Einde inhoudsopgave
Wetboek van Strafvordering
Artikel 258a [Verdachte verplicht aanwezig op zitting]
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2024
- Bronpublicatie:
21-04-2021, Stb. 2021, 220 (uitgifte: 06-05-2021, kamerstukken: 35349)
- Inwerkingtreding
01-07-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
03-06-2024, Stb. 2024, 149 (uitgifte: 07-06-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
1.
De verdachte is verplicht in persoon op de terechtzitting te verschijnen indien hij zich in voorlopige hechtenis bevindt in verband met de zaak en het bevel voorlopige hechtenis niet is geschorst of indien hij zich in detentie bevindt in verband met een andere zaak dan die op de terechtzitting wordt behandeld. Deze verplichting betreft alleen de terechtzitting waarop de zaak inhoudelijk wordt behandeld en voor zover het een misdrijf betreft:
- a.
dat wordt genoemd in artikel 51e, eerste lid, of
- b.
dat wordt genoemd in de artikelen 141, eerste lid en tweede lid, onder 1°, 181, eerste en tweede lid, 182, eerste lid en tweede lid, onder 1°, 248c, 252, tweede lid, 290, 296, eerste en tweede lid of 301, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
2.
De voorzitter van de rechtbank kan ambtshalve, op vordering van de officier van justitie, op verzoek van de verdachte of van het slachtoffer beslissen dat de verplichte verschijning van de verdachte achterwege blijft in verband met zwaarwegende belangen van de verdachte, het slachtoffer of een van de andere procesdeelnemers dan wel in het geval geen van de procesdeelnemers de verplichte verschijning wenselijk of noodzakelijk vindt.