In de schriftuur ontbreekt voetnoot 10 van het arrest.De door het Hof gebezigde puntkomma's in de opgesomde vaststellingen werden in de schriftuur vervangen door een punt. Dit lijkt op zichzelf wel juist, aangezien het Hof iedere volgende vaststelling deed aanvangen met een hoofdletter.
HR, 21-01-2014, nr. 12/00390
ECLI:NL:HR:2014:139
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
21-01-2014
- Zaaknummer
12/00390
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2014:139, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 21‑01‑2014; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHSGR:2011:BR5476, Bekrachtiging/bevestiging
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2408
ECLI:NL:PHR:2013:2408, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 19‑11‑2013
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2014:139
- Vindplaatsen
Uitspraak 21‑01‑2014
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO en volstaan met de constatering dat de redelijke termijn in cassatie is overschreden.
Partij(en)
21 januari 2014
Strafkamer
nr. S 12/00390
SLU
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 19 augustus 2011, nummer 22/001967-10, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. P. Scholte, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De waarnemend Advocaat-Generaal N. Jörg heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar alleen ten aanzien van de straf, tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Gelet op de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van twee maanden en de mate waarin de redelijke termijn is overschreden, is er geen aanleiding om aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden enig rechtsgevolg te verbinden en zal de Hoge Raad met dat oordeel volstaan.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer H.A.G. Splinter-van Kan als voorzitter, en de raadsheren W.F. Groos en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 januari 2014.
Conclusie 19‑11‑2013
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO en volstaan met de constatering dat de redelijke termijn in cassatie is overschreden.
Mr Jörg
Nr. 12/00390
Zitting 19 november 2013
Conclusie inzake:
[verdachte]
1. Bij arrest van 19 augustus 2011 is de verdachte door het Gerechtshof 's-Gravenhage wegens medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden. Voorts is een auto (BMW) verbeurd verklaard.
2. Deze zaak hangt samen met de zaken onder de nummers 11/04145 en 12/00389, waarin ik vandaag eveneens conclusie neem.
3. Namens de verdachte heeft mr P. Scholte, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgedragen.
4. Het middel bevat de klacht dat 's Hofs verwerping van het verweer strekkende tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie niet begrijpelijk is.
5. De schriftuur citeert – inclusief de voetnoten -met juistheid1.hetgeen het Hof als verweer van de raadsman en als beslissing daarop heeft verwoord.
6. Daaraan wordt in punt 3 van de toelichting de nadere klacht verbonden dat de enkele vaststelling dat in de familie [...] wisseling in de tenaamstelling had plaats gevonden bij de in de tenlastelegging genoemde BMW en Renault, en dat in de maand december 2008 acht maal werd gezien dat de verdachte als bestuurder van de BMW optrad, in combinatie met het feit dat de verdachte een uitkering genoot onvoldoende is om te kunnen spreken van een redelijk vermoeden van schuld. Vandaar de onbegrijpelijkheid van 's Hofs beslissing.
7. Van een “enkele" vaststelling is dunkt mij geen sprake indien het om drie verschillende aanwijzingen gaat, die tezamen een redelijk vermoeden van schuld funderen. Wat overigens de merites van de redelijkheid van de verdenking ter zake van witwassen in dit geval ook mogen zijn: tot niet-ontvankelijkheid kan het verweer niet leiden aangezien het door het Hof vastgestelde optreden van de politie valt buiten het zogenoemde Zwolsmancriterium. Hooguit zou sprake kunnen zijn van bewijsuitsluiting, maar ook dan zou ik het in de juiste sleutel gezette verweer weinig kans van slagen geven. Zie Spronken in T&C Sv, aant. 5-7 op art. 27.
8. Het middel faalt.
9. Het middel faalt en kan worden afgedaan met de aan art. 81, eerste lid, RO ontleende overweging. Een andere ambtshalve grond dan de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase waardoor Uw Raad de aangevallen beslissing zou moeten vernietigen heb ik niet aangetroffen.
10. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest, maar alleen ten aanzien van de straf, tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaalbij de Hoge Raad der Nederlanden
Waarnemend A-G
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 19‑11‑2013