Einde inhoudsopgave
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Vlaamse Gemeenschap van België inzake de accreditatie van opleidingen binnen het Nederlandse en Vlaamse hoger onderwijs
Artikel 5
Geldend
Geldend vanaf 01-02-2005
- Bronpublicatie:
03-09-2003, Trb. 2003, 167 (uitgifte: 20-10-2003, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-02-2005
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-02-2005, Trb. 2005, 47 (uitgifte: 01-01-2005, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
1.
Het Bestuur bestaat uit ten hoogste vijftien leden, waaronder een voorzitter en een vice-voorzitter.
2.
Het Comité van Ministers benoemt de bestuursleden, waarvan 60% door de Nederlandse Minister en 40% door de Vlaamse Minister wordt voorgedragen.
3.
De benoeming van de bestuursleden geschiedt voor een periode van vier jaar. Een bestuurslid kan na die periode eenmaal worden herbenoemd voor een periode van ten hoogste vier jaar.
4.
Het Comité van Ministers benoemt de voorzitter en vice-voorzitter voor een periode van vier jaar.
5.
De Nederlandse Minister en Vlaamse Minister regelen elk voor de door hen voorgedragen bestuursleden de rechtspositionele voorwaarden waaronder zij hun taak verrichten, waarbij de rechtsbescherming in ieder geval wordt geregeld overeenkomstig het desbetreffende nationale recht.
6.
Het Comité van Ministers kan een bestuurslid slechts schorsen of ontslaan wegens onbekwaamheid voor het vervullen van de functie, wegens kennelijke nalatigheid dan wel wegens andere zwaarwegende in de persoon van de betrokkene gelegen redenen. Geschorste of ontslagen bestuursleden kunnen tegen deze beslissing procederen bij de bevoegde nationale gerechten. Ontslag vindt voorts plaats op eigen verzoek van een bestuurslid.
7.
Voor de bestuursleden van de Accreditatieorganisatie die op het moment van inwerkingtreding van dit Verdrag door de Nederlandse Minister zijn benoemd, gelden de benoemingsperiode en overige rechtspositionele voorwaarden zoals die bij hun benoeming zijn vastgesteld. Voor de verhouding in de voordracht van nieuwe bestuursleden na de datum van inwerkingtreding van het Verdrag gelden de bestuursleden, bedoeld in de eerste volzin, als leden die door de Nederlandse Minister zijn voorgedragen.