RBP 2020/77
Exhibitievordering. Inzagerecht. Geldt de maatstaf voor de beoordeling van een exhibitievordering ex art. 843a Rv dat het bestaan van de rechtsbetrekking voldoende aannemelijk moet zijn ook in andere zaken dan die betreffende intellectuele eigendomsrechten of bedrijfsgeheimen?
HR 10-07-2020, ECLI:NL:HR:2020:1251
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
10 juli 2020
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, C.E. du Perron, H.M. Wattendorff
- Zaaknummer
19/01170
- Conclusie
A-G mr. E.M. Wesseling-van Gent
- JCDI
JCDI:ADS242379:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Burgerlijk procesrecht / Rechtspleging van onderscheiden aard
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:1251, Uitspraak, Hoge Raad, 10‑07‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:128, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 07‑02‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 04‑03‑2019
- Wetingang
Essentie
Exhibitievordering. Inzagerecht.
Geldt de maatstaf voor de beoordeling van een exhibitievordering ex art. 843a Rv dat het bestaan van de rechtsbetrekking voldoende aannemelijk moet zijn ook in andere zaken dan die betreffende intellectuele eigendomsrechten of bedrijfsgeheimen?
Samenvatting
X is een bedrijf dat kinderkleding ontwerpt en verkoopt. A en B zijn ex-werknemers van X. In de arbeidsovereenkomsten van A en B met X was een geheimhoudingsbeding opgenomen en een verbod op nevenwerkzaamheden, maar geen concurrentie- of relatiebeding. Nadat A bij X uit dienst is getreden, heeft A bedrijf Y opgericht dat zich – net als X – ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.