Rb. Rotterdam, 04-11-2016, nr. C/10/510977 / KG ZA 16-1129
ECLI:NL:RBROT:2016:8456
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
04-11-2016
- Zaaknummer
C/10/510977 / KG ZA 16-1129
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2016:8456, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 04‑11‑2016; (Kort geding)
- Wetingang
art. 2 Burgerlijk Wetboek Boek 6
- Vindplaatsen
JA 2017/9
NTHR 2017, afl. 1, p. 37
Uitspraak 04‑11‑2016
Inhoudsindicatie
Kort geding. Uitleg polisvoorwaarden, dominant cause leer. Moet neerslag (in vaste vorm) worden aangemerkt als hagel? Is schade veroorzaakt door storm of hagel? Voorlopig oordeel dat neerslag hagel in de zin van de polisvoorwaarden is en dat de schade het directe gevolg is van de inslag van (aangegroeide) hagel(stenen).
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Team Handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/510977 / KG ZA 16-1129
Vonnis in kort geding van 4 november 2016
in de zaak van
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaten mrs. A.T. Stevens en M.G. Kos te Utrecht,
tegen
de naamloze vennootschap ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
handelend onder de naam INTERPOLIS,
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagde,
advocaten mrs. D.J. van der Kolk en M. Verheijden te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en Interpolis genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding d.d. 17 oktober 2016 met producties 1 tot en met 11 en de aanvullende producties 12 en 13;
- -
de producties 1 tot en met 6 van Interpolis;
- -
de mondelinge behandeling d.d. 25 oktober 2016;
- -
de pleitnota van [eiser] ;
- -
de pleitnota van Interpolis.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
[eiser] is eigenaar van een melkveehouderij in Someren.
2.2.
[eiser] heeft, met behulp van tussenpersoon [bedrijf1] , bij Interpolis een Bedrijven Compact Polis Agrarisch afgesloten ten behoeve van de melkveehouderij.
2.3.
In de verzekeringsvoorwaarden, versie 5.4 van januari 2015, is het volgende opgenomen:
“Hoofstuk 1: Gebouwen
Paragraaf 1
Brand, storm
(…)
Omvang van de verzekering
De verzekering dekt schade aan gebouwen die volgens het verzekeringsbewijs verzekerd zijn op deze voorwaarden, als de schade is ontstaan door:
(…)
Storm, tenzij de schade is ontstaan aan gebouwen die aan drie of meer zijden open zijn. … Onder schade door storm verstaan wij niet de schade die tijdens de storm door de inslag van hagel is ontstaan.”
2.4.
In de begrippenlijst die deel uitmaakt van de hiervoor genoemde verzekeringsvoorwaarden is opgenomen:
“Hagel
Onder hagel wordt neerslag in de vorm van ijskorrels verstaan
(…)
Storm
Een windsnelheid van ten minste 14 meter per seconde”
2.5.
[eiser] heeft geen afzonderlijke verzekering voor hagelschade afgesloten. Een dergelijke verzekerings-of dekkingsmogelijkheid zou door hem wel kunnen worden afgesloten en voor zijn bedrijf ongeveer € 100,00 op jaarbasis kosten.
2.6.
Op 23 juni 2016 is Someren getroffen door storm en zware buien, die tezamen worden aangeduid als een supercell. Tijdens die storm en buien is schade – in de vorm van gaten – ontstaan aan de daken van de veestal van [eiser] . De schade wordt begroot op
€ 94.988,66.
2.7.
[eiser] heeft op 24 juni 2016 bij Interpolis melding gemaakt van deze schade. In het door [eiser] ingevulde schadeformulier staat:
“Hoe is de schade ontstaan? Hagel
Beschrijf de oorzaak van de schade schade door hagel en storm in een onweersbui”
2.8.
Bij e-mail van 30 juni 2016 heeft Interpolis [eiser] het volgende bericht:
“Helaas bent u voor deze schade niet verzekerd. Uw gebouwen zijn verzekerd tegen de genoemde gevaren die u in uw polisvoorwaarden vindt. Hagel maakt geen onderdeel uit van de dekking. Ik moet u dan ook mededelen dat ik deze schade niet verder in behandeling kan nemen.”
2.9.
Op 28 september 2016 is, in opdracht van Interpolis, door twee schade-experts een bezoek gebracht aan de melkveehouderij van [eiser] . In het door hen opgestelde rapport d.d. 7 oktober 2016 staat:
“Omschrijving van het risico
Verzekerde de heer [eiser] bezit op het risicoadres aan de [adres] een 4-tal gebouwen:
- Gebouw 100, de ligboxenstal bestaande uit verschillende geschakelde stallen.
- Gebouw 101, de bergplaats.
- Gebouw 103, de werktuigenberging.
- Gebouw 104, de bergplaats (werkplaats).
Gebouw 100 is grotendeels voorzien van hellende daken afgewerkt met lichtdoorlatende golfplaten en asbestvrije golfplaten met uitzondering van het op de plattegrond gearceerde deel. Dit deel is voorzien van asbesthoudende golfplaten. (…)
Gebouw 101 en 104 zijn voorzien van hellende daken en afgewerkt met asbestvrije golfplaten.
Gebouw 103 is voorzien van een hellend dak en afgewerkt met stalen dakplaten met damwandprofiel.
Toedracht en oorzaak van de schade
Eigen bevindingen
Op donderdagavond 23 juni 2016 zijn er in de regio Someren en omstreken zware hagelbuien geweest met hagelstenen ter grootte van tennisballen en groter.
Tijdens onze inspectie op 28 september zagen wij het volgende schadebeeld:
- De golfplaten daken zijn op zeer veel plaatsen geperforeerd met gaten van enkele centimeters tot een doorsnede van 10 tot wel 20 cm.
- De glasheldere lichtplaten zijn nagenoeg helemaal verhageld.
- De polyester golfplaten vertonen verkleuringen/vervormingen.
- De afdekkingen van de lichtnok vertonen grote gaten, scheuren en verkleuringen.
Conclusie
Op basis van ons onderzoek van het schadebeeld in het algemeen en de gaten in detail, concludeerden wij dat de beschadigingen het gevolg zijn van de hagel.”
3. Het geschil
3.1.
[eiser] vordert – verkort en zakelijk weergegeven – bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Interpolis te veroordelen tot betaling van € 50.000,00 als voorschot op de door [eiser] geleden schade, met veroordeling van Interpolis in de proceskosten, waaronder de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
Interpolis voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
Ten aanzien van de bevoegdheid van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam
4.1.
Vooropgesteld wordt dat op de voet van artikel 99 Rv de rechter van de woonplaats van de gedaagde bevoegd is, tenzij de wet anders bepaalt. Interpolis is gevestigd in Apeldoorn, zodat de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland in beginsel bevoegd is. Partijen hebben echter afgesproken dat zij dit geschil – in afwijking van de gewone bevoegdheidsregels – willen laten beslechten door de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam. Gelet op het bepaalde in artikel 108 Rv betekent dit dat deze voorzieningenrechter bevoegd is om van de zaak kennis te nemen.
Ten aanzien van het spoedeisend belang
4.2.
[eiser] heeft gesteld dat hij in verband met de naderende winter en een gebrek aan voldoende liquide middelen een groot belang heeft bij het verkrijgen van een voorschot op de door hem geleden schade, zodat hij de kosten van de reeds uitgevoerde meest spoedeisende reparaties, kan voldoen. Dit spoedeisend belang is door Interpolis niet betwist en wordt dan ook aangenomen.
Ten aanzien van het gevorderde
4.3.
Vooropgesteld wordt dat met betrekking tot een voorziening in kort geding bestaande in veroordeling tot betaling van een geldsom terughoudendheid op zijn plaats is. De voorzieningenrechter zal niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook, zoals hiervoor onder 4.2. al gebeurd is, of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar – kort gezegd – het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.
4.4.
[eiser] grondt zijn vordering primair op de stelling dat de schade onder de polis gedekt is terwijl Interpolis betoogt dat de geclaimde schade niet is gedekt onder de verzekering.
Vooropgesteld wordt dat [eiser] voor toewijzing van zijn vordering in een bodemprocedure zal moeten bewijzen, en in dit kort geding aannemelijk moet maken, dat sprake is van schade die is veroorzaakt door een onder zijn verzekeringspolis gedekt evenement. De kern van het schil betreft de dekkingsomschrijving, en meer in het bijzonder de vraag waardoor de schade veroorzaakt is; was dat storm of hagel? en de daaraan voorafgaande vraag of de gevallen neerslag al dan niet als hagel moet worden aangemerkt.
4.5.
Het gaat hier primair om de uitleg van polisvoorwaarden. Nu over dergelijke voorwaarden niet tussen partijen onderhandeld pleegt te worden, is de uitleg daarvan met name afhankelijk van objectieve factoren zoals de bewoordingen waarin de desbetreffende bepaling is gesteld, gelezen in het licht van de polisvoorwaarden als geheel en van de daarbij behorende begrippenlijst.
Daarbij dient tot uitgangspunt dat het een verzekeraar vrijstaat om in de polisvoorwaarden de grenzen te omschrijven waarbinnen hij bereid is dekking te verlenen. Dat brengt de vrijheid met zich om daarbij – op een wijze die voor de verzekeringnemer op grond van voormelde objectieve factoren voldoende duidelijk kenbaar is – binnen een samenhangend feitencomplex slechts aan bepaalde feiten of omstandigheden (rechts)gevolgen te verbinden en aan andere niet, dan wel onderscheid te maken tussen gevallen die feitelijk zeer dicht bij elkaar liggen.
Bij haar beoordeling neemt de voorzieningenrechter verder in aanmerking dat [eiser] werd bijgestaan en geadviseerd door [bedrijf1] , een professionele partij die als een van haar kernactiviteiten het afsluiten van verzekeringen (voor haar klanten) heeft.
4.6.
Tussen partijen is niet in geschil dat op 23 juni 2016 in Someren sprake was van een storm in de zin van de polisvoorwaarden. Evenmin is in geschil dat die storm gepaard ging met neerslag in vaste vorm. De vraag is of die neerslag moet worden aangemerkt als hagel in de zin van de polisvoorwaarden.
Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter leidt een redelijke uitleg van de polisvoorwaarden ertoe dat onder het begrip hagel in de polisvoorwaarden dient te worden verstaan iedere vorm van neerslag die als ijskorrels neervalt, ongeacht de grootte daarvan. Daarbij is als eerste in aanmerking genomen dat in de door partijen overgelegde rapporten van Weather Impact en Meteo Group de op 23 juni 2016 in Someren gevallen neerslag wordt aangeduid als zeer intense hagel, hagel die aangroeit, (samen)geklonterde hagel en hagel. Ook [eiser] zelf, in het schadeformulier, noemt de neerslag hagel. En ten slotte moet worden aangenomen dat ook de maatman-consument, onder meer gelet op de begrippen die in de pers gebruikt zijn naar aanleiding van de weersomstandigheden op 23 juni 2016 welke begrippen zijn gebaseerd op uitlatingen van verschillende personen, de neerslag aanduidt als hagel. Gelet hierop ligt het niet in de rede dat deze (door de storm, waarover hierna meer) vorm van (aangegroeide) hagel(stenen) niet onder het begrip hagel in de zin van de polis valt. Het feit dat de hagel aangroeide in de supercell maakt dus niet dat het geen hagel meer is. Dat brengt met zich dat er geen twijfel over de betekenis van het begrip hagel in de zin van de polisvoorwaarden bestaat, wat betekent dat geen toepassing hoeft te worden gegeven aan de contra proferentem uitleg van artikel 6:238 lid 2 BW waar [eiser] zich subsidiair op heeft beroepen. Daar komt nog bij dat, ook in het licht van de jurisprudentie van het HvJEU, niet aannemelijk is dat [eiser] als consument in de zin van genoemd artikel moet worden beschouwd. Hij heeft de verzekeringsovereenkomst immers niet in privé, maar ten behoeve van zijn bedrijf gesloten.
4.7.
Ten aanzien van de vraag wat de oorzaak is van de door [eiser] op 23 juni 2016 geleden schade, wordt vooropgesteld dat de dominant-cause leer waar [eiser] zich op beroept, naar voorlopig oordeel, leidt tot een andere uitkomst dan door hem betoogd. Vaststaat dat de gaten in het dak van de veestal van [eiser] het directe gevolg zijn van de inslag van (aangegroeide) hagel(stenen). Dat de sterke windstoten en de opwaartse en neerwaartse windbewegingen in de supercell een, bepalend, effect hebben gehad op de omvang en de samenklontering van hagelstenen, rechtvaardigt, gelet op wat hiervoor is overwogen en op de uiterlijke verschijningsvorm van de schade, niet de conclusie dat hier sprake is geweest van stormschade. Anders gezegd heeft de storm bijgedragen aan de hagelvorming maar niet aan de schade zelf.
Uitgaande van het (voorlopige) oordeel dat de schade niet het rechtstreekse gevolg is van de storm, zij ten overvloede nog het volgende overwogen. [eiser] duidt de neerslag aan als ijsbrokken, maar laat – ook in het licht van de onder 4.4. genoemde stelplicht die op hem rust – na te stellen en onderbouwen dat schade door ijsbrokken een gedekt evenement oplevert.
4.8.
Voor zover daar al aan toegekomen zou moeten worden, leidt een afweging van de belangen van partijen niet tot een ander oordeel. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat [eiser] zich voor een relatief laag (extra) bedrag apart voor hagelschade had kunnen verzekeren en dat hij dat om hem moverende redenen niet heeft gedaan.
4.9.
Ten slotte zij nog het volgende overwogen. Zowel in de dagvaarding als bij pleidooi heeft [eiser] gesteld dat andere verzekeraars de schade die op 23 juni 2016 is ontstaan inmiddels wel als stormschade behandelen. Desgevraagd heeft hij ter zitting te kennen gegeven dat sprake is van vergelijkbare gevallen. [eiser] heeft echter nagelaten de polisvoorwaarden van die gevallen te citeren of over te leggen en heeft ook niets gesteld over de omstandigheden die in die gevallen aan de orde waren. Bovendien is niet bekend of het in behandeling nemen van die schadegevallen berust op (onvoorwaardelijk erkende) verzekeringsdekking of dat dit om andere redenen, bij voorbeeld coulancehalve, gebeurt. Dit betekent dat niet aannemelijk is dat sprake is van vergelijkbare, laat staan van gelijke, gevallen, zodat de voorzieningenrechter hieraan voorbij gaat.
4.10.
Dit alles leidt ertoe dat de vordering moet worden afgewezen. Erkend wordt [eiser] zich hierdoor geconfronteerd ziet met een aanzienlijke kostenpost, maar dat is geen omstandigheid die bij de beoordeling van de vordering kan worden meegewogen.
4.11.
[eiser] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Interpolis worden begroot op:
- griffierecht € 1.929,00
- salaris advocaat 894,00
Totaal € 2.823,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Interpolis tot op heden begroot op € 2.823,00, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser] niet aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 4 november 2016.2885/2009