Einde inhoudsopgave
Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek
Artikel 8 [Voorwaarden voor huisvestingsvergunning]
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2017
- Bronpublicatie:
25-01-2017, Stb. 2017, 25 (uitgifte: 09-02-2017, kamerstukken: 34468)
- Inwerkingtreding
01-07-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-03-2017, Stb. 2017, 111 (uitgifte: 24-03-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Financiën
Ministerie van Justitie
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden (V)
Openbare orde en veiligheid / Bijzondere onderwerpen
1.
De gemeenteraad kan, indien dat naar zijn oordeel noodzakelijk en geschikt is voor het bestrijden van grootstedelijke problematiek in de gemeente en voldoet aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit, in de huisvestingsverordening bepalen dat woningzoekenden die minder dan zes jaar voorafgaand aan de aanvraag van een huisvestingsvergunning onafgebroken ingezetene zijn van de regio waarin de gemeente is gelegen, slechts voor een huisvestingsvergunning voor het in gebruik nemen van in die verordening aangewezen categorieën van woonruimte in aanmerking komen indien zij beschikken over:
- a.
een inkomen op grond van het in dienstbetrekking verrichten van arbeid;
- b.
een inkomen uit zelfstandig beroep of bedrijf;
- c.
een inkomen op grond van een regeling voor vrijwillig vervroegd uittreden;
- d.
een ouderdomspensioen als bedoeld in de Algemene Ouderdomswet;
- e.
een ouderdoms- of nabestaandenpensioen als bedoeld in de Wet op de loonbelasting 1964, of
- f.
een aanspraak op studiefinanciering als bedoeld in de Wet studiefinanciering 2000.
2.
De gemeenteraad bepaalt in de huisvestingsverordening dat burgemeester en wethouders aan een woningzoekende die niet voldoet aan de eisen, genoemd in het eerste lid, een huisvestingsvergunning voor het in gebruik nemen van woonruimte als bedoeld in dat lid kunnen verlenen, indien het weigeren van die huisvestingsvergunning tot een onbillijkheid van overwegende aard zou leiden.