Rb. Gelderland, 30-06-2023, nr. 419271
ECLI:NL:RBGEL:2023:3739
- Instantie
Rechtbank Gelderland
- Datum
30-06-2023
- Zaaknummer
419271
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBGEL:2023:3739, Uitspraak, Rechtbank Gelderland, 30‑06‑2023; (Kort geding)
- Vindplaatsen
Sdu Nieuws Insolventierecht 2023/145
Uitspraak 30‑06‑2023
Inhoudsindicatie
Kort geding. Curator veroordeeld tot nakomen koopovereenkomst. Beschikking op grond van artikel 67 Fw en 69 Fw waarin curator is veroordeeld om de koopovereenkomst te ontbinden heeft geen werking tegenover kopers.
Partij(en)
RECHTBANK Gelderland
Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/419271 / KG ZA 23-157
Vonnis in kort geding van 30 juni 2023
in de zaak van
1. [eiser 1],
2. [eiser 2],
wonende te [woonplaats],
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisende partij],
advocaat: mr. S.P. Dalmolen te Amsterdam,
tegen
[curator],
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [gedaagde],
te Arnhem,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de curator
advocaat: mr. J.J.P.T. van Summeren te Arnhem.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding- de mondelinge behandeling van 19 juni 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt- de pleitnota van de curator
- de brief van 4 mei 2023 van de curator aan [eisende partij], door de curator bij de mondelinge behandeling in het geding gebracht
- de bijlage met artikel 25 van de koopovereenkomst, door de curator bij de mondelinge behandeling in het geding gebracht,
- de brief van 12 mei 2023 van [eisende partij] aan de curator, door [eisende partij] bij de mondelinge behandeling in het geding gebracht.
2. De feiten
2.1.
Op 27 november 2012 is [gedaagde], hierna: [gedaagde], in staat van faillissement verklaard, met aanstelling van de curator als curator. Onderdeel van de failliete boedel is de woning gelegen aan [adres] (hierna: de woning). [gedaagde] is enig eigenaar van de woning en hij is daar woonachtig met [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1]).
2.2.
[betrokkene 1] heeft zich in diverse gerechtelijke procedures beroepen op het bestaan van een gebruiksovereenkomst met betrekking tot de woning. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft bij arrest van 6 april 2021 (ECLI:NL:GHARL:2021:3218) (hierna: het arrest) voor recht verklaard dat de gebruiksovereenkomst waarop [betrokkene 1] zich beriep, nietig is. Daarnaast is [betrokkene 1] onder andere -samengevat- veroordeeld om de woning te verlaten binnen twee dagen nadat de curator de koopovereenkomst van de woning aan haar heeft betekend.
2.3.
De curator is met toestemming van de rechter-commissaris in het faillissement (hierna: de rechter-commissaris) op 8 oktober 2022 een openbare verkoopprocedure gestart voor de verkoop van de woning. De woning is op 2 november 2022 gegund aan de dochter van [gedaagde] en [betrokkene 1] voor een bedrag van € 1.875.000,-. De curator heeft de gunning niet gestand gedaan omdat de dochter van [gedaagde] en [betrokkene 1] de waarborgsom niet tijdig had betaald.
2.4.
Op 27 januari 2023 heeft [eisende partij] een bod gedaan op de woning van € 1.250.000,00. Op 30 januari 2023 heeft de rechter-commissaris op grond van artikel 176 van de Faillissementswet (Fw) goedkeuring verleend aan de curator voor de verkoop.
2.5.
Op 15 februari 2023 hebben partijen de koopovereenkomst voor de woning getekend (hierna: de koopovereenkomst). In de koopovereenkomst is, voor zover in deze zaak van belang, het volgende opgenomen:
“Definities
Artikel 1.
(…)
- Overdrachtsdatum:de datum waarop de Akte van Levering wordt verleden;
(…)
- Uiterste Overdrachtsdatum:de datum waarop de Akte van Levering van het Verkochte [Voorzieningenrechter: de woning] uiterlijk moet worden verleden, te weten 1 mei 2023;
(…)
Levering.
Artikel 6.
1. De Akte van Levering zal uiterlijk op de Uiterste Overdrachtsdatum, of zoveel eerder of later als Partijen overeenkomen, worden verleden voor één van de notarissen verbonden aan Van der Stap Notarissen, of diens waarnemer.”
In de bijlage van de koopovereenkomst is onder andere het volgende opgenomen.
“BIJLAGE 1
Artikel 25.
(…)
6. De Koopovereenkomst is aangegaan onder de ontbindende voorwaarde dat het Verkochte op de Overdrachtsdatum niet ontruimd is. Op vervulling van de in dit lid bedoelde ontbindende voorwaarde kan zowel door de Koper als door de Verkoper een beroep worden gedaan, en wel uiterlijk voor het verlijden van de Akte van Levering. (…)
8. Indien een ontbindende voorwaarde in vervulling gaat door de Partij, die daarop een beroep kan doen, dat beroep tijdig doet, is de Koopovereenkomst ontbonden en bestaat er tussen Partijen geen enkel recht op vergoeding van kosten en/of schade.”
2.6.
Op 12 februari 2023 heeft een derde partij, [betrokkene 2], een bod gedaan op de woning. Het bod was lager dan het bod van [eisende partij] [betrokkene 2] heeft het bod later verhoogd. De koopovereenkomst met [eisende partij] was toen al getekend. De curator heeft het bod van [betrokkene 2] daarom niet geaccepteerd. [betrokkene 2] is een bekende relatie van [gedaagde] die heeft toegezegd dat [gedaagde] en [betrokkene 1] in de woning mogen blijven wonen als hij deze zou kopen.
2.7.
Op 17 februari 2023 heeft [gedaagde] op grond van artikel 69 Fw de rechter-commissaris verzocht om de curator te verbieden de koopovereenkomst aan te gaan met [eisende partij], dan wel de curator te verplichten om de koopovereenkomst te ontbinden. De rechter-commissaris heeft het verzoek bij beschikking van 20 februari 2023 afgewezen.
2.8.
Op 27 maart 2023 heeft de curator [eisende partij] bericht dat de datum en het tijdstip van de ontruiming van de woning was bepaald op 4 mei 2023 vanaf 09.00u.
2.9.
[gedaagde] heeft op grond van artikel 67 Fw hoger beroep tegen de beschikking van 20 februari 2023 ingesteld. Bij beschikking van 26 april 2023 (hierna: de beschikking) heeft de rechtbank de beschikking van de rechter-commissaris van 20 februari 2023 vernietigd en de curator geboden om de koopovereenkomst met [eisende partij] te ontbinden.
2.10.
Bij (verstek)vonnis van 1 mei 2023 heeft de voorzieningenrechter in een procedure, ingesteld door [gedaagde] en [betrokkene 1], de tenuitvoerlegging van het arrest geschorst. Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de curator verboden om executiemaatregelen te treffen. De curator heeft verzet ingesteld tegen voornoemd (verstek)vonnis (hierna: de verzetzaak).
2.11.
De curator heeft bij brief van 4 mei 2023 aan [eisende partij] geschreven:
“Ter kennisneming zend ik u een afschrift van de beschikking (…), waarin de rechtbank mij heeft bevolen de (…) koopovereenkomst te ontbinden.
Voorts zend ik u het vonnis van de voorzieningenrechter (…), waarin de tenuitvoerlegging van het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (…) door de voorzieningenrechter met onmiddellijke ingang is geschorst en waarin het mij is verboden om executiemaatregelen te treffen op basis van dit arrest, een en ander voor zover het de levering en ontruiming van de woning op basis van de koopovereenkomst met [eisende partij] betreft. (…)
Gelet op het vorengaande ontbind ik bij deze de tussen [eisende partij] enerzijds en ondergetekende anderzijds op 15 februari 2023 tot stand gekomen koopovereenkomst.”
De curator heeft daarnaast per brief op dezelfde dag geschreven: “Per gelijke post zond ik u ter kennisneming:
- -
een afschrift van de beschikking (…);
- -
het vonnis van de voorzieningenrechter (…).
In deze brief doe ik tevens een beroep op de ontbindingsgronden genoemd in de leden 6 en 7 van artikel 25 van de koopakte.”
2.12.
[eisende partij] heeft per brief van 12 mei 2023 gericht aan de curator betwist dat er als gevolg van de mededelingen in de brieven van 4 mei 2023 een rechtsgeldige ontbinding tot stand is gekomen.
2.13.
De verzetzaak is bij deze rechtbank bekend onder zaaknummer C/05/419767/ KG ZA 23-170. Omdat de verzetzaak en deze zaak met elkaar samenhangen, wordt in beide zaken tegelijk uitspraak gedaan.
3. Het geschil
3.1.
[eisende partij] vordert - samengevat - dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
I. de curator verbiedt om de woning te verkoper en te leveren aan een ander dan [eisende partij],
II. de curator gebiedt de koopovereenkomst na te komen en binnen drie maanden na betekening van dit vonnis over te gaan tot eigendomsoverdracht aan [eisende partij] van de woning,
III. de curator veroordeelt om aan [eisende partij] een dwangsom te betalen per dag of dagdeel dat de curator niet aan het onder I. en II. gevorderde voldoet.
Subsidiair
IV. een ordemaatregel treft die voldoende recht doet aan de belangen van alle partijen.
Zowel primair als subsidiair met veroordeling van de curator in de kosten.
3.2.
De curator voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De rechter moet daarom eerst beoordelen of [eisende partij] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de rechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
spoedeisend belang
4.2.
Het spoedeisend belang volgt uit de aard van de vorderingen en wordt door de curator erkend.
het gevolg van de beschikking van 26 april 2023 op de rechtsverhouding tussen [eisende partij] en de curator
4.3.
De curator heeft primair de koopovereenkomst ontbonden op grond van de beschikking van 26 april 2023. Zowel [eisende partij] als de curator stellen zich op het standpunt dat de koopovereenkomst niet rechtsgeldig kan worden ontbonden alleen omdat de curator daartoe veroordeeld wordt in de beschikking. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dit standpunt juist. Daar wordt het volgende over overwogen.
4.4.
Op grond van artikel 68 lid 1 Fw is de curator belast met het beheer en de vereffening van de failliete boedel. De curator is verder op basis van artikel 101 Fw bevoegd om de goederen van de boedel te verkopen. De goederen worden volgens artikel 176 Fw openbaar of met toestemming van de rechter-commissaris onderhands verkocht. Artikel 72 lid 1 Fw bepaalt dat het ontbreken van de machtiging van de rechter-commissaris, waar die is vereist, geen invloed heeft op de geldigheid van de door de curator verrichte handelingen. Voorgaande artikelen leiden in deze zaak tot de conclusie dat de curator bevoegd was om de koopovereenkomst aan te gaan. Deze bevoegdheid wordt niet aangetast door het al dan niet ontbreken van toestemming van de rechter-commissaris. Overigens is naar het oordeel van de voorzieningenrechter de toestemming van de rechter-commissaris van 30 januari 2023 ook niet komen te vervallen, dat volgt niet uit de beschikking. Maar zelfs als dat wel zo is, wordt de geldigheid van de koopovereenkomst daardoor niet aangetast. Er is dus sprake van een rechtsgeldige koopovereenkomst tussen [eisende partij] en de curator.
4.5.
Op grond van artikel 69 Fw kan de gefailleerde tegen elke handeling van de curator bij de rechter-commissaris opkomen, of van deze een bevel uitlokken, dat de curator een bepaalde handeling verricht of een voorgenomen handeling nalaat. Op grond van artikel 67 Fw is hoger beroep bij de rechtbank mogelijk tegen een beschikking van de rechter-commissaris op grond van artikel 69 Fw. Volgens vaste rechtspraak kan een door de curator rechtsgeldig gesloten overeenkomst niet via de weg van artikel 69 Fw ongedaan worden gemaakt (zie HR 9 april 1943, NJ 1943/351; HR 8 mei 1952, NJ 1952/572 en HR 20 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:2076, r.o. 3.4). Dit komt ook overeen met de tekst en ratio van artikel 69 Fw. Artikel 69 Fw geeft immers niet de grondslag om een bevoegdheid te creëren die de curator zelf niet heeft. Artikel 69 Fw geeft de mogelijkheid om het handelen van de curator te sturen. Deze handelingen leiden alleen tot bepaalde rechtsgevolgen indien de handelingen die zonder toepassing van artikel 69 Fw ook als rechtsgevolgen zouden hebben gehad.
4.6.
De rechtbank heeft in de beschikking de curator geboden de koopovereenkomst te ontbinden omdat -kort samengevat- de rechter-commissaris bij het verlenen van haar toestemming op 30 januari 2023 onvoldoende zicht heeft gehad voor het belang van een transparante openbare verkoopprocedure. Aangezien voornoemde grondslag noch een wettelijke noch een contractuele ontbindingsmogelijkheid is in de rechtsverhouding tussen de curator en [eisende partij], komt er geen ontbinding tot stand van de koopovereenkomst enkel op grond van de beschikking en ook niet door de ontbinding van de koopovereenkomst door de curator in de brief van 4 mei 2023 aan [eisende partij]
contractuele ontbindingsmogelijkheden
4.7.
De curator heeft daarnaast de koopovereenkomst ontbonden met een beroep op artikel 25 lid 6 en 8 van de bijlage. In zijn brief van 4 mei 2023 doet de curator een beroep op artikel 6 en 7 van de koopovereenkomst. Gezien er onbetwist niet is voldaan aan de voorwaarden van lid 7 en de curator in deze procedure alleen een beroep heeft gedaan op lid 6 en 8, gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat het ging om een verschrijving.
4.8.
In beginsel zal de ontbindingsverklaring, indien aan de contractuele voorwaarden is voldaan, tot ontbinding leiden. In de rechtsverhouding met de derde kan het echter naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn als de curator een beroep doet op een hem ter beschikking staande ontbindingsgrond in een koopovereenkomst, uitsluitend omdat hij daartoe veroordeeld is op grond van artikel 69 Fw. Een veroordeling op grond van artikel 69 Fw ziet immers op andere belangen, uitsluitend die van de schuldeisers van de boedel, dan de rechtsverhouding tussen de curator en de derde. Hiervan is eerder sprake indien, zoals in deze zaak, de ontbindingsmogelijkheid geen verband houdt met de artikel 69 Fw procedure en/of de derde in strijd met artikel 67 Fw niet is gehoord als belanghebbende. Bovendien kan ook sprake zijn van een situatie zoals bedoeld in artikel 6:23 lid 2 BW. Het is immers uiteindelijk het handelen van de curator, bestaande uit het niet ontruimen van de woning, waardoor de ontbindende voorwaarde zou worden vervuld. Dat het handelen wordt bewerkstelligd door een artikel 69 Fw procedure doet daar op grond van wat er in 4.5 is overwogen in beginsel niet aan af. Ook een handelen op grond van artikel 69 Fw is een handelen van de curator in de rechtsverhouding met [eisende partij] Het feit dat er sprake is van een handelen op grond van artikel 69 Fw is geen zelfstandige rechtvaardigingsgrond op basis waarvan de curator de ontruiming niet hoeft uit te voeren om zo een ontbindingsgrond te laten ontstaan.
4.9.
In deze zaak is echter onvoldoende aannemelijk geworden dat is voldaan aan de contractuele voorwaarden voor ontbinding. Volgens [eisende partij] was 1 mei 2023 de uiterste overdrachtsdatum en kon er alleen tot die tijd ontbonden worden. Volgens de curator waren partijen overeengekomen dat de overdrachtsdatum later zou zijn omdat, op zijn vroegst, 4 mei 2023 pas ontruimd kon worden.
4.10.
Er is vervolgens tussen partijen, gelet op de beschikking van 26 april 2023 en de daaropvolgende brief van de curator van 4 mei 2023 aan [eisende partij], echter nog geen (nieuwe, uiterste) overdrachtsdatum bepaald in afwachting van de uitkomst van de procedures. De vraag of de woning ontruimd kan worden voor de (nieuwe) overdrachtsdatum is daarom nog onzeker. De ontbindende voorwaarde is daarom niet vervuld, ook niet als men uitgaat van het standpunt van de curator dat 1 mei 2023 niet de uiterste overdrachtsdatum was, maar partijen een nieuwe overdrachtsdatum zouden afspreken.
dwangsommen
4.11.
De gevorderde dwangsommen worden afgewezen. De curator heeft aangegeven vrijwillig aan de veroordeling te voldoen. Bovendien is voldoende gebleken dat de curator alleen niet na wilde komen omdat hij door de rechtbank was veroordeeld om de koopovereenkomst te ontbinden. De voorzieningenrechter heeft daarom vooralsnog geen reden om te twijfelen aan de toezegging van de curator dat hij vrijwillig zal nakomen.
4.12.
De curator is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eisende partij] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding | € | 129,14 | |
- griffierecht | € | 314,00 | |
- salaris advocaat | € | 1.079,00 | |
Totaal | € | 1.522,14 |
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1.
verbiedt de curator de woning aan [adres] te verkopen en te leveren aan een ander dan [eisende partij],
5.2.
gebiedt de curator de tussen partijen op 15 februari 2023 gesloten koopovereenkomst na te komen en binnen drie maanden na betekening van dit vonnis over te gaan tot eigendomsoverdracht aan [eisende partij] van de woning aan [adres],
5.3.
veroordeelt de curator in de proceskosten, aan de zijde van [eisende partij] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.522,14,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Kropman en in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2023.
LS/SK