Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2014/17/EU kredietovereenkomsten voor consumenten met betrekking tot voor bewoning bestemde onroerende goederen
Bijlage III Minimale kennis- en bekwaamheidsvereisten
Geldend
Geldend vanaf 20-03-2014
- Bronpublicatie:
04-02-2014, PbEU 2014, L 60 (uitgifte: 28-02-2014, regelingnummer: 2014/17/EU)
- Inwerkingtreding
20-03-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-02-2014, PbEU 2014, L 60 (uitgifte: 28-02-2014, regelingnummer: 2014/17/EU)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Europees financieel recht
1
De minimale kennis- en bekwaamheidsvereisten voor de personeelsleden van kredietgevers, kredietbemiddelaars en aangestelde vertegenwoordigers als bedoeld in artikel 9 en voor personen die betrokken zijn bij het management van kredietbemiddelaars of aangestelde vertegenwoordigers als bedoeld in artikel 29, lid 2, onder c), en artikel 31, lid 2, moeten het volgende omvatten:
- a)
adequate kennis van kredietproducten binnen de werkingssfeer van artikel 3 en de nevendiensten die veelal samen met die producten worden aangeboden;
- b)
adequate kennis van de wetten met betrekking tot kredietovereenkomsten voor consumenten, in het bijzonder betreffende consumentenbescherming;
- c)
adequate kennis van en inzicht in de procedures voor het verwerven van het onroerend goed;
- d)
adequate kennis op het gebied van de waardebepaling van zekerheden;
- e)
adequate kennis van de organisatie en de werking van kadastrale registers;
- f)
adequate kennis van de markt in de desbetreffende lidstaten;
- g)
adequate kennis van normen van bedrijfsethiek;
- h)
adequate kennis van de procedure van beoordeling van de kredietwaardigheid van een consument of in voorkomend geval de nodige bekwaamheid in het beoordelen van de kredietwaardigheid van consumenten;
- i)
adequate financiële en economische bekwaamheid.
2
Bij het vaststellen van de minimale kennis- en bevoegdheidsvereisten kunnen de lidstaten differentiëren tussen de niveaus en typen vereisten voor de personeelsleden van kredietgevers, de personeelsleden van kredietbemiddelaars of aangestelde vertegenwoordigers en het management van kredietbemiddelaars of aangestelde vertegenwoordigers.
3
De lidstaten bepalen het adequate niveau van kennis en bekwaamheid op basis van
- a)
beroepskwalificaties, zoals diploma's, certificaten, gevolgde beroepsopleidingen en bekwaamheidstoetsen; of
- b)
beroepservaring, die kan worden gedefinieerd in de vorm van een minimumaantal jaren beroepsuitoefening op gebieden die verband houden met de creatie, de distributie en de verkoop van kredietproducten en kredietbemiddeling.
Na 21 maart 2019 mag de vaststelling van een adequaat niveau van kennis en bekwaamheid niet alleen gebaseerd worden op de methoden die zijn opgenomen in de eerste alinea, onder b).