, achter een geparkeerde auto. [aangever] zag en hoorde dat één van de daders in zijn richting schoot. [aangever] heeft het vuurwapen gezien. Hij keek recht in de loop. De daders renden na het schot weg langs het water, met de tassen in hun handen, in de richting van de Stille Rijn.5.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij de persoon is geweest die het hierboven bedoelde schot heeft gelost.6.
Verweer
De raadsvrouw van de verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep van 14 januari 2015 – conform de door haar overgelegde pleitaantekeningen – op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de op de dagvaarding met parketnummer 09-753041-12 onder 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag van [aangever]. Daartoe heeft zij kort gezegd aangevoerd dat de verdachte niet gericht op [aangever] heeft geschoten, maar slechts een waarschuwingsschot heeft gelost. Dit wordt volgens de raadsvrouw bevestigd door het door het Nederlands Forensisch Instituut verrichte onderzoek naar de schotbaan. Volgens de raadsvrouw is de kans dat [aangever] door de kogel zou worden geraakt verwaarloosbaar klein geweest. Zij concludeert dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad op de dood van [aangever].
Ook voert de raadsvrouw aan dat de verklaring van [aangever] onbetrouwbaar is, dit omdat hij heeft aangegeven dat er drie keer geschoten is terwijl er maar één huls is gevonden, alsmede vanwege de uitlating van [aangever] “ik ga je neuken”, hetgeen volgens de raadsvrouw duidt op onterechte beschuldigingen richting de verdachte.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
De verdachte heeft verklaard dat hij in de richting van [aangever] heeft geschoten.7.[aangever] heeft verklaard dat hij, toen er op de Apothekersdijk in zijn richting werd geschoten, in de loop van het wapen keek.8.Uit het door het Nederlands Forensisch Instituut verrichte onderzoek naar de kogelbaan van de door de verdachte afgevuurde kogel blijkt dat, op het moment van het schot, de afstand tussen de schutter en de camera (van de mobiele telefoon van [aangever]) ongeveer 9,3 meter bedroeg en dat de kogel [aangever] op korte afstand heeft gepasseerd, op een hoogte van ongeveer 1,40 meter boven het wegdek.9.
Indien onder genoemde omstandigheden, waarbij nog moet worden opgemerkt dat [aangever] steeds in beweging was vóór en tijdens het schieten, vanaf de genoemde afstand en op de genoemde hoogte een kogel wordt afgevuurd in de richting van [aangever], bestaat de aanmerkelijke kans dat deze wordt geraakt en daardoor komt te overlijden. De verdachte moet zich van die kans bewust zijn geweest en heeft die kans, door te handelen zoals hij heeft gedaan, bewust aanvaard, althans op de koop toegenomen.
De verklaring van de verdachte dat het door hem geloste schot slechts een gericht waarschuwingsschot betrof, acht het hof, gelet op de hierboven beschreven omstandigheden waaronder het schot is gelost, hoogst onaannemelijk. De stelling van de verdachte dat hij een zeer goed schutter is en dat hij wist wat hij deed (en dat hij [aangever] dus niet zou raken) is naar het oordeel van het hof niet aannemelijk gemaakt. De verdachte heeft weliswaar verklaard dat hij in Marokko veel ervaring heeft opgedaan in het schieten met geweren, maar toen hem op de terechtzitting in hoger beroep werd gevraagd of hij ook eerder heeft geschoten met een vuistvuurwapen soortgelijk aan het wapen dat hij op 11 januari 2012 op de Apothekersdijk te Leiden hanteerde – een ander soort wapen dan een geweer -, beriep hij zich op zijn zwijgrecht.
Op basis van het vorenstaande stelt het hof vast dat de verdachte opzet, in voorwaardelijke zin, heeft gehad op de dood van [aangever].
Anders dan de raadsvrouw acht het hof de verklaring van [aangever] betrouwbaar. Het hof ziet geen enkele aanleiding aan de betrouwbaarheid van [aangever] te twijfelen. Zijn verklaring over het schietincident vindt steun in de overige bewijsmiddelen. De omstandigheid dat aangever in alle hectiek meent drie keer te zijn beschoten maakt zulks niet anders terwijl het aantreffen van één huls nog niet betekent dat er slechts eenmaal is geschoten. Ook uit voornoemde door [aangever] gedane uitlating leidt het hof niet af dat dit moet duiden op het afleggen onterechte beschuldigingen.
De verweren worden verworpen.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich, als medepleger, schuldig heeft gemaakt aan de op de dagvaarding met parketnummer 09-753041-12 onder 1 ten laste gelegde poging tot doodslag van [aangever].
Apothekersdijk: schot [betrokkene 1] en [betrokkene 2]
(feiten 2 en 3 op de dagvaarding met parketnummer
09-753041-12)
Toen de daders wegrenden vanachter de geparkeerde auto op de Apothekersdijk, is [aangever] opnieuw achter de daders aangerend. Op dat moment reed er een politieauto langs [aangever]. [betrokkene 1] was de bestuurder van deze auto en naast hem op de passagiersstoel zat zijn collega
[betrokkene 2]. De politieauto stopte naast de twee daders die achteraan liepen. [aangever] zag en hoorde dat er werd geschoten in de richting van de politieauto. De twee daders stonden op dat moment heel dicht bij elkaar.10.
Bij onderzoek aan de politieauto bleek dat het rechter voorportierraam was verbrijzeld. Ter hoogte van de linker raamstijl werd een beschadiging aangetroffen. In het glas van de voorruit werd een beschadiging, een ricochet van een projectiel, aangetroffen. Deze schade was van binnenuit ontstaan. In de linker raamstijl aan de binnenzijde van het voertuig werden manteldelen van een projectiel aangetroffen. Deze manteldelen zijn vermoedelijk verschoten met een revolver. Het verschoten projectiel had zich verplaatst van rechts naar links door de bovenzijde van het voorste gedeelte van het voertuigcompartiment. Daar bevinden zich de zitplaatsen van de bestuurder en de bijrijder.11.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en hij, na het schieten vanachter de geparkeerde auto, met z’n drieën zijn weggerend. [medeverdachte 2] liep voorop. De verdachte en [medeverdachte 1] liepen achteraan. Op een gegeven moment zag de verdachte [medeverdachte 2] niet meer. Hij is toen verder gerend met [medeverdachte 1].
Ook heeft de verdachte verklaard dat hij gemerkt had dat [medeverdachte 1] die achter hem liep door [aangever] is vastgepakt en is gevallen en dat hij, de verdachte, is teruggelopen en [medeverdachte 1] overeind heeft geholpen waarna zij samen verder zijn weggerend. Op een gegeven moment hoorde de verdachte een auto naast hen stoppen. De verdachte hoorde toen een schot en zag dat de auto, een politieauto, was geraakt. [medeverdachte 1] is degene die heeft geschoten op de politieauto.12.
Het hof gaat ervan uit dat [medeverdachte 1] inderdaad de persoon is geweest die een kogel heeft afgevuurd in de richting van de politieauto. [medeverdachte 1] had een revolver bij zich en de in de beschoten politieauto aangetroffen manteldelen zijn vermoedelijk met een revolver geschoten. Het door de verdachte gehanteerde wapen betreft een pistool, geen revolver.13.
Verweer
De raadsvrouw van de verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep van 14 januari 2015 – conform de door haar overgelegde pleitaantekeningen – op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de op de dagvaarding met parketnummer 09-753041-12 onder 2 en 3 ten laste gelegde pogingen tot doodslag van [betrokkene 1] en [betrokkene 2]. Daartoe heeft zij kort gezegd aangevoerd dat de verdachte niet als medepleger kan worden aangemerkt. De verdachte heeft geen uitvoeringshandeling verricht en heeft op geen enkele wijze een bijdrage geleverd aan het door [medeverdachte 1] geloste schot op de politieauto. De verdachte werd er door overvallen, omdat het schot geen onderdeel was van hun vluchtplan. Er was juist afgesproken dat niet zou worden geschoten. De raadsvrouw concludeert dat de verdachte geen opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad op het delict gepleegd door [medeverdachte 1] en evenmin op het medeplegen van dat delict.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Naar het oordeel van het hof is niet alleen de overval in de juwelierszaak een gezamenlijk handelen van de drie daders geweest, maar dat geldt ook voor de aftocht daarna, teneinde zichzelf en de buit van de overval in veiligheid te brengen. Dit is immers het noodzakelijk sluitstuk van de gepleegde overval en valt daarvan niet los te koppelen. Dit betekent ook dat hetgeen de daders na de overval in elkaars gezelschap hebben gedaan, teneinde de vrije aftocht mogelijk te maken, als een gezamenlijk handelen moet worden gezien waarbij in beginsel niet van belang is wie de betreffende handeling feitelijk heeft verricht. In zoverre is dan nog steeds sprake van een nauwe en bewuste samenwerking. Dit laatste is slechts anders ten aanzien van enig handelen van een mededader dat de andere mededader(s) niet kond(en) of hoefde(n) te verwachten.
Ten aanzien van de verdachte dient zich in dit verband de vraag aan of hij als medepleger strafrechtelijk aansprakelijk is voor de omstandigheid dat [medeverdachte 1] op de vlucht na de overval heeft geschoten op de twee ter plaatse gekomen politieagenten [betrokkene 1] en [betrokkene 2].
Het hof acht voor beantwoording van deze vraag niet van belang of de daders tevoren de afspraak hebben gemaakt dat geen gebruik van vuurwapens zou worden gemaakt tenzij dat noodzakelijk zou zijn en dan nog slechts als bedreiging of een waarschuwingsschot. Niet alleen staat een dergelijke afspraak niet vast (het hof neemt het bestaan van zo’n afspraak niet aan louter op de mededeling van de verdachte), maar ook als van het bestaan van zo’n afspraak zou worden uitgegaan, betekent dat nog niet dat overeenkomstig die afspraak wordt gehandeld.
Het hof acht wel van belang de omstandigheid dat de verdachte wist dat niet alleen hijzelf maar ook [medeverdachte 1] een vuurwapen bij zich had. [medeverdachte 1] heeft dit vuurwapen gehanteerd bij de overval in de juwelierszaak en dat wist en zag de verdachte. Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte in het licht hiervan er rekening mee moeten houden dat het vuurwapen, dat juist was meegenomen om de overval te doen slagen, door [medeverdachte 1] ook gebruikt zou kunnen worden bij het realiseren van een vrije aftocht na de overval. Deze vrije aftocht na de overval hebben de drie daders aanvankelijk gezamenlijk ingezet, doch na het schieten op [aangever], nota bene door de verdachte zelf met een wapen dat hij bij zich had, zijn de verdachte en [medeverdachte 1] gezamenlijk verder gevlucht (en [medeverdachte 2] in een andere richting), totdat zij plotseling geconfronteerd werden met de politieauto waarin de agenten [betrokkene 1] en [betrokkene 2] zaten. [medeverdachte 1], die volgens [aangever] heel dicht bij de verdachte stond, heeft toen gericht op de agenten in de auto geschoten. Dit wegvluchten is een gezamenlijk handelen geweest en niet een situatie van “toevallig allebei dezelfde kant op wegrennen”. In dit verband wijst het hof erop dat, zoals hierboven overwogen, de verdachte zelf heeft verklaard dat hij bij het wegrennen merkte dat [medeverdachte 1], die achter hem liep, was gevallen en dat hij teruggelopen is om hem weer op de been te helpen, waarna zij samen verder zijn gerend.
Naar het oordeel van het hof is onder de geschetste omstandigheden het gezamenlijk wegvluchten van de daders, noodzakelijk geworden door de daaraan voorafgaande gezamenlijke overval, een zodanig voortzetten van een gezamenlijk optreden geweest en derhalve van een dusdanig nauwe en bewuste samenwerking, dat het handelen van [medeverdachte 1] (het schieten op de beide politieagenten), welk handelen de verdachte had kunnen verwachten, ook aan de verdachte als medepleger is toe te rekenen. Het hof verwerpt het verweer.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich, als medepleger, schuldig heeft gemaakt aan de op de dagvaarding met parketnummer 09-753041-12 onder 2 en 3 ten laste gelegde pogingen tot doodslag van [betrokkene 1] en [betrokkene 2].
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het op de dagvaarding met parketnummer
09-753041-12 onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde en het op de dagvaarding met parketnummer 09-715740-12 onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Dagvaarding met parketnummer 09-753041-12: 1 primair.
hij op 11 januari 2012 te Leiden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [aangever] van het leven te beroven met dat opzet met een vuurwapen een kogel heeft afgevuurd in de richting van die [aangever], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
welke vorenomschreven poging tot doodslag werd voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten een diefstal met geweld en welke poging tot doodslag werd gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
2.
hij op 11 januari 2012 te Leiden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [betrokkene 1] van het leven te beroven met dat opzet met een vuurwapen een kogel heeft afgevuurd in de richting van die [betrokkene 1], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
welke vorenomschreven poging tot doodslag werd voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten een diefstal met geweld en welke poging tot doodslag werd gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer straffeloosheid en het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
3.
hij op 11 januari 2012 te Leiden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [betrokkene 2] van het leven te beroven met dat opzet met een vuurwapen een kogel heeft afgevuurd in de richting van die [betrokkene 2], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
welke vorenomschreven poging tot doodslag werd voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten een diefstal met geweld en welke poging tot doodslag werd gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer straffeloosheid en het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
4.
hij op 11 januari 2012 te Leiden tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een grote hoeveelheid sieraden toebehorende aan [aangever] en/of juwelier [naam winkel], welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [aangever] en klanten van die juwelier ([betrokkene 3] en [betrokkene 5] en [betrokkene 4]), gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het inslaan van de aanwezige vitrines met een hamer en het richten van een vuurwapen op die
[aangever] en klanten van die juwelier ([betrokkene 3] en [betrokkene 5] en [betrokkene 4]);
Dagvaarding met parketnummer 09-715740-12: 1.
hij op 11 januari 2012 te Leiden, tezamen en in vereniging met anderen, [betrokkene 3] en [betrokkene 5] en [betrokkene 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft een van zijn mededaders opzettelijk dreigend een vuurwapen aan die [betrokkene 3] en [betrokkene 5] en [betrokkene 4] getoond en/of in de richting van die [betrokkene 3] en [betrokkene 5] en [betrokkene 4] gehouden;
2.
hij op 11 januari 2012 te Leiden, tezamen en in vereniging met anderen, [betrokkene 6] en [betrokkene 7] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft een van zijn mededaders opzettelijk dreigend een vuurwapen een in de richting van die [betrokkene 6] en/ [betrokkene 7] gehouden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de hierboven genoemde bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het op de dagvaarding met parketnummer 09-753041-12 onder 1 primair, 2 en 3 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van poging tot doodslag, voorafgegaan van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemer aan dat feit straffeloosheid en het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren, meermalen gepleegd.
Het op de dagvaarding met parketnummer 09-753041-12 onder 4 en op de dagvaarding met parketnummer 09-715740-12 onder 1 bewezen verklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van
diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht,
meermalen gepleegd.
Het op de dagvaarding met parketnummer 09-715740-12 onder 2 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht,
meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het op de dagvaarding met parketnummer
09-753041-12 onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde, alsmede ter zake van het op de dagvaarding met parketnummer 09-715740-12 onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaren, met aftrek van voorarrest.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een aantal zeer ernstige strafbare feiten. Hij heeft samen met twee anderen een gewapende overval gepleegd op een juwelier. Daarbij is veel en grof geweld toegepast. Eén van de mededaders heeft een vuurwapen op de in de winkel aanwezige klanten gericht en heeft vervolgens de eigenaar van de winkel onder schot gehouden, zodat de verdachte de vitrines met een hamer kon inslaan en deze vervolgens samen met de andere mededader kon leeghalen. Zij hebben een grote hoeveelheid sieraden in tassen gestopt en zijn vervolgens gezamenlijk vertrokken. Tijdens de vlucht hebben de daders alles in het werk gesteld om een vrije aftocht mogelijk te maken. Omstanders op straat zijn bedreigd met een vuurwapen, de juwelier die de daders achtervolgde is beschoten, en ook twee ter plaatse gekomen politieagenten zijn beschoten. Dat zij niet zijn geraakt, is geenszins aan de verdachte te danken.
Door aldus te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht en de lichamelijke integriteit van anderen en heeft hij een groot aantal mensen zeer veel angst aangejaagd. Het gedrag van de verdachte veroorzaakt tevens gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij, temeer nu het heeft plaatsgevonden in een winkelstraat, op klaarlichte dag. De verdachte heeft kennelijk puur uit eigen financieel gewin gehandeld en heeft de mogelijk ernstige gevolgen voor lief genomen. Het hof rekent dit de verdachte ernstig aan.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 30 december 2014, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van gewelddadige vermogensdelicten en andersoortige strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof is – alles overwegende, mede in aanmerking genomen de relatief jeugdige leeftijd van de verdachte ten tijde van het plegen van de feiten en het feit dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is – van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren een passende sanctie zou zijn geweest. Het hof neemt echter in aanmerking dat de behandeling van de zaak niet heeft plaatsgevonden binnen de redelijke termijn in de zin van artikel 6, eerste lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Immers, het dossier is niet binnen 6 maanden na het instellen van het hoger beroep ter griffie bij het hof binnengekomen. Voorts is de redelijke termijn van de berechting in hoger beroep overschreden, nu het eindarrest niet binnen 16 maanden na het instellen van appel is gewezen. Aan deze laatste overschrijding zal het hof geen gevolgen verbinden, gelet op de geringe mate van overschrijding en het feit dat de overschrijding mede het gevolg is van nader verricht en complex onderzoek, op verzoek van de verdediging.
Aan de overschrijding van de inzendtermijn zal het hof wel gevolgen verbinden: op de overwogen gevangenisstraf zal 4 maanden in mindering worden gebracht, zodat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van
9 jaren en 8 maanden resteert.
Vordering tot schadevergoeding [aangever]
In het onderhavige strafproces heeft [aangever] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte op de dagvaarding met parketnummer 09-753041-12 onder 1 en 4 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 2.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente. In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag 2.000,00.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder op de dagvaarding met parketnummer 09-753041-12 onder 1 primair en onder
4 bewezen verklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot het gevorderde bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening. Gelet op het feit dat in de zaak tegen de medeverdachte [medeverdachte 2] deze vordering tot een bedrag van € 1.500,00 wordt toegewezen, zal hoofdelijkheid tot dat bedrag worden beperkt.
Het vorenstaande brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[aangever]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 2.000,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de – tot aan € 1.500,00 hoofdelijke – verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [aangever].
Vordering tot schadevergoeding [betrokkene 5]
In het onderhavige strafproces heeft [betrokkene 5] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte op de dagvaarding met parketnummer 09-753041-12 onder 4 en het op de dagvaarding met parketnummer 09-715740 onder 1 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 1.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente. Deze vordering is in hoger beroep gehandhaafd, zodat deze in hoger beroep opnieuw in zijn geheel aan de orde is.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het op de dagvaarding met parketnummer 09-753041-12 onder 4 en op de dagvaarding met parketnummer 09-715740-12 onder 1 bewezen verklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor hoofdelijke toewijzing tot een bedrag van
€ 1.000,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Het vorenstaande brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[betrokkene 5]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 1.000,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [betrokkene 5].
Vordering tot schadevergoeding [betrokkene 4]
In het onderhavige strafproces heeft [betrokkene 4] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte op de dagvaarding met parketnummer 09-753041-12 onder 4 en op de dagvaarding met parketnummer 09-715740-12 onder 1 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 1.300,00, vermeerderd met de wettelijke rente. Deze vordering is in hoger beroep gehandhaafd, zodat deze in hoger beroep opnieuw in zijn geheel aan de orde is.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het op de dagvaarding met parketnummer 09-753041-12 onder 4 en op de dagvaarding met parketnummer 09-715740-12 onder 1 bewezen verklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor hoofdelijke toewijzing tot een bedrag van
€ 1.000,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Het vorenstaande brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[betrokkene 4]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 1.000,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer
[betrokkene 4].
Vordering tot schadevergoeding [betrokkene 3]
In het onderhavige strafproces heeft [betrokkene 3] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte op de dagvaarding met parketnummer 09-753041-12 onder 4 en op de dagvaarding met parketnummer 09-715740-12 onder 1 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 1.286,72, vermeerderd met de wettelijke rente. Deze vordering is in hoger beroep gehandhaafd, zodat deze in hoger beroep opnieuw in zijn geheel aan de orde is.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 36,72 materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het op de dagvaarding met parketnummer 09-753041-12 onder 4 en op de dagvaarding met parketnummer 09-715740-12 onder 1 bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag hoofdelijk worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof is voorts van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het op de dagvaarding met parketnummer 09-753041-12 onder 4 en op de dagvaarding met parketnummer 09-715740-12 onder 1 bewezen verklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor hoofdelijke toewijzing tot een bedrag van
€ 1.000,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Het vorenstaande brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[betrokkene 3]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 1.036,72 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [betrokkene 3].
Vordering tot schadevergoeding [betrokkene 1]
In het onderhavige strafproces heeft [betrokkene 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte op de dagvaarding met parketnummer 09-753041-12 onder 2 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 2.300,00, vermeerderd met de wettelijke rente. Deze vordering is in hoger beroep gehandhaafd, zodat deze in hoger beroep opnieuw in zijn geheel aan de orde is.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het op de dagvaarding met parketnummer 09-753041-12 onder 2 bewezen verklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 2.000,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Het vorenstaande brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[betrokkene 1]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 2.000,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer
[betrokkene 1].
Vordering tot schadevergoeding [betrokkene 2]
In het onderhavige strafproces heeft [betrokkene 2] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte op de dagvaarding met parketnummer 09-753041-12 onder 3 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 2.300,00, vermeerderd met de wettelijke rente. Deze vordering is in hoger beroep gehandhaafd, zodat deze in hoger beroep opnieuw in zijn geheel aan de orde is.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het op de dagvaarding met parketnummer 09-753041-12 onder 3 bewezen verklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 2.000,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Het vorenstaande brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[betrokkene 2]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 2.000,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer
[betrokkene 2].
Vordering tot schadevergoeding Politie Hollands Midden
In het onderhavige strafproces heeft [gemachtigde] zich namens Politie Hollands Midden als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte op de dagvaarding met parketnummer 09-753041-12 onder 2 en
3 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 859,29, vermeerderd met de wettelijke rente. Deze vordering is in hoger beroep gehandhaafd, zodat deze in hoger beroep opnieuw in zijn geheel aan de orde is.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het op de dagvaarding met parketnummer 09-753041-12 onder 2 en
3 bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer Politie Hollands Midden
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 859,29 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer Politie Hollands Midden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het op de dagvaarding met parketnummer
09-753041-12 onder 1 primair, 2, 3 en 4 en het op de dagvaarding met parketnummer 09-715740-12 onder 1 en
2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het op de dagvaarding met parketnummer
09-753041-12 onder 1 primair, 2, 3 en 4 en het op de dagvaarding met parketnummer 09-715740-12 onder 1 en
2 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) jaren en 8 (acht) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [aangever]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever] ter zake van het op de dagvaarding met parketnummer 09-753041-12 onder 1 primair en 4 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 2.000,00 (tweeduizend euro) ter zake van immateriële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, tot een bedrag van € 1.500,00 (vijftienhonderd euro) hoofdelijk hiervoor aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 11 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangever], een bedrag te betalen van € 2.000,00 (tweeduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 30 (dertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 11 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 5]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 5] ter zake van het op de dagvaarding met parketnummer 09-753041-12 onder 4 en
op de dagvaarding met parketnummer 09-715740-12 onder
1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 1.000,00 (duizend euro) ter zake van immateriële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 11 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [betrokkene 5], een bedrag te betalen van € 1.000,00 (duizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 (twintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 11 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 4]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 4] ter zake van het op de dagvaarding met parketnummer 09-753041-12 onder 4 en
op de dagvaarding met parketnummer 09-715740-12 onder
1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 1.000,00 (duizend euro) ter zake van immateriële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 11 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [betrokkene 4], een bedrag te betalen van € 1.000,00 (duizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 (twintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 11 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 3] ter zake van het op de dagvaarding met parketnummer 09-753041-12 onder 4 en
op de dagvaarding met parketnummer 09-715740-12 onder
1. bewezen verklaarde tot het bedrag van € 1.036,72 (duizend zesendertig euro en tweeënzeventig cent) bestaande uit € 36,72 (zesendertig euro en tweeënzeventig cent) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële en immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 11 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [betrokkene 3], een bedrag te betalen van € 1.036,72 (duizend zesendertig euro en tweeënzeventig cent) bestaande uit € 36,72 (zesendertig euro en tweeënzeventig cent) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenismet dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële en immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 11 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 1] ter zake van het op de dagvaarding met parketnummer 09-753041-12 onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 2.000,00 (tweeduizend euro) ter zake van immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 11 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [betrokkene 1], een bedrag te betalen van € 2.000,00 (tweeduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 30 (dertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 11 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 2] ter zake van het op de dagvaarding met parketnummer 09-753041-12 onder 3 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 2.000,00 (tweeduizend euro) ter zake van immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 11 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [betrokkene 2], een bedrag te betalen van € 2.000,00 (tweeduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 30 (dertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 11 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij Politie Hollands Midden
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij Politie Hollands Midden (gemachtigde
[gemachtigde]) ter zake van het op de dagvaarding met parketnummer 09-753041-12 onder 2 en 3 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 859,29 (achthonderdnegenenvijftig euro en negenentwintig cent) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 11 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd Politie Hollands Midden t.a.v. [gemachtigde], een bedrag te betalen van
€ 859,29 (achthonderdnegenenvijftig euro en negenentwintig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 17 (zeventien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 11 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door mr. L.F. Gerretsen-Visser,
mr. W.P.C.M. Bruinsma en mr. I.P.A. van Engelen, in bijzijn van de griffier mr. N. van der Velden.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 28 januari 2015.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 28‑01‑2015
De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting in hoger beroep van 14 januari 2015.
Een proces-verbaal van aangifte [betrokkene 6] d.d.17 januari 2012 van de politie Hollands Midden met nr. PL1620 2012009238-1 (blz. 55-56 van het zaaksdossier, deel 1); een proces-verbaal van de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken bij het gerechtshof Den Haag, van 20 mei 2014, inhoudende de verklaring van de getuige [betrokkene 6]; een proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 7] d.d. 13 januari 2012 van de Politie Hollands Midden (blz. 522-523 van het zaaksdossier, deel 2); een proces-verbaal van aangifte d.d. 17 januari 2012 van de politie Hollands Midden met nr. PL1620 2012009227-1 (blz. 61-62 van het zaaksdossier, deel 1); een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 13 januari 2012 van de politie Hollands Midden (blz. 421 e.v. van het zaaksdossier, deel 2), een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 12 januari 2012 van de politie Hollands Midden met nr. 2012005991 (blz. 444 e.v. van het zaaksdossier, deel 2).
De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting in hoger beroep van 14 januari 2015.
Een proces-verbaal van aangifte [aangever] d.d. 11 januari 2012 van de politie Hollands Midden met nr. PL1640 2012005991-1 (blz. 31 e.v. van het zaaksdossier, deel 1); een proces-verbaal van de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken bij het gerechtshof Den Haag, van 20 mei 2014, inhoudende de verklaring van de getuige [aangever]; een proces-verbaal “Beelden GSM Aangever” d.d. 14 januari 2012 van de politie Hollands Midden (blz. 117-119 van het zaaksdossier, deel 1); een proces-verbaal “Bevindingen: beelden gsm juwelier” d.d. 26 januari 2012 van de politie Hollands Midden (blz. 390 e.v. van het algemeen dossier, ambtshandelingendossier, deel 2).
De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting in hoger beroep van 5 maart 2014 en de verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting in hoger beroep van 14 januari 2015.
Verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting in hoger beroep van 5 maart 2014.
Een proces-verbaal van de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken bij het gerechtshof Den Haag, van 20 mei 2014, inhoudende de verklaring van de getuige [aangever].
Een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 17 oktober 2014, opgemaakt en ondertekend door ir. B. Hoogeboom; een geschrift, zijnde een brief van ir. B. Hoogeboom d.d. 9 januari 2015, gericht aan de advocaat-generaal mr. H.I. den Hartog.
Een proces-verbaal van aangifte [aangever] d.d. 11 januari 2012 van de politie Hollands Midden met nr. PL1640 2012005991-1 (blz. 31 e.v. van het zaaksdossier, deel 1); een proces-verbaal van aangifte [betrokkene 2] d.d. 11 januari 2012 van de politie Hollands Midden met nr. PL1644 2012006017-1 (blz. 40 e.v. van het zaaksdossier, deel 1); een proces-verbaal van aangifte [betrokkene 1] d.d. 11 januari 2012 van de politie Hollands Midden met nr. PL1640 2012006065-1 (blz. 46 e.v. van het zaaksdossier, deel 1);
Een proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 27 januari 2012 van de politie Hollands Midden met nr. PL1609 2012005991-87 (blz. 254-256 van het forensisch dossier); een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 13 april 2012, voorzien van het opschrift “Wapen- en munitieonderzoek naar aanleiding van een schietincident in Leiden op 11 januari 2012”, opgemaakt en ondertekend door P. Pieper (blz. 396 van het forensisch dossier).
De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting in hoger beroep van 14 januari 2015.
Een proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 30 januari 2012 van de politie Hollands Midden met nr. PL1609 2012005991-116 (blz. 190-191 van het forensisch dossier); de verklaring van de verdachte dat hij het door hem gebruikte vuurwapen nadien heeft verstopt in de bijouteriewinkel SIX, afgelegd op de terechtzitting in hoger beroep van 14 januari 2015.