Hof Arnhem-Leeuwarden, 20-06-2019, nr. 200.247.314/01
ECLI:NL:GHARL:2019:5175
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
20-06-2019
- Zaaknummer
200.247.314/01
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2019:5175, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 20‑06‑2019; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
Uitspraak 20‑06‑2019
Inhoudsindicatie
Hof wijkt bij benoeming bewindvoerder en mentor af van de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende.
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.247.314/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 6676073 LT VERZ 18-779 en 6676072 LT VERZ 18-778)
beschikking van 20 juni 2019
inzake
[verzoekster] ,
wonende te [A] ,verzoekster in hoger beroep, verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. E. Jonker te Almere,
en
de besloten vennootschap
[verweerder] B.V.,
gevestigd te [A] ,
verweerder in hoger beroep, verder te noemen: [verweerder] of de bewindvoerder,
advocaat: mr. L.J.T. Hoksbergen te Zwolle,
en
[B1] en [B2],
handelend onder de naam [B],
gevestigd te [C] ,
verweerder in hoger beroep, verder te noemen: [B] of de mentor,
en
[betrokkene] ,
wonende te [D] ,
belanghebbende in hoger beroep, verder te noemen: de betrokkene of [betrokkene] .
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[de zus] ,
wonende [E] ,
(half)zus van de betrokkene, verder te noemen: de zus.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad) van 3 juli 2018, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.
2. Het geding in hoger beroep
2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift van de moeder met productie(s), ingekomen op 3 oktober 2019;
- het verweerschrift van de mentor met productie(s);
- het verweerschrift van de bewindvoerder met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Jonker van 16 november 2018 met productie(s);
- een brief van de mentor van 30 januari 2019 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Jonker van 17 mei 2019 met productie(s).
2.2
De betrokkene is op het verzoek van zijn huidige mentor en de bij het gezinshuis van [F] betrokken gedragsdeskundige mevrouw [G] , direct voorafgaand aan de zitting van 22 mei 2019, met instemming en buiten aanwezigheid van zijn moeder en de overige belanghebbenden, gehoord door een raadsheer-commissaris, in het bijzijn van de griffier en zijn persoonlijke begeleider mevrouw [H] .
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 22 mei 2019 plaatsgevonden. Verschenen zijn de moeder, bijgestaan door mr. Jonker, namens de bewindvoerder mevrouw [I] , bijgestaan door mr. Hoskbergen en namens [B] mevrouw [B1] .
3. De feiten
3.1
[betrokkene] is geboren [in] 2000. [betrokkene] functioneert op moeilijk lerend, licht verstandelijk beperkt niveau. De verzoekster is de moeder van [betrokkene] . De vader van [betrokkene] is [in] 2015 overleden.
3.2
[betrokkene] heeft sinds hij vijf jaar oud was onder toezicht gestaan van Bureau Jeugdzorg Flevoland, waarbij de uitvoering van de maatregel was opgedragen aan de (toen zogeheten) William Schrikker Groep Jeugdbescherming. Sinds 2009 is hij uit huis geplaatst geweest.
3.3.
Bij beschikking van 5 september 2013 heeft de rechtbank Midden-Nederland de ouders van [betrokkene] ontheven van het gezag over [betrokkene] en William Schrikker Groep Jeugdbescherming tot voogdes benoemd.
3.4
[betrokkene] is [in] 2018 meerderjarig geworden.
3.5
[betrokkene] woont sinds jaren in een gezinshuis van [F] op [D] . Sinds het overlijden van zijn vader heeft [betrokkene] regelmatig contact met de moeder. Na zijn meerderjarigheid is dit contact uitgebreid en sinds de zomer van 2018 logeert [betrokkene] om de week een weekend bij de moeder.
4. De omvang van het geschil
4.1
Bij de bestreden beschikking van 3 juli 2018 heeft de kantonrechter een bewind ingesteld over de goederen die (zullen) toebehoren aan [betrokkene] wegens zijn lichamelijke of geestelijke toestand en [verweerder] tot bewindvoerder benoemd. Tevens heeft de kantonrechter een mentorschap ingesteld over [betrokkene] en [B1] en [B2] , handelend onder de naam [B] , tot mentoren benoemd.
4.2
De moeder is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende het verzoek tot benoeming van een mentor en bewindvoerder af te wijzen, althans tot mentor en bewindvoerder te benoemen mevrouw [J] , wonende te [A] . Mevrouw [J] is een nicht en familie van de vader van [betrokkene] (hierna te noemen: [J] en/of mevrouw [J] ).
4.3
Mr. Jonker heeft tijdens de mondelinge behandeling het hoger beroep tegen het ingestelde bewind en het mentorschap ingetrokken. Hierop behoeft het hof daarom geen beslissing meer te geven. Het gaat in deze procedure bij het hof alleen over de persoon van de mentor en de bewindvoerder.
4.4
De bewindvoerder voert verweer. Zij verzoekt het beroep ongegrond te verklaren en de bestreden beschikking te bekrachtigen, zodat [verweerder] als bewindvoerder in functie blijft.
4.5
De mentor voert eveneens verweer. De mentor refereert zich aan het oordeel van het hof en heeft daarbij benadrukt zich nog steeds graag te willen inzetten voor de belangen van [betrokkene] en met hem aan een veilige en stabiele toekomst te willen werken.
5. De motivering van de beslissing
Inleidende overweging
5.1
Het hof overweegt allereerst dat de kritiek die namens de moeder is geuit op de processuele gang van zaken in eerste aanleg (waaronder het feit dat de moeder niet op de hoogte is gesteld van het verzoek tot het instellen van een bewind en een mentorschap en het gegeven dat zij niet door de kantonrechter is opgeroepen/gehoord voordat de beschikking werd gegeven) hier onbesproken kan en zal blijven, omdat de zaak in hoger beroep met betrekking tot de punten waartegen inhoudelijk is gegriefd opnieuw, in volle omvang, wordt beoordeeld. Het hoger beroep strekt in dit verband mede tot herstel van eventuele procedurele gebreken tijdens de procedure in eerste aanleg. De moeder heeft in dit verband in ieder geval in hoger beroep voldoende gelegenheid gehad haar standpunt naar voren te brengen en heeft van die gelegenheid ook gebruik gemaakt.
Ten aanzien van het verzoek
5.2
Het hof stelt voorop dat in hoger beroep de noodzaak voor het instellen van een bewind en een mentorschap ten behoeve van de betrokkene niet in geschil is. In geschil is enkel de persoon van de bewindvoerder en de mentor.
5.3
Op grond van artikel 1:435 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt de rechter bij de benoeming van de bewindvoerder de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten. Wanneer de betrokkene is gehuwd, een geregistreerd partnerschap is aangegaan of anderszins een levenspartner heeft, wordt op grond van het vierde lid van voornoemd artikel - tenzij het derde lid is toegepast bij voorkeur de echtgenoot, geregistreerd partner, dan wel een andere levensgezel tot bewindvoerder benoemd. Is het voorgaande niet van toepassing dan wordt bij voorkeur een van zijn ouders, kinderen, broers of zusters tot bewindvoerder benoemd. Een vergelijkbare regeling is in artikel 1:452 BW opgenomen voor de persoon van de mentor.
5.2
[betrokkene] heeft tijdens het gesprek met de raadsheer-commissaris op 22 mei 2019 te kennen gegeven dat hij wil dat [J] de taken van de mentor en de bewindvoerder op zich neemt. Hij heeft daarbij verklaard dat hij [J] van jongs af kent. Hij vertrouwt haar. Hij heeft [J] wel eens ontmoet gedurende zijn bezoeken bij de moeder thuis. Volgens [betrokkene] doet [J] de administratie van zijn moeder. Zij regelt alles voor haar en hij wil dat zij dat ook voor hem doet.
Verder heeft [betrokkene] , voor zover hier van belang, verklaard dat het goed met hem gaat. Hij woont nog op [D] , heeft het daar erg naar zijn zin en zegt dat het moeilijk zal zijn om daar weg te gaan. Voor de zomer zal hij verhuizen. [betrokkene] wil graag bij zijn moeder wonen. Dat wil hij omdat - zoals hij zegt - hij lang, vanaf dat hij klein was, niet bij de moeder heeft gewoond. Daardoor hebben hij en zijn moeder nog niet veel dingen samen kunnen doen. De moeder heeft geen auto en zij is niet bekend met de trein. En daarom is het volgens [betrokkene] lastig om samen leuke dingen te doen als hij niet bij haar komt wonen. Over zelfstandig wonen heeft hij niet nagedacht. [betrokkene] heeft geen contact met de huidige bewindvoerder en weet ook niet precies waar zij voor is. De mentor heeft hij een paar keer gezien. Hij communiceert meestal via WhatsApp met haar, maar weinig. Een echt gesprek over wonen hebben ze nog niet gevoerd. Dat vind hij lastig, maar er speelt niks tussen hen waardoor dat niet zou kunnen. Het contact is goed, aldus [betrokkene] .
5.3
De moeder is - kort gezegd - van mening dat het hof de uitdrukkelijke wens van [betrokkene] dient te volgen en alsnog [J] tot bewindvoerder en mentor dient te benoemen.
De moeder is niet in staat om deze taken zelf op zich te nemen, maar wenst het wel graag in de familie te houden. Volgens de moeder is het altijd lastiger om goed contact te krijgen en te houden met professionals, mensen die je niet kent, dan met je eigen familie. Daarbij komt - zoals de moeder stelt - dat [betrokkene] op dit moment alle contacten met de bewindvoerder, de mentor en andere instanties al met [J] overlegt. Alle berichten die hij krijgt, stuurt hij naar haar door. Dat is voor [betrokkene] vertrouwd. De moeder spreekt niet goed Nederlands. Daarom is [J] bij de moeder en [betrokkene] betrokken. Zij regelt alles en zij is ook bereid om dit voor [betrokkene] formeel voort te zetten. Ter zake zijn bereidverklaringen van [J] van 10 mei 2019 respectievelijk 17 mei 2019 overgelegd. Verder heeft de moeder gesteld dat het bewind en het mentorschap niet goed worden uitgevoerd. Niettemin heeft de moeder ter zitting van het hof te kennen gegeven geen klachten te hebben over de uitvoering van het bewind door de huidige bewindvoerder. Daarbij heeft zij de in het beroepschrift opgenomen inhoudelijke bezwaren tegen [verweerder] als bewindvoerder ingetrokken. Van groot belang in deze is voor de moeder dat tegen haar en [betrokkene] jaren lang is gezegd dat [betrokkene] als hij 18 jaar oud wordt bij zijn moeder kan gaan wonen. Het is voor de moeder en - zoals de moeder stelt - ook voor [betrokkene] een grote teleurstelling dat dit door het instellen van het mentorschap thans niet doorgaat.
5.4
Uit het verweerschrift van de mentor en uit hetgeen de mentor ter zitting heeft verklaard, blijkt dat de samenwerking, mede vanwege de houding van de moeder en [J] , nog niet makkelijk verloopt. De mentor heeft hierover verklaard dat het op dit moment lastig is om goed plannen te maken voor [betrokkene] en in gesprek te komen met de familieleden, omdat de moeder naar [J] verwijst en [J] naar de advocaat van de moeder. De mentor begrijpt dat de familie belangrijk is, maar benadrukt dat professioneel mentorschap en familie goed naast elkaar kunnen bestaan. In samenwerking kan ervoor worden gezorgd dat het goed gaat met [betrokkene] . De mentor wil van harte met de moeder en [betrokkene] en [J] werken aan een plan waarbij alle zorg rondom [betrokkene] overgeheveld wordt naar [A] , zodat hij dichter bij de moeder kan wonen en zijn familie vaak kan zien. Dit moet echter in het belang van [betrokkene] zorgvuldig en in goed overleg gebeuren temeer omdat [betrokkene] een kwetsbare jongen is die veel zorg nodig heeft. De mentor verwacht dat [betrokkene] in zijn verdere volwassen leven blijvende en intensieve begeleiding nodig zal hebben. Verhuizen naar [A] kan niet van de ene op de andere dag. Hierbij moet onder meer een passende woonplek voor [betrokkene] met 24-uurs begeleiding dichtbij de moeder worden gevonden en ook zal aanmelding bij een VSO school moeten geschieden. De mentor wil dit in samenwerking met [betrokkene] , het gezinshuis, de zorgaanbieder, de moeder en [J] realiseren.
5.5
[verweerder] wijst erop dat [betrokkene] in verband met het overlijden van zijn vader een erfenis heeft gekregen. Deze erfenis staat veilig op een spaarrekening. Over de wijze waarop het bewind wordt gevoerd zijn verder geen klachten. [betrokkene] wordt voorzien van zakgeld. [verweerder] is van mening dat gelet op de kwetsbare situatie van [betrokkene] het bewind door een professionele bewindvoerder moet worden uitgevoerd. Zij heeft zich ter zitting van het hof nogmaals bereid verklaard om het bewind, in het belang van [betrokkene] te blijven uitvoeren en eveneens om daarbij de samenwerking met de familie van [betrokkene] aan te gaan.
5.6
Hoewel [betrokkene] de uitdrukkelijke voorkeur voor de benoeming van [J] als mentor en bewindvoerder heeft uitgesproken, ziet het hof in het onderhavige geval gegronde redenen om die voorkeur niet te volgen. Het hof heeft de indruk dat [betrokkene] op dit punt zijn belangen en de gevolgen van een beslissing overeenkomstig zijn voorkeur onvoldoende kan overzien om aan die voorkeur doorslaggevende betekenis toe te kennen. Het hof concludeert uit de stukken en hetgeen ter zitting van het hof is besproken dat een benoeming van [J] tot bewindvoerder en mentor van [betrokkene] niet in zijn belang kan worden geacht, mede gelet op zijn complexe persoonlijke situatie. Er is niet gebleken dat [J] enige betrokkenheid heeft gehad in het leven van [betrokkene] tot zijn 18e verjaardag. Verder lijkt het erop dat [J] van plan is, zo blijkt ook uit de door de mentor overgelegde brieven van het gezinshuis, om als zij het mentoraat en bewind zou krijgen, [betrokkene] per direct naar de moeder in [A] toe te laten komen, zonder dat grondig naar zijn belangen is gekeken en zonder dat zij hierin overleg wil plegen met het gezinshuis waar [betrokkene] nu woont, de school en verdere betrokkenen om [betrokkene] heen die zich inzetten voor zijn welzijn. [J] en de moeder hebben geen enkele inzage gegeven in plannen, voor zover die er zijn, om [betrokkene] te helpen bij het vinden van een nieuwe school, een baan en een beschermde woonvoorziening.
Het hof betrekt bij zijn oordeel dat [betrokkene] een zeer kwetsbare jongen is, die veel begeleiding nodig heeft en -naar verwachting- de rest van zijn leven beschermd wonen nodig heeft. Daarbij is in het verleden -toen hij nog thuis woonde- geconstateerd dat hij in een isolement belandt als hij niet gestimuleerd wordt. Inmiddels gaat hij, aanvankelijk met veel begeleiding, naar school en geniet daar ook zichtbaar van. Van belang is dat die situatie niet wordt doorbroken door een verhuizing naar [A] die niet goed is voorbereid. Bovendien is het, gelet op de kwetsbare situatie van [betrokkene] , van groot belang dat de personen en instanties die bij [betrokkene] zijn betrokken goed met elkaar samenwerken. Van een bereidheid daartoe van de kant van [J] is, gelet op hetgeen de mentor hierover heeft aangevoerd, nog onvoldoende gebleken. Voor wat betreft het te voeren bewind neemt het hof bovendien in aanmerking dat het belang van [betrokkene] meebrengt dat de erfenis die hij in verband met het overlijden van zijn vader heeft ontvangen zorgvuldig wordt beheerd.
5.7
Dit alles leidt ertoe dat het in het belang van [betrokkene] is dat zijn financiële en immateriële belangen worden behartigd door een onafhankelijke en professionele bewindvoerder en een onafhankelijke en professionele mentor. Naar het oordeel van het hof heeft zowel de huidige mentor als de huidige bewindvoerder er voldoende blijk van gegeven in staat te zijn de financiële, respectievelijk immateriële belangen van [betrokkene] op onafhankelijke en professionele wijze te behartigen, zodat er ook in zoverre geen aanleiding is hun benoeming ongedaan te maken.
Daarbij geldt dat de moeder haar inhoudelijke bezwaren tegen [verweerder] als bewindvoerder heeft ingetrokken, terwijl zij verder niet erg duidelijk heeft gemaakt welke precies haar bezwaren tegen de huidige mentor zijn. Dat de samenwerking met de huidige mentor niet optimaal is geweest lijkt voornamelijk te zijn veroorzaakt door de teleurstelling van de moeder dat [betrokkene] niet op zijn 18e bij haar is komen wonen. Van bezwaren tegen de mentor zelf is niet gebleken.
6. De slotsom
6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, falen de grieven. Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, bekrachtigen.
7. De beslissing
Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter van rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 3 juli 2018, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. I.M. Dölle, mr. M.A.F. Holtvluwer-Veenstra en
mr. B.J. Voerman, en bijgestaan door mr. M. Marsnerova als griffier, en is op 20 juni 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.