Proceskostenveroordeling en toegang tot de rechter in IE-zaken
Einde inhoudsopgave
Proceskostenveroordeling en toegang tot de rechter in IE-zaken (BPP nr. XIX) 2017/122:122 Voorlopige analyse van de implementatie, uitleg en toepassing van art. 1019h Rv in het licht van EU-recht
Proceskostenveroordeling en toegang tot de rechter in IE-zaken (BPP nr. XIX) 2017/122
122 Voorlopige analyse van de implementatie, uitleg en toepassing van art. 1019h Rv in het licht van EU-recht
Documentgegevens:
C.J.S. Vrendenbarg, datum 15-12-2017
- Datum
15-12-2017
- Auteur
C.J.S. Vrendenbarg
- JCDI
JCDI:ADS582621:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In dit hoofdstuk is gebleken dat de rechtsontwikkeling op het gebied van proceskostenveroordeling op grond van art. 1019h Rv een grillig verloop kent. Tot zeker 1 april 2017 werden proceskosten regelmatig volledig toegewezen. Kwesties die onder het forfaitaire kostenstelsel niet van (groot) belang waren voor de proceskostenbeslissing, kunnen daarvoor onder het regime van art 1019h Rv bepalend zijn. De grondslag waarop de vordering wordt toegewezen, de grondslag waarop het ‘gelijk’ wordt vastgesteld, de complexiteit van de procedure, de deugdelijkheid van de (onderbouwing van de) vordering en het verweer van de wederpartij. Voorts zijn – anders dan voorheen – ook relevant de werkelijke kosten, gevormd door de aan de zaak besteedde uren, de uurtarieven, het aantal betrokken advocaten en eventuele prijsafspraken met de eigen advocaat. Vele factoren zijn kortom bepalend geworden voor de proceskostenbeslissing in IE-zaken, terwijl ten aanzien van elk van die factoren een veelheid aan rechtspraak bestaat.
Aan het begin van het hoofdstuk is gewezen op de in hoofdstuk 3 geïdentificeerde beginselen van legaliteit, evenredigheid, rechtszekerheid en gelijkheid der procespartijen waarmee de uitleg en toepassing van art. 1019h Rv in overeenstemming dient te zijn. Hoewel de proceskostenregel een wettelijke grondslag heeft, kan niet gezegd worden dat de uitwerking voldoet aan de kwaliteitsvereisten van duidelijkheid en voorspelbaarheid. Een belangrijke oorzaak is gelegen in het feit dat te weinig duidelijkheid bestaat over wat ‘redelijk en evenredig’ betekent. Het arrest United Video Properties/Telenet biedt aanknopingspunten, doch laat de invulling uiteindelijk over aan de nationale rechter. Teneinde een zekere mate van voorspelbaarheid van de proceskostenbeslissing te kunnen bieden zijn Indicatietarieven ontwikkeld, die dienen als handvat bij de beoordeling van de redelijkheid en evenredigheid van de kosten. In verband met de ruime en vaag geformuleerde afwijkingsmogelijkheden, de verschillende factoren aan de hand waarvan de rechter de complexiteit van de zaak kan bepalen en de onduidelijkheden rond de toepassing daarvan kan echter niet worden gesproken van een voldoende mate van voorzienbaarheid van de uitkomst van de proceskostenbeslissing van art. 1019h Rv. Of de Indicatietarieven van toepassing zijn en zo ja, welk tarief, kan niet redelijkerwijs worden voorspeld.
Daar komt bij dat de verschillende sets Indicatietarieven die tot 1 april 2017 golden afwijkingen richting de werkelijke proceskosten mogelijk maakten. De werkelijke kosten van de wederpartij zijn echter per definitie niet te voorzien. De ruime afwijkingsmogelijkheden boden weer wel ruimte om rekening te houden met de specifieke kenmerken van het geval – de aard en toerekenbaarheid van de inbreuk of de eventuele processuele of financiële ongelijkheid – zoals het evenredigheidsbeginsel vereist. Gebleken is echter dat dergelijke omstandigheden slechts in een enkel zeldzaam geval zijn meegewogen bij de proceskostenbeslissing. De vraag, of het stelsel in overeenstemming is met de beginselen van evenredigheid en gelijkheid der procespartijen, kan daarmee evenmin bevestigend worden beantwoord.
In de afgelopen jaren zijn de Indicatietarieven steeds strikter gehanteerd, en worden zwaardere eisen gesteld aan de onderbouwing van de vordering. In het licht van de rechtszekerheid kan dit als een positieve ontwikkeling worden beschouwd. Sinds 1 april 2017 gelden de Indicatietarieven als maximumtarieven, en kunnen factoren als aard en toerekenbaarheid van de inbreuk en de kapitaalkracht van partijen weer wel worden meegewogen bij de proceskostenbeslissing. Het zal afhangen van de mate waarin (toch) afwijkingen worden toegestaan of deze wijzigingen daadwerkelijk zullen bijdragen aan een meer EU-conforme situatie. Ten slotte is van belang dat nog altijd geen (Indicatie)tarieven gelden in octrooizaken.