Hof 's-Hertogenbosch, 27-11-2007, nr. C0600341
ECLI:NL:GHSHE:2007:BB9579
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
27-11-2007
- Zaaknummer
C0600341
- LJN
BB9579
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2007:BB9579, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 27‑11‑2007; (Hoger beroep)
Uitspraak 27‑11‑2007
Inhoudsindicatie
De vraagstelling zoals deze in het tussenvonnis waarvan beroep is opgenomen, sluit naar het oordeel van het hof op toereikende wijze aan bij de stellingen die partijen in de procedure hebben ingenomen en biedt een voldoende basis voor de deskundige voorlichting die nodig is om op het technische vlak tot een voldoende onderbouwde beslissing te komen. De vraagstelling voor een deskundigenbericht dient in het algemeen niet te gedetailleerd en te gespecificeerd te zijn, teneinde de deskundigen voldoende ruimte te bieden om vanuit hun expertise zich te richten op de aspecten die uiteindelijk voor de beslechting van het geschil van belang zijn. Naar het oordeel van het hof hebben de vragen zoals [appellant] deze thans nog wil toevoegen voor de beoordeling van het onderhavige geschil geen meerwaarde naast de vragen die reeds zijn opgenomen, en met name ook naast de hiervoor onder 4.5 vermelde vragen die de rechtbank naar aanleiding van het voorstel van [appellant] heeft toegevoegd.
Partij(en)
typ. NJ
rolnr. C0600341/HE
ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,
sector civiel recht,
vierde kamer, van 27 november 2007,
gewezen in de zaak van:
[APPELLANT],
wonende te [plaats], [gemeente],
appellant bij exploot van dagvaarding van 24 februari 2006,
procureur: mr. G.H. Hermanides,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ASV AUTOMOBIELBEDRIJVEN BV,
gevestigd te Veghel,
geïntimeerde bij gemeld exploot,
procureur: mr. J.E. Benner,
op het hoger beroep van het door de rechtbank 's-Hertogenbosch gewezen vonnis van 18 januari 2006 tussen appellant - [appellant] - als eiser en geïntimeerde - ASV - als gedaagde.
1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 119643/HA ZA 04-2724)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis en naar de daaraan voorafgaande tussenvonnissen van 2 februari 2005 en 3 augustus 2005.
2. Het geding in hoger beroep
2.1
[appellant] is van het vonnis van 18 januari 2006 tijdig in hoger beroep gekomen. Bij memorie van grieven heeft [appellant] onder overlegging van twee producties twee grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en, kort gezegd, tot aanvulling van de vraagstelling voor de deskundige, met veroordeling van ASV in de kosten van het geding.
2.2
Bij memorie van antwoord heeft ASV onder overlegging van twee producties de grieven bestreden en geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis waarvan beroep, met veroordeling van [appellant] in de kosten van het hoger beroep, uitvoerbaar bij voorraad.
2.3
Partijen hebben daarna de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.
3. De gronden van het hoger beroep
De grieven van [appellant] luiden als volgt:
Grief I
"Ten onrechte heeft de Rechtbank in rov. 3.3 nagelaten om in het vonnis op te nemen enkele door [appellant] in de akte d.d. 31 augustus 2005 geformuleerde vragen voor de bij dat vonnis benoemde deskundigen."
Grief II
"Ten onrechte heeft de Rechtbank nagelaten om te motiveren waarom zij [appellant]'s vragen niet ter beantwoording voorlegt aan de deskundigen."
4. De beoordeling
4.1
Het gaat in deze zaak, voor zover in dit hoger beroep van belang, om het volgende.
- a)
ASV exploiteert een erkende Mercedes garage. [appellant] heeft in december 2003 zijn kort daarvoor van een derde gekochte Mercedes personenauto bij ASV gebracht voor een uitgebreide onderhoudsbeurt.
- b)
ASV heeft op 30 december 2003 diverse werkzaamheden aan de auto uitgevoerd en daarbij onder meer het reinigingsmiddel TUNAP in de benzinetank gedaan.
- c)
Aan de Mercedes van [appellant] is (onder meer) motor-schade ontstaan, waarvoor [appellant] ASV aansprakelijk houdt.
4.2
In deze procedure stelt [appellant], kort gezegd, dat ASV de onderhoudsbeurt ondeugdelijk heeft uitgevoerd door de toevoeging van TUNAP en/of door het niet vervangen van sterk vervuilde bougies. In verband hiermee vordert [appellant] betaling door ASV van herstel- en onderzoekskosten en terugbetaling van reeds betaalde facturen. ASV heeft de vordering van [appellant] gemotiveerd betwist.
4.3
Bij tussenvonnis van 3 augustus 2005 heeft de rechtbank het noodzakelijk geoordeeld een deskundigenbericht in te winnen over de vraag of de gestelde schade is ontstaan door een tekortkoming van ASV in de nakoming van haar verbintenis inzake de onderhoudsbeurt en/of door een omstandigheid die aan [appellant] kan worden toegerekend (r.o. 4.1). De rechtbank heeft partijen vervolgens in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over het aantal, het specialisme en de persoon van de te benoemen deskundige(n) en over de aan deze(n) voor te leggen vragen. Daarbij heeft de rechtbank vier vragen met subvragen voor de deskundige(n) aangegeven (r.o. 4.2). Deze betreffen, kort gezegd, de deugdelijkheid van de uitgevoerde werkzaamheden (1), het gebruik van de auto door [appellant] (2), de facturen (3) en wat de deskundigen uit eigen beweging willen opmerken (4).
4.4
Bij akte van 31 augustus 2005 heeft [appellant] naast de reeds door de rechtbank geformuleerde vragen de volgende vragen voorgesteld:
- -
Wat voor invloed heeft de toevoeging van TUNAP op de brandstof en wat is de invloed van TUNAP op de octaanwaarde NOM, de Gumworst, de Un-worst en het kooktraject? Wat is het gevolg hiervan voor de motor bij zware belasting?
- -
Heeft TUNAP invloed op de octaanwaarde van de brandstof? Zo ja, wat voor invloed heeft dit op de motor?
- -
Is de mengverhouding van TUNAP aan de brandstof hierop van invloed?
- -
Ontstaat er eerder kans op zgn. "pingelen" indien de TUNAP in een te hoge concentratie wordt toegevoegd?
In haar antwoordakte heeft ASV laten weten te kunnen instemmen met de door de rechtbank geformuleerde vragen en de door [appellant] voorgestelde aanvullende vragen en zelf geen vragen toe te voegen.
4.5
Bij tussenvonnis van 18 januari 2006 heeft de rechtbank twee deskundigen benoemd en aan hen vijf vragen met subvragen voorgelegd (r.o. 3.3). Deze vraagstelling correspondeert met de voorgenomen vraagstelling, met dien verstande dat daarin naast de eerdere vier vragen met sub-vragen de volgende aanvullende vragen zijn opgenomen:
- a.
Kunt u constateren wat voor invloed de toevoeging van TUNAP op (onderdelen van/brandstof in) de/een auto heeft?
- b.
Wat is het gevolg hiervan voor de/een motor bij zware belasting?
- c.
Is de mengverhouding van TUNAP aan de brandstof hierop van invloed?
4.6
Naar aanleiding van dit tussenvonnis heeft [appellant] zich tot de rechtbank gewend met de opmerking dat het niet opnemen van de door hem voorgestelde vragen kennelijk op een omissie berust en met het verzoek deze alsnog op te nemen. De rechtbank heeft daarop laten weten dat geen sprake is van een omissie maar van een bewuste keuze die niet nader gemotiveerd behoeft te worden (prod. 1 en 2 mvg).
4.7
Met dit hoger beroep beoogt [appellant], gezien het petitum van zijn memorie van grieven, te bewerkstelligen dat naast de reeds door de rechtbank onder alinea 2 tot en met 4 [bedoeld zal zijn: in r.o. 3.3] van het vonnis geformuleerde vragen, tevens de volgende vragen aan de deskundigen worden voorgelegd:
- -
Wat voor invloed heeft de toevoeging van TUNAP op de octaanwaarde NOM, de Gumworst, de Un-worst en het kooktraject? Wat is het gevolg hiervan voor de motor bij zware belasting?
- -
Heeft TUNAP invloed op de octaanwaarde van de brandstof? Zo ja, wat voor invloed heeft dit op de motor?
- -
Ontstaat er eerder kans op zgn. "pingelen" indien de TUNAP in een te hoge concentratie wordt toegevoegd?
4.8
[appellant] is in hoger beroep gekomen van een tussenvonnis, hetgeen in beginsel is uitgesloten. In dit tussenvonnis heeft de rechtbank evenwel bepaald dat daarvan hoger beroep kan worden ingesteld voordat het eindvonnis is gewezen, voor zover niet uitgesloten door de wet. Dat laatste doet zich hier niet voor, zodat [appellant] in zoverre ontvankelijk is in zijn beroep van het tussenvonnis van 18 januari 2006.
4.9
In zijn toelichting op grief I voert [appellant] aan dat de (thans) door hem voorgestelde vragen van belang zijn omdat door toevoeging van TUNAP de octaanwaarde van de brandstof daalt, waardoor detonatie ('pingelen') optreedt, als gevolg waarvan ernstige schade optreedt. De zware belasting die dit meebrengt, kan volgens [appellant] leiden tot onherstelbare schade. Verder stelt [appellant] dat hij een juridisch belang bij de vragen heeft, aangezien hij zich kan beroepen op de zogenaamde omkeringsregel, wanneer uit het deskundigenbericht zou blijken dat de schade kan zijn veroorzaakt door de toevoeging van TUNAP. Ook acht [appellant] zich beperkt in zijn bewijsmogelijkheden en zijn mogelijkheden in een eventueel hoger beroep, waanneer de door hem voorgestelde vragen niet worden meegenomen.
4.10
Deze grief wordt verworpen. De vraagstelling zoals deze in het tussenvonnis waarvan beroep is opgenomen, sluit naar het oordeel van het hof op toereikende wijze aan bij de stellingen die partijen in de procedure hebben ingenomen en biedt een voldoende basis voor de deskundige voorlichting die nodig is om op het technische vlak tot een voldoende onderbouwde beslissing te komen. De vraagstelling voor een deskundigenbericht dient in het algemeen niet te gedetailleerd en te gespecificeerd te zijn, teneinde de deskundigen voldoende ruimte te bieden om vanuit hun expertise zich te richten op de aspecten die uiteindelijk voor de beslechting van het geschil van belang zijn. Naar het oordeel van het hof hebben de vragen zoals [appellant] deze thans nog wil toevoegen voor de beoordeling van het onderhavige geschil geen meerwaarde naast de vragen die reeds zijn opgenomen, en met name ook naast de hiervoor onder 4.5 vermelde vragen die de rechtbank naar aanleiding van het voorstel van [appellant] heeft toegevoegd.
4.11
Afgezien hiervan biedt de algemene slotvraag de deskundigen altijd de gelegenheid naar voren te brengen hetgeen naar hun deskundig oordeel wel van belang is voor de kwestie, maar bij de beantwoording van de meer specifieke vragen onvoldoende een plaats kon krijgen.
4.12
Uit het voorgaande volgt dat het hof het bewijsaanbod van [appellant] als niet ter zake dienend passeert.
4.13
Grief II betreft het ontbreken van een motivering. Ook deze grief wordt verworpen. Allereerst stelt het hof vast dat de rechtbank naar aanleiding van het voorstel van [appellant] de vraagstelling heeft aangepast, zij het niet in alle opzichten. Het voorstel van [appellant] is dus niet zonder meer genegeerd. De wijze waarop een vraagstelling wordt ingekleed nadat partijen daarover zijn gehoord, betreft een keuze die wel nader mag maar niet moet worden gemotiveerd. Bij de behandeling van grief I heeft het hof zijn keuze voor het instandhouden van de vraagstelling gemotiveerd, zodat daarmee aan het bezwaar tegemoet gekomen is en [appellant] bij grief II verder geen belang heeft.
4.14
Nu beide grieven zijn verworpen, wordt het vonnis waarvan beroep bekrachtigd, met veroordeling van [appellant] als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van dit hoger beroep.
5. De uitspraak
Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op deze uitspraak aan de zijde van ASV begroot op € 296,= aan verschotten en op € 894,= aan salaris procureur;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
verwijst de zaak ter verdere behandeling en afdoening naar de rechtbank 's-Hertogenbosch.
Dit arrest is gewezen door mrs. Meulenbroek, Keizer en Hofkes en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof op 27 november 2007.