Einde inhoudsopgave
RvdW 2020/384
Uit bewijsvoering kan niet volgen dat verdachte t.t.v. het feit ‘wist’ dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard (art. 9 lid 2 WVW 1994). De omstandigheid dat het besluit tot ongeldigverklaring per aangetekende brief is verzonden naar toenmalig adres verdachte en hij zijn rijbewijs kennelijk in 2012 had ingeleverd is daartoe niet voldoende. Evenmin kan dit worden afgeleid uit de tot het bewijs gebezigde verklaringen van de verdachte uit 2015, noch uit de overige omstandigheden die het hof in aanmerking heeft genomen.
HR 10-03-2020, ECLI:NL:HR:2020:393
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
10 maart 2020
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, Y. Buruma, A.E.M. Röttgering
- Zaaknummer
18/03696
- Conclusie
A-G mr. A.E. Harteveld
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Verkeersstrafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:393, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 10‑03‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:20, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 14‑01‑2020
Essentie
Uit bewijsvoering kan niet volgen dat verdachte t.t.v. het feit ‘wist’ dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard (art. 9 lid 2 WVW 1994). De omstandigheid dat het besluit tot ongeldigverklaring per aangetekende brief is verzonden naar toenmalig adres verdachte en hij zijn rijbewijs kennelijk in 2012 had ingeleverd is daartoe niet voldoende. Evenmin kan dit worden afgeleid uit de tot het bewijs gebezigde verklaringen van de verdachte uit 2015, noch uit de overige omstandigheden die het hof in aanmerking heeft genomen.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 18/03696
Datum 10 maart 2020 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.