Einde inhoudsopgave
Wetboek van Strafrecht
Artikel 106 [Bijkomende straffen misdrijven tegen de staat]
Geldend
Geldend vanaf 01-05-1984
- Redactionele toelichting
Tekstplaatsing met aanpassing van de spelling en nummering van de leden.
- Bronpublicatie:
23-03-1984, Stb. 1984, 92 (uitgifte: 01-01-1984, kamerstukken: 17524 )
- Inwerkingtreding
01-05-1984
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-04-1984, Stb. 1984, 129 (uitgifte: 01-01-1984, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Materieel strafrecht / Sancties
Bijzonder strafrecht / Militair strafrecht en strafprocesrecht
Materieel strafrecht / Algemeen
1.
Bij veroordeling wegens het in artikel 92 omschreven misdrijf, kan ontzetting van de in artikel 28, eerste lid, onder 1°–4°, vermelde rechten worden uitgesproken.
2.
Bij veroordeling wegens een der in de artikelen 93–103 omschreven misdrijven, kan ontzetting van de in artikel 28, eerste lid, onder 1°–3°, vermelde rechten worden uitgesproken.
3.
Bij veroordeling wegens het in artikel 105 omschreven misdrijf, kan de schuldige worden ontzet van de uitoefening van het beroep waarin hij het misdrijf begaan heeft en van de in artikel 28, eerste lid, onder 1°–4°, vermelde rechten, en kan openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak worden gelast.