HR 21 november 2006, ECLI:NL:HR:2006:AX:9177, NJ 2006/650.
HR, 30-06-2015, nr. 14/02148
ECLI:NL:HR:2015:1765
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
30-06-2015
- Zaaknummer
14/02148
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2015:1765, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 30‑06‑2015; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:973, Gevolgd
In cassatie op: ECLI:NL:GHDHA:2014:1259, Bekrachtiging/bevestiging
ECLI:NL:PHR:2015:973, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑05‑2015
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2015:1765, Gevolgd
- Vindplaatsen
Uitspraak 30‑06‑2015
Inhoudsindicatie
HR: art. 81.1 RO.
Partij(en)
30 juni 2015
Strafkamer
nr. 14/02148
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 11 april 2014, nummer 22/005433-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 juni 2015.
Conclusie 12‑05‑2015
Inhoudsindicatie
HR: art. 81.1 RO.
Nr. 14/02148 Zitting: 12 mei 2015 | Mr. Vegter Conclusie inzake: [verdachte] |
1. Het Gerechtshof Den Haag heeft bij arrest van 11 april 2014 de verdachte wegens 1., 2. telkens opleverende “Doodslag vergezeld van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit gemakkelijk te maken”, 3., 4. telkens opleverende “Poging tot doodslag, vergezeld van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit gemakkelijk te maken”, 5 subsidiair “Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen” en 6. “Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 21 jaar, met aftrek als bedoeld in artikel 27 Sr. Voorts zijn beslissingen genomen omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen als nader in het arrest omschreven, telkens met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
2. Deze zaak hangt samen met de zaak tegen [medeverdachte] (nummer 14/01961), in welke zaak ik vandaag eveneens concludeer.
3. Namens verdachte is beroep in cassatie ingesteld. Mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, heeft bij schriftuur één middel van cassatie voorgesteld.
4. Het middel behelst de klacht dat het Hof het beroep op noodweer, noodweerexces dan wel putatief noodweer(exces) ontoereikend gemotiveerd heeft verworpen.
5. De onderhavige zaak draait om een ‘ripdeal’ met een meervoudig dodelijke afloop. Het Hof heeft in zijn arrest de volgende feiten en omstandigheden vastgesteld:
“ Op 2 april 2011, op de parkeerplaats tussen de Havixhorst en de Broekhorst in Alphen aan den Rijn (hierna ook: de parkeerplaats), vindt vlak na middernacht een ontmoeting plaats tussen enerzijds de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] en anderzijds [betrokkene 1], [betrokkene 2], [betrokkene 3] en [betrokkene 4]. Deze ontmoeting zou gaan over de verkoop van drie kilo cocaïne, door de verdachte en zijn medeverdachte aan (een van) de genoemde vier anderen.
[betrokkene 2], [betrokkene 4], [betrokkene 3] en [betrokkene 1] arriveren in een Renault Laguna op de genoemde parkeerplaats. [betrokkene 2] parkeert deze auto achterwaarts - derhalve met de neus naar de straat gericht - in één van de parkeervakken. Vanaf de voorzijde van de Renault Laguna bezien, staan aan de linkerzijde een witte Hyundai bestelbus en rechts een witte Ford Fiësta en daarnaast een rode Fiat 500 geparkeerd. [betrokkene 2] en [betrokkene 4] stappen uit de Renault Laguna. [betrokkene 1] en [betrokkene 3] blijven in de auto zitten. Vervolgens arriveert de verdachte samen met [betrokkene 5], een kennis, in diens auto. Medeverdachte [medeverdachte] en zijn vriendin [betrokkene 6] arriveren in een Kia Ceed.
[betrokkene 5] rijdt weg nadat de verdachte uit de auto is gestapt. [medeverdachte] parkeert zijn auto in de directe omgeving van de afgesproken ontmoetingsplek en stapt ook uit. Hij heeft de tas met de cocaïne bij zich. De verdachte en [medeverdachte] lopen samen in de richting van [betrokkene 2] en [betrokkene 4] en vervolgens lopen zij alle vier naar de plek waar de Renault Laguna is geparkeerd. Op enig moment loopt [medeverdachte] terug naar zijn auto. De verdachte neemt plaats in de Renault Laguna. Op dat moment ligt de tas met cocaïne ook in die auto. Hoewel de verklaringen hieromtrent niet eensluidend zijn, is het duidelijk dat de verdachte zich op enig moment weer buiten de auto bevindt en dat tussen hem en [betrokkene 3] een worsteling plaatsvindt. Ook kan worden aangenomen dat de verdachte tijdens deze worsteling op de grond ligt en op enig moment een wapen in zijn handen heeft. [betrokkene 3] roept dan: "Hij heeft een pistool", stapt in de Renault Laguna en de auto wordt gestart. De tas met cocaïne ligt nog steeds in de auto. Terwijl de Renault Laguna uit het parkeervak wegrijdt en een bocht naar links maakt richting de Broekhorst, schiet de verdachte - die zich op dat moment links en op korte afstand van de bestuurders zijde van de Renault Laguna bevindt - meermalen in de richting van die Renault Laguna. Hierbij worden alle vier de inzittenden geraakt. [betrokkene 4] en [betrokkene 3] worden in het hoofd geraakt, [betrokkene 2] ter hoogte van de linkerborst, schouder en achterarm en [betrokkene 1] in de linkerschouder.
De Renault Laguna rijdt weg en verdachte rent vervolgens in de richting van de Kia Ceed. Hij stapt in de auto en zegt tegen [medeverdachte] en Van Berkel dat 'ze' hem hebben geript, dat hij is geslagen en dat de cocaïne is afgepakt. Ook zegt de verdachte dat hij 'hen' heeft geschoten. De verdachte en [medeverdachte] besluiten de Renault Laguna achterna te rijden om te proberen de cocaïne terug te krijgen . Ze rijden - met [medeverdachte] aan het stuur - daarbij met hoge snelheid en op korte afstand achter de Renault Laguna aan. Op enig moment gooit [betrokkene 1] de tas met cocaïne uit het raam van de auto. Hierop stopt [medeverdachte] de auto, de verdachte stapt uit, pakt de tas, stapt weer in en rijdt met [medeverdachte] en Van Berkel naar Rotterdam. De inzittenden van de Renault Laguna rijden naar het Bleuland Ziekenhuis in Gouda. Daar blijkt dat zowel [betrokkene 3] als [betrokkene 4] zijn overleden door orgaanschade aan de hersenstam ten gevolge van een doorschot in het hoofd.”
6. Volgens de steller van het middel zijn onder meer de volgende bewijsmiddelen van belang voor de beoordeling van de opgeworpen klachten:
“ 15. Een voor kopie conform gewaarmerkt proces-verbaal van verhoor van de politie Hollands Midden d.d. 4 april 2011 met nummer PL1633 2011048668, in de wettelijke vorm opgemaakt en ondertekend door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven - :
als de op 4 april 2011 afgelegde verklaring van [betrokkene 1] (p.80 ev):
We zijn naar de parkeerplaats gereden waar het schietincident heeft plaatsgevonden. Wij hebben daar geparkeerd tussen twee andere geparkeerde auto's, met de kont naar de muur. [betrokkene 2] en [betrokkene 4] liepen weg om hen te ontmoeten. [betrokkene 3] en ik bleven in de auto. Ik zag [betrokkene 4], [betrokkene 2] en de zwarte man, die later de schutter bleek (het hof begrijpt: de verdachte), aan komen lopen. [betrokkene 3] en de zwarte man begonnen tegen elkaar aan te duwen. De zwarte man viel om. [betrokkene 3] stapte direct in de auto en riep " hij heeft een pistool ". [betrokkene 2] startte de auto en reed linksom weg. Bij het binnenrijden van de stad werd besproken dat wij de mannen zouden beroven. Bij de eerste bocht naar links nadat [betrokkene 3] was ingestapt, viel [betrokkene 3] tegen mij aan. Ook zag ik dat [betrokkene 4] een gat had in zijn hoofd en dat er organen uit zijn hoofd kwamen. Ik ondersteunde het hoofd van [betrokkene 4] want dat wapperde. Op dat moment was [betrokkene 3] ook al geraakt. U vraagt mij op welk moment er volgens mij is geschoten. Dat was meteen na het opstarten van de auto. De afstand van de schutter was maar 1 auto qua lengte. De schoten vielen vanaf het starten van de auto. De schoten waren heel snel achter elkaar. [betrokkene 2] zei: "Ze komen achter ons aan". Zij reden heel erg hard achter ons aan.
16. Een voor kopie conform gewaarmerkt proces-verbaal van verhoor van de politie Hollands Midden d.d. 10 mei 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt en ondertekend door een tweetal daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven - :
als de op 10 mei 2011 afgelegde verklaring van [betrokkene 1] (p.710 e v ):
Toen [betrokkene 3] in de auto stapte, is er een keer of 4/5 geschoten. We maakten een bocht naar links en i k dook naar beneden. Ik ben in mijn linkerschouder getroffen . De schoten begonnen voordat we wegreden, het was meteen toen de auto optrok. Het was de bedoeling dat we niet zouden gaan betalen voor de coke. Tijdens het rijden heb ik de tas (het hof begrijpt: de tas met cocaïne) uit het raam gegooid. We werden achtervolgd en ik wilde dat ze stopten met schieten en achtervolgen.
(…)
18. Een voor kopie conform gewaarmerkt proces-verbaal van verhoor van de politie Hollands Midden d.d. 11 mei 2011 met nummer 110520111501, in de wettelijke vorm opgemaakt en ondertekend door een tweetal daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - :
als de op 11 mei 2011 afgelegde verklaring van [betrokkene 2] (p.702 ev):
Toen ik de auto startte ben ik links af het parkeervak uit gereden. Vervolgens hoorde ik een knal en zag ik dat mijn raam aan de bestuurderskant kapot ging. Ook voelde ik gelijk een brandend gevoel aan de linkerschouder. Ik heb het idee dat [verdachte] ons van de linkerkant heeft beschoten. Ik heb drie verwondingen aan de linkerkant van mijn lichaam. Eén in mijn linkerborst , linker achterarm en één in mijn linker oksel. Ik denk dat ik een stuk of zes schoten heb gehoord. Ik keek naar rechts en zag mijn broer met een gat in zijn hoofd. Ik hoorde [betrokkene 3] zwaar ademen en een soort gorgelen. Ik ben toen heel hard gaan rijden. Ik zag in mijn achter uitkijkspiegel dat die [verdachte] en [medeverdachte] achter ons aan zaten. Ik zag dat ze kort achter ons aan zaten en ons probeerde in te halen. De afstand was ongeveer 10 a 15 meter toen ik twee knallen vanuit de andere auto hoorde komen. De knallen klonken hetzelfde als even daarvoor in Alphen."
7. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 28 maart 2014, heeft de verdachte aldaar verklaard:
“ Er zou sprake zijn van een gewone drugsdeal. Ik ben uit de auto gesleurd en heb daarbij klappen gekregen. Ik wilde wegkomen, maar ik hoorde plotseling de auto van de overvallers met piepende banden wegrijden en zag ik dat ze op mij af kwamen gereden. Ik heb ter afschrikking enkele kogels op de auto afgevuurd. De auto reed verder dus ik dacht dat het me gelukt was om ze af te schrikken.
Ik wist toen niet dat ik personen in de auto had geraakt. Ik ben vervolgens naar de auto van medeverdachte [medeverdachte] gerend en was in angst en paniek. Op dat moment realiseerde ik mij pas dat ik verantwoordelijk was voor de drugs die de overvallers hadden meegenomen. Vanuit die angst heb ik besloten om er achteraan te gaan. U vraagt mij om nog even terug te gaan naar het moment waarop ik op de parkeerplaats tussen de Havixhorst en de Broekhorst in Alphen aan den Rijn aan kwam. Ik ben met [medeverdachte] naar de Renault Laguna toegelopen. [medeverdachte] droeg de tas met daarin de drugs. Ik moest links op de achterbank van de Renault Laguna plaatsnemen. Ik had niets afgesproken met [medeverdachte]. Wij hadden geen slechte intenties. De overvallers waren met zijn vieren. [medeverdachte] gaf mij de tas aan via het raam. De tas kwam op de achterbank terecht. Ik probeerde met de potentiële koper van de drugs te praten. Hij deed heel nerveus. Op dat moment kreeg ik angst. Het was voor mij de eerste keer dat ik betrokken was bij een drugstransactie. U vraagt mij of ik mij ervan bewust was dat een dergelijke drugstransactie risicovol is. Ik wist wel dat er een risico was en dat er soms geweld bij komt kijken. Het drong alleen niet goed tot mij door, ook omdat we aanvankelijk bij iemand thuis hadden afgesproken en het plan op het laatste moment was gewijzigd. Ik ben bekend met het fenomeen 'ripdeal'. Ik besefte alleen niet dat dit mij zou overkomen. Mijn intentie was gewoon om de drugs te verkopen. Ik had geldnood. Ik had geen wapen bij me.
U houdt mij voor de verklaring van [medeverdachte] afgelegd bij de politie d.d. 20 april 2011. Het klopt niet wat de politie heeft opgeschreven. Het wapen dat ik had opgepakt na de worsteling was het wapen van mijn belager, een grote Bulgaar (het hof begrijpt : [betrokkene 3]). Ik ben in de auto gaan zitten, vervolgens werd er 'politie, politie' geroepen en werd het autoportier geopend. Ik werd uit de auto gesleurd door [betrokkene 3], kreeg een klap en raakte met hem in een worsteling. Tijdens deze worsteling zag ik dat [betrokkene 3] een vuurwapen had. Ik heb een klap op mijn hoofd gekregen. Dit heb ik tegen de politie verklaard en vervolgens is mijn hoofd ook onderzocht maar daarbij konden ze niets vinden. Het eerste wat ik dacht toen ik uit de auto was gesleurd en in de worsteling belandde, was: ik moet veilig wegkomen. Ik viel in de struiken en [betrokkene 3] kwam met het vuurwapen op mij af. Hij sloeg mij met het wapen op mijn hoofd, waarbij het wapen op de grond viel. Ik heb het wapen toen gepakt en wilde vluchten. U houdt mij voor dat ik eerder heb verklaard dat ik het wapen uit zijn handen heb geschopt. Het maakt niet uit hoe het is gebeurd, het eindresultaat is dat ik het wapen zag vallen en het heb opgepakt. Het wapen kwam naast mij op de grond een stukje onder de auto terecht. Ik hoorde [betrokkene 3] zeggen: 'Kom, kom' en ik hoorde dat iedereen in de auto stapte. Het ging allemaal heel snel. Plotseling hoorde ik piepende banden. Ik heb niet gezien wat [betrokkene 3] deed toen ik het wapen pakte. Ik snap achteraf niet waarom ze niet meteen zijn weggegaan toen ze de drugs hadden. Het ging ze denk ik om iets anders. Ik heb meermalen voor mijn leven gevreesd.
Ik weet niet meer precies via welke route ik ben gevlucht. Ik kroop tussen auto's door en rende terug in de richting waar ik vandaan was gekomen. Dat was in de richting van het bruggetje. Ik zag de Renault Laguna op mij afkomen en moest wegspringen om de auto te ontwijken. Ik heb toen ter afschrikking enkele kogels op de auto afgevuurd. Ik had daarvoor nog nooit met een vuurwapen geschoten. Het klopt dat ik op Curaçao een keer ben opgepakt met een vuurwapen, maar dat wapen had ik nooit gebruikt. Ik heb gehoord dat het wapen waarmee ik heb geschoten een revolver was. Ik hoor u zeggen dat ik door te schieten alle vier de inzittenden heb geraakt, waarbij ik er twee in het hoofd heb geraakt. Ook hoor ik u zeggen dat er maar een beperkt aantal kogels in een revolver gaan. Ik weet het. Ik hoor mijn raadsman zeggen dat er mogelijkerwijs meerdere personen zijn geraakt door dezelfde kogel. Ik heb in paniek geschoten. U houdt mij voor mijn politieverklaringen van 26 april 2011 en 18 mei 2011. Ik heb bij de politie onder druk verklaard. Ik was in paniek en wist niet wat ik moest zeggen. Ik besefte pas later wat ik had meegemaakt. Ik bedoel met 'druk' zowel de druk die door de politie is uitgeoefend tijdens het verhoor als de druk veroorzaakt door de situatie waar ik in zat. Ik was pas drie á vier weken in Nederland en ik had geldnood. Daarom besloot ik deze drugsdeal te doen.
Op het moment dat ik aan het vluchten was, hoorde ik piepende banden en dacht ik dat ze achter mij aan kwamen. U houdt mij voor dat zowel [betrokkene 1] als [betrokkene 2], beide inzittenden van de Renault Laguna, bij de politie hebben verklaard dat de auto pas net was gestart op het moment dat ik schoot. Hun verklaringen kloppen niet. U vraagt mij waarom de overvallers mij iets aan wilden doen, terwijl ze al in het bezit waren van de drugs en gewoon weg hadden kunnen rijden . Dat vraag ik me ook af. Het klopt dat ik tegenover [medeverdachte] heb verklaard dat ik 'ze heb geschoten'. Ik bedoelde daarmee te zeggen dat ik op de auto had geschoten. Het gebeurde allemaal in een fractie van een seconde en ik had geen tijd om [medeverdachte] uit te leggen wat er allemaal was gebeurd. Ik realiseerde mij op het moment dat ik bij [medeverdachte] aankwam, dat wij verantwoordelijk waren voor de drugs. Daarvoor had ik daar nog niet aan gedacht. De vriendin van [medeverdachte] zat ook in de auto van [medeverdachte] en huilde tijdens de rit. U vraagt mij wie de drugs had geregeld. Dat was [medeverdachte]. U vraagt mij nogmaals naar de gang van zaken na de worsteling met [betrokkene 3]. Ik lag op de grond en het wapen lag ook op de grond. Ik ben opgestaan en zover mogelijk van de Renault Laguna vandaan gelopen. Ik weet niet meer precies hoe ik ben gelopen. Achter mij waren bosjes. Ik ben tussen twee auto's door gelopen, maar welke auto's dat waren weet ik niet meer precies. Ik was in paniek. Ik had letsel aan mijn been van de worsteling en van een eerder ongeluk dus ik kon niet snel rennen. Ik rende in de richting van het bruggetje en hoorde de Renault Laguna met piepende banden op mij afkomen. Ik weet niet of de auto zich achter mij bevond of naast mij. Ik keek naar rechts en zag de auto. Ik moest achteruitspringen om niet geraakt te worden. Ik weet niet waar ik me precies bevond of hoe ver ik naar achteren ben gesprongen. Ik weet ook niet op welke afstand van de auto ik me bevond op het moment van schieten. Dat kan anderhalve meter zijn geweest of dichterbij. Ik kan me herinneren dat het tussen de anderhalf en twee meter was. In mijn beleving ben ik tijdens het naar achteren springen tegen één van de geparkeerde auto's aangekomen, maar daarvan zijn geen sporen gevonden dus ik weet dat niet zeker. “
8. In de cassatieschriftuur worden de volgende passages geciteerd uit de ter terechtzitting in hoger beroep van 28 maart 2014 overgelegde pleitnota:
"() Mijn cliënt heeft op 2 april 2011 te Alphen aan den Rijn twee mensen doodgeschoten en twee anderen verwond. Dat heeft hij nooit gewild.
( )
De rechtbank miskent volgens de verdediging een aantal zaken. Eerstens gaat de rechtbank er van uit dat de handelingen van de latere slachtoffers en [verdachte] als een tweetal afgebakende blokken in tijd kunnen worden geduid. Daarmee wordt miskent dat de gehele situatie een aaneenschakeling van handelingen en emoties was die zich niet laat onderscheiden in twee tijdvakken: Laguna ter plaatse "noodweer" en personen in Laguna gestapt: geen noodweer meer. Ik kan dat niet begrijpen. Immers: [verdachte] beschikte op dat laatste 'moment' over het wapen. Zou het volgens de rechtbank dan gerechtvaardigd zijn geweest als hij geschoten zou hebben op het moment dat hij die auto werd uitgerost? Feit is dat hij toen juist NIET geschoten heeft. Hij had dat zo künnen doen maar hij deed het niet. Het was niet nodig. Hij KON weg. Hij was bang, en hij GING weg. Hij liep weg van de Laguna. Dus ook weg van de drugs. Hoe precies en via welke route exact, dat weet hij niet meer en dat heeft hij eigenlijk nooit precies geweten maar hij vertrok. Strompelend en bang gillend, zo vat ik de verklaring van de getuige Jannetje van der Meij, politieaspirante, die mijn cliënt op een iets later moment zag, na een schieten, maar even samen.
Ten tweede gaat naar mijn mening de rechtbank ten onrechte uit rechtbank uit van de gedachte dat nadat de vier rippers in hen Renault waren gestapt, het 'klaar' was. Dat leek maar zo. [verdachte] dacht dat ook een fractie van een seconde. Hij was aan het weglopen voor zover hij dat kon, in tegengestelde richting van de Renault. Hij ging er van uit dat de heren weg zouden rijden, weg van hem. Dat zou ook veel logischer zijn geweest gezien de verkeerssituatie. Hij de ene kant op en zij de andere kant. Maar als hij piepende banden hoort en om kijkt blijkt dat helemaal niet het geval te zijn. Ze kwamen terug. [verdachte] dacht dat hij dood zou worden gereden of geschoten, al dan niet door een open raampje. En hij reageerde.
( )
( ) Hoewel het aantal door getuigen waargenomen knallen varieert is het wel een gemene deler dat die knallen elkaar snel opvolgden.
( )
Deze getuigenissen lijken te stroken met de mededelingen van [verdachte] zoals hij die tegen de politie heeft gedaan als hij zegt:
Ik weet niet hoe vaak ik heb geschoten maar dat zal een keer of 6 zijn geweest. Ik denk dat ik wel 20 keer de trekker heb overgehaald. Dit was door de paniekangst waar ik in zat.
En dat snelle schieten duidt naar mijn stellige mening evident op paniek. ( )
( )
Het. feit dat er sprake sprake was van ripdeal impliceert dat er een verrassingsaanval heeft plaatsgevonden. [verdachte] werd geconfronteerd met plotseling geweld. ( )
( )
De heren Bulgaren en Yoegoslaven waren voorbereid met, minimaal, 2 wapens (waarvan er een niet zou functioneren, een mes en tie-rips.
[verdachte] heeft in de Laguna gezeten en werd geïntimideerd. Hij werd geslagen, uit de auto getrokken en in de bloembak geslagen en geschopt. Dat is nogal ogenblikkelijk te noemen.
[verdachte] is ook de enige die kan en wil verklaren hoe het mogelijk was dat de tas met drugs in de Laguna was achtergebleven. Die was hem afgepakt. En die werd later ook uit de auto gegooid.
( )
Als [verdachte] in die bloembak, tussen de bosjes en/of op de grond terecht is gekomen, grijpt hij het wapen dat 'de grote man' had laten vallen toen [verdachte] hem schopte. In al zijn angst heeft hij het gepakt en is op een of andere manier via andere geparkeerde auto's in de richting van [medeverdachte] 'gesneld'.
( )
Dat, zoals wordt gesteld, hij vanaf de achterzijde, meteen zou zijn gaan schieten, wordt gelogenstraft door de resultaten van het Forensisch onderzoek. ( )
De Laguna komt achter hem aan in zijn richting in gedraaid en [verdachte] heeft verklaard dat hij piepende banden heeft gehoord. Die Laguna kwam dus zijn kant op. Nota bene, als de inzittenden van de Laguna cliënt écht zouden hebben gevreesd, dan zouden ze de andere kant hebben kunnen uitrijden.. Weg van de richting waar [verdachte] zich in begaf. Bekijkt u de plattegrond. De andere kant op rijden was een perfecte route geweest. Wèg van het slachtoffer en wèg van potentiële getuigen.
( )
[verdachte] heeft mij vaak verteld en uitgelegd hoe onwezenlijk de situatie was. Tot op de dag van vandaag. Hoe hij vol zat met paniek en angst. Zelf noemt hij het 'paniekangst'. Het is een woord dat van hem afkomstig is en volgens mij de lading goed dekt.
Eerst in elkaar geslagen worden, beroofd. En dan nog eens, voor zoveel hij dat zo ervaarde, achterna gezeten worden door een auto met gierende banden die jouw richting op rijdt. Een auto met een aantal kwaadaardige lieden, die gewapend waren en die wisten dat [verdachte] op dat moment ook een wapen had. Achteraf weten we tevens dat een zijraampje in ieder geval open gedraaid moet zijn geweest. Immers hebben de forensisch onderzoekers geconstateerd dat een Kogelbaan via het raampje loopt, maar het raam niet kapot is. Er moet dus een reden zijn geweest voor de inzittenden om dat linkse achterraampje open te draaien. Ik kan wel een reden bedenken. ( )
( )
Dus of doodgeschoten worden, of doodgereden worden. Die gedachten voerden de boventoon. Hij is voor de auto weggesprongen, in zijn herinnering met zijn rug tegen een andere auto aan. In een reflex heeft hij op de auto geschoten. 'Wel 20 keer' heeft hij de trekker overgehaald. En hij hoorde glas breken. Verder niets, en de Laguna reed vol gas door.
( )
( ) aspirant politiedeskundige en werkzaam bij het Korps Zuid-Holland-Zuid verbaliseerde op 2 april 2011 onder meer het volgende:
( ) Ik zag dat een manspersoon vanaf de Broekhorst het aldaar aanwezige houten bruggetje overstak. De manspersoon deed dit gillend en rende daarbij op een aparte manier bij. Het gillen kan ik omschrijven als een hoge, paniekerige stem. ( ) Het rennen kan ik omschrijven óls een soort van hinkelende dan wel hinkende manier. ( )
( )
Een bevestiging voor het feit dat [verdachte] zijn been het liet af weten kan denk ik gevonden worden in de resultaten van het forensisch opsporingsonderzoek. Vastgesteld werd dat in de condens op de motorkap van de eveneens op het terreintje geparkeerde Ford Fiesta enkele hand- en veegsporen zichtbaar waren.
De technische recherche stelt:
'Vermoedelijk heeft de eigenaar van de baseball pet het petje verloren tijdens een worsteling/vechtpartijtje daar ter plaatse. Vermoedelijk is hij daarna langs de voorzijde van de witte Ford Fiesta gelopen en zich vermoedelijk staande gehouden door op de motorkap van de genoemde Ford te steunen'.
3.5.
Had het anders gekund, voorzitter, edelachtbaar college? in de zin van subsidiariteits- en proportionaliteitseis. Af gezien van het feit dat [verdachte] al strompelend vluchtende was nadat hij geslagen en geschopt was en buiten de auto er nog van langs kreeg, hij achter de Laguna had kunnen wegkomen en hij letsel had opgelopen dat het hem moeilijk maakte zich te bewegen, speelde het geheel zich in een zeer korte tijdspanne af. Net uit de auto geslagen schoot hij niet. De latere slachtoffers reden niet van hem weg maar zijn richting juist uit en ze stopten niet. Het is zeer aannemelijk, ook gezien zijn karakter, dat er in onderlinge samenhang beschouwd, op het moment dat de auto in zijn richting geleden kwam er sprake was van een (nieuwe) hevige gemoedsbeweging die zijn acties triggerden. Want nogmaals, die auto kwam op hem af. Die Laguna stond helemaal niet stil in een parkeervak zoals werd beweerd. Dat blijkt uit het technisch onderzoek. En uit dat technisch onderzoek blijkt dat de lezing zoals die waarover dient verklaarde zeer wel mogelijk is. ( )
( )
Had hij een ander middel moet kiezen? Er was geen ander middel. [verdachte] kon niet goed meer lopen. Hij moest het gevaar pareren en schoot in 'paniekangst' en van 'schrik' in de richting van de Laguna. Niet om de personen in die auto te raken maar om af te schrikken. Om ze weg te jagen. Vier gewelddadige criminelen in een auto die met gierende banden op je af komt. Personen die je een aantal seconden eerder hebben mishandeld en die (nog meer) wapens kunnen hebben en die kunnen schieten of je kunnen doodrijden!
( )
Evident is dat er sprake was van een wederrechtelijke aanranding van [verdachte]; hij werd geript:
Evident is dat het een ogenblikkelijke aanranding was: de situaties voltrokken zich vliegensvlug en volgden elkaar abrupt op. Het was aardedonker en daarbij wordt cliënt ook nog eens gehinderd door zijn ogen.
Evident is ook voorzitter, edelgrootachtbaar college, dat [verdachte] doodsbang was. Hij werd geconfronteerd met gewapende, kwaadaardige rippers tegen wie hij geen partij was en seconden later werd hij geconfronteerd met diezelfde kwaadaardige en gewapende rippers die in een auto zijn richting uit kwamen gesneld.
En het enige dat hij had was een wapen. En hij schoot het leeg. En hij bleef de trekker overhalen, wel '20' keer.
( )
Hoe uw Hof de schoten ook beoordeelt voorzitter, edelgrootachtbaar college, en u zou in weerwil van de technische gegevens van mening zijn dat er op enig moment geen sprake (meer) zijn van een noodweer dan wel een noodweerexcessituatie dan wenst de verdediging te bepleiten dat het in ieder geval in het hoofd van [verdachte] wel zo was. Hij meende te worden vermoord nadat hij al in richting brug/[medeverdachte] ging toen hij de Laguna hoorde en zag aankomen rijden. Hij heeft gemeend dat hij in onmiddellijk dreigend levensgevaar was. Naar mijn oordeel maken de (objectieve) feiten en omstandigheden dat hij in het uiterste geval een geslaagd beroep kan doen op putatief noodweer/- exces. Als hij al gedwaald heeft omtrent de noodweer/- exces situatie dan mag het Hof gezien juist de feiten en omstandigheden die in deze zaak spelen dat [verdachte] niet verwijten."
9. Het Hof heeft het in het middel bedoelde verweer als volgt samengevat en verworpen:
“ Strafbaarheid van de verdachte
Verweren met betrekking tot noodweer(exces) /putatief en extensief noodweer(exces) ten aanzien van de onder 1 tot en met 4 tenlastegelegde feiten
Ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 28 maart 2014 is door de raadsman betoogd dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat hij heeft gehandeld uit noodweer wegens een onmiddellijk dreigend gevaar van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van zijn lijf waartegen hij zich mocht verdedigen.
Ter onderbouwing van dit verweer heeft de raadsman het volgende aangevoerd.
De verdachte werd door [betrokkene 3] uit de Renault Laguna getrokken en er ontstond een worsteling, waarbij hij is geslagen en ten val is gekomen. De verdachte schopte het wapen uit de hand van [betrokkene 3], heeft dit in zijn angst gepakt en zich geprobeerd te onttrekken aan de situatie door te vluchten. Vervolgens kwam de Renault Laguna met gierende banden op verdachte afgereden. De verdachte moest wegspringen om niet door de auto te worden geraakt en heeft daarna met het wapen in zijn handen op de auto geschoten om zijn belagers af te schrikken. Pas later heeft hij beseft dat zijn belagers er met de cocaïne vandoor gingen en heeft hij tezamen met medeverdachte [medeverdachte] de achtervolging ingezet om deze terug te krijgen.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Gelijk de rechtbank onderscheidt het hof in de hiervoor onder 1 weergegeven feiten en omstandigheden twee fasen, te weten de eerste fase bestaande uit de worsteling van verdachte met [betrokkene 3] en de tweede fase bestaande uit het wegrijden van de Renault Laguna en het op deze auto schieten door de verdachte. Het hof is van oordeel dat de verdachte zich in de eerste fase, te weten de worsteling met [betrokkene 3] waarbij de verdachte ten val is gekomen, geconfronteerd zag met een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding waartegen hij gerechtigd was om zich te verdedigen. Tijdens de tweede fase echter, die aanving op het moment dat de worsteling ten einde was en toen alle vier de inzittenden in de Renault Laguna waren gestapt en – onder medeneming van de tas met cocaïne - wegreden uit het parkeervak, was de noodweersituatie naar 's hofs oordeel feitelijk reeds geëindigd. De verdachte werd op dat moment niet meer belaagd en kon zich onttrekken aan de situatie, reeds door zelf geen handelingen meer te verrichten: zijn aanvallers reden immers weg.
Het hof acht de door de verdediging geschetste gang van zaken in de tweede fase, te weten dat de Renault Laguna met gierende banden op verdachte af kwam rijden terwijl hij richting de auto van [medeverdachte] probeerde te vluchten, volstrekt onaannemelijk. De bevindingen uit het forensisch onderzoek, de 3D-reconstructie zoals getoond ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 28 maart 2013, de verklaringen van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] alsmede de aanvankelijk door de verdachte zelf afgelegde verklaringen bieden geen enkel aanknopingspunt om te veronderstellen dat de Renault Laguna - zoals door de verdediging is betoogd - in de richting van de verdachte is gereden dan wel op de verdachte dreigde in te rijden. Met name voornoemde 3D-reconstructie, waarbij de draaicirkel van de uit het parkeervak wegrijdende Renault Laguna (die tussen een bestelauto en een personenauto stond geparkeerd) is getoond ten opzichte van de mogelijke plaatsen waarop verdachte - mede gebaseerd o zijn eigen verklaringen - op dat moment stond, de kogelinslagen die alle vanaf de linkerzijde de Renault Laguna hebben geraakt dan wel zijn binnen gekomen, alsmede de verwondingen van de slachtoffers, alle aan de linkerzijde van hun lichaam, laten geen enkele ruimte voor de stelling dat deze auto op verdachte af/in kwam rijden.
Veeleer acht het hof het aannemelijk - mede gelet op de verklaring van de verdachte d.d. 26 april 2011 - dat de inzittenden van de Renault Laguna zich met de cocaïne uit de voeten wilden maken en dat de verdachte om dit te voorkomen bij het wegrijden van de Renault op hen heeft geschoten.
De verdachte heeft op voormelde datum immers verklaard dat hij hoorde dat de auto gestart werd en dat hij dacht dat "ze" van plan waren weg te rijden . Hij heeft de revolver op de auto gericht en geroepen "stop, stop, stop". Hij was in angst en paniek en zij hadden de spullen die niet van hem waren. Uit deze verklaring leidt het hof af dat de verdachte reeds op dat moment besefte dat de inzittenden van de Renault Laguna er met de cocaïne vandoor wilden gaan en dat hij hen bewust wilde tegenhouden. De verdachte heeft aldus de confrontatie gezocht met zijn rippers.
Naar het oordeel van het hof was op het moment dat verdachte op de inzittenden van de auto schoot dus geen sprake van een noodweersituatie in de zin van een onmiddellijk dreigend gevaar van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van zijn lijf waartegen hij zich mocht verdedigen.
Voor zover de raadsman heeft willen betogen dat verdachte in een noodweersituatie verkeerde omdat er een reëel gevaar bestond op aantasting van zijn lijf door letale represailles van de leveranciers als de drugs (dan wel het hiervoor verkregen geld) niet bij hen zouden worden (terug-)gebracht, overweegt het hof dat deze (eventueel te ontstane) situatie in geen enkel opzicht voldoet aan de ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding die ee geslaagd beroep op noodweer vereist.
Het beroep op noodweer wordt derhalve verworpen.
Nu het hof in het voorgaande heeft geoordeeld dat het bestaan van een noodweersituatie niet aannemelijk is geworden, kan het door de raadsman subsidiair gevoerde verweer dat bij verdachte sprake was van (exensief) noodweerexces evenmin slagen.
Meer subsidiair is ten slotte door de raadsman betoogd dat bij verdachte sprake was van putatief noodweer(exces) aangezien hij meende in onmiddellijk dreigend levensgevaar te verkeren en zich genoodzaakt zag zich daartegen te verdedigen.
Het hof overweegt hieromtrent dat de omstandigheden in de tweede fase, zoals hiervoor omschreven niet een situatie opleveren waarin de verdachte abusievelijk doch verschoonbaar heeft kunnen menen dat hij in levensgevaar verkeerde.
Het hof verwerpt het verweer.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.”
10. Indien door of namens de verdachte een beroep is gedaan op noodweer, zal de rechter moeten onderzoeken of de voorwaarden voor de aanvaarding van dat verweer zijn vervuld.1.In dit verband stel ik voorop dat in het middel niet geklaagd wordt over verkeerde toepassing van artikel 41 Sr, maar dat het middel – mede blijkens de toelichting – is gezet in de sleutel van een motiveringsgebrek. Het gaat daarmee, zoals het middel stelt, over begrijpelijkheid van de redenering van het Hof en – ik voeg toe – zo men wil eveneens over de toereikendheid daarvan.
11. Ik onderscheid de volgende klachten:
(a) In de verwerping van het verweer wordt de stelling van de verdediging niet weerlegd dat de Renault Laguna niet van verdachte is weggereden, maar juist in zijn richting is gedraaid;
(b) In de verwerping van het verweer ontbreekt een reactie op het standpunt van de verdediging dat verdachte heeft gemeend en kon menen dat hij mogelijk door een van de inzittenden van de Renault Laguna zou worden doodgeschoten,
12. Wat betreft de eerste klacht het volgende. In het kader van de vraag of er sprake was van een aanranding als bedoeld in art. 41, eerste lid, Sr (in de tweede fase) heeft het Hof vastgesteld dat de auto niet in de richting van verdachte reed en ook niet op hem dreigde in te rijden. Met name uit kogelinslagen2.en verwondingen3.leidt het Hof af dat verdachte tijdens het schieten links van de auto stond en de auto dus niet op hem af of op hem in kwam rijden. Deze vaststellingen zijn gelet op de omstandigheden van het geval waarvan het Hof kennelijk door een 3D-reconstructie nog nader was geïnformeerd bepaald niet onbegrijpelijk. In het kader van de vaststelling van de feiten (onder punt 5 hierboven) is het Hof ervan uitgegaan dat de Renault Laguna uit het parkeervak is weggereden en een bocht naar links heeft gemaakt richting de Broekhorst. De auto is dus niet van verdachte weggereden richting Havixhorst, maar min of meer langs hem gereden richting Broekhorst, dat is de richting waarin – zo begrijp ik uit de bewijsconstructie in onderling verband en samenhang – zich ook het bruggetje bevond waarop verdachte later door een getuige is gesignaleerd. Dat de auto in de richting van de Broekhorst is gedraaid en dat verdachte zich (later) ook in die richting heeft bewogen is een omstandigheid die bij de beoordeling van het verweer in aanmerking is genomen, maar die niet afdoet aan de vaststelling dat de auto niet in de richting van verdachte in is gereden en ook niet op hem dreigde in te rijden. De auto reed wel in dezelfde richting waarin verdachte zich kennelijk (later) ook begaf, maar niet in de richting van verdachte.
13. Dan de tweede klacht. Uit de hierboven geciteerde verklaring van verdachte (onder punt 7) blijkt wel dat hij kennelijk meende dat er onmiddellijk dreigend gevaar voor overrijden of aanrijden door de auto was, maar blijkt in het geheel niet dat hij tevens meende dat er onmiddellijk dreigend gevaar was dat hij vanuit de auto zou worden beschoten. Het gevaar dat hij zou worden beschoten komt als een mogelijkheid (en niet veel meer dan dat) uit de koker van de raadsman. Hij vindt het feit dat is vastgesteld is dat tijdens het schieten door verdachte een ruit van de auto openstond veelzeggend. Verder dan het opperen van een mogelijkheid gaat de raadsman niet. Hij laat ook na te onderbouwen waarom verdachte op dit punt verschoonbaar zou dwalen. Op grond waarvan de verdachte verschoonbaar in de onjuiste veronderstelling kwam te verkeren dat inzittenden van Laguna niet alleen wilden wegrijden, maar tevens het op zijn leven hadden voorzien komt in het betoog van de raadsman in het geheel niet uit de verf. De raadsman komt in de pleitnotities niet veel verder dan die mogelijkheid van schieten twee keer als alternatief te noemen van aanrijden of overrijden. Onder die omstandigheden was het Hof niet gehouden op een nauwelijks onderbouwde en niet meer dan geopperde mogelijkheid in te gaan.
15. Het middel faalt in alle onderdelen en kan worden afgedaan aan de hand van de aan art. 81, eerste lid, RO ontleende overweging. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
16. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG