Intrekkingswet Beleggingswet
Artikel 3
Geldend
Geldend vanaf 01-01-1995
- Bronpublicatie:
15-12-1994, Stb. 1994, 916 (uitgifte: 01-01-1994, kamerstukken: Staten-Generaal Digitaal: 23775 Overheid.nl: 23775)
- Inwerkingtreding
01-01-1995
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-12-1994, Stb. 1994, 917 (uitgifte: 01-01-1994, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid algemeen / Bijzondere onderwerpen
1.
De belegging van de gelden en het te gelde maken van de beleggingen van het Invaliditeits- en Ouderdomsfonds, onderscheidenlijk het Ouderdomsfonds B geschieden uitsluitend in het belang van het fonds, en met inachtneming van algemeen aanvaarde bedrijfseconomische eisen op beleggingsgebied als rentabiliteit, liquiditeit, solvabiliteit, risicospreiding en de afstemming op de opbouw van de verplichtingen van het fonds.
2.
Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid stelt, in overeenstemming met Onze Minister van Financiën, nadere regels ten aanzien van de belegging van de gelden en het te gelde maken van de beleggingen van de in het eerste lid genoemde fondsen, voor zover dat nodig is in verband met de in het eerste lid genoemde eisen, alsmede ten aanzien van het toezicht op de beleggingen.