NJ 1921, p. 595
Meineed. Eedsaflegging door een „Israëliet" met ongedekten hoofde. Godsdienstige gezindheid.
HR 23-05-1921, ECLI:NL:HR:1921:79, m.nt. Prof. Mr. B.M. Taverne
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
23 mei 1921
- Magistraten
Voorzitter: Jhr. Mr. W. H. de Savornin Lohman. Raden: Mrs. H. Hesse, H. M. A. Savelberg, Jhr. P. L. van Meeuwen, en B. Ort.
- Zaaknummer
[23051921/NJ_1921,_p._595]
- Conclusie
Mr. Tak
- Noot
Prof. Mr. B.M. Taverne
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS148920:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1921:79, Uitspraak, Hoge Raad, 23‑05‑1921
- Wetingang
(Sr art. 207.)
Essentie
Meineed. Eedsaflegging door een „Israëliet" met ongedekten hoofde. Godsdienstige gezindheid.
Samenvatting
Het Hof heeft ten onrechte aangenomen, dat een getuige omtrent de wijze van eedsaflegging niet gebonden zou zijn door den ritus van zijn kerkgenootschap en dat de getuige vrij is om zich al of niet op dien ritus te beroepen, met dat gevolg, dat, indien hij dat niet doet, hij met de gewone wijze van eedsaflegging kan volstaan.
De rechter, te wiens overstaan een getuige zijn verklaring moet afleggen, zal geheel zelfstandig hebben te beoordeelen of volgens het kerkgenootschap van dien getuige een van de in art. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.