Rb. Limburg, 22-01-2018, nr. 6490352 AZ VERZ 17-149
ECLI:NL:RBLIM:2018:588
- Instantie
Rechtbank Limburg
- Datum
22-01-2018
- Zaaknummer
6490352 AZ VERZ 17-149
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBLIM:2018:588, Uitspraak, Rechtbank Limburg, 22‑01‑2018; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
AR 2018/493
AR-Updates.nl 2018-0122
VAAN-AR-Updates.nl 2018-0122
Uitspraak 22‑01‑2018
Inhoudsindicatie
Verzoek werkgever tot ontbinding arbeidsovereenkomst. Ernstige verwijtbaarheid. Toestemming werkgever voor nevenwerkzaamheden. Belangenverstrengeling. Fraude. Integriteitscode. Bedrijfscultuur.
Partij(en)
beschikking
RECHTBANK LIMBURG
Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 6490352 AZ VERZ 17-149
Beschikking van 22 januari 2018
in de zaak van
STICHTING WOONPUNT,
gevestigd te Maastricht,
verzoekende partij, verwerende partij in het voorwaardelijk tegenverzoek,
gemachtigde mr. M.L.M. van de Laar
tegen
[verweerder, verzoeker in het voorwaardelijk tegenverzoek] ,
wonend te [woonplaats] ,
verwerende partij, verzoekende partij in het voorwaardelijk tegenverzoek,
gemachtigde mr. A. van den Eshoff.
Partijen zullen hierna Woonpunt en [verweerder, verzoeker in het voorwaardelijk tegenverzoek] genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het verzoekschrift met bijlagen
- -
het verweerschrift met bijlagen
- -
de door Woonpunt nagezonden bijlage
- -
de mondelinge behandeling op 9 januari 2018, waarbij Woonpunt een pleitnota heeft overgelegd.
1.2.
Ten slotte is beschikking bepaald op heden.
2. De feiten
2.1.
[verweerder, verzoeker in het voorwaardelijk tegenverzoek] is op 1 maart 1985 op grond van een arbeidsovereenkomst in dienst getreden bij (de rechtsvoorgangster van) Woonpunt. De laatstelijk door [verweerder, verzoeker in het voorwaardelijk tegenverzoek] verrichte functie is Senior Projectleider Ontwikkeling & Transacties. Op de arbeidsovereenkomst is de cao Woondiensten 2014-2016 van toepassing.
2.2.
Op 22 mei 2006 heeft Woonpunt een integriteitscode vastgesteld.
2.3.
[verweerder, verzoeker in het voorwaardelijk tegenverzoek] heeft op 5 maart 2010 een “Aanvraagformulier nevenwerkzaamheden” ingevuld. Als betaalde nevenwerkzaamheden heeft hij daarop ingevuld: “diverse bouwkundige advieswerkzaamheden met name georiënteerd op VVE’s.” Verder heeft [verweerder, verzoeker in het voorwaardelijk tegenverzoek] ingevuld dat hij de werkzaamheden als zelfstandige uitvoert voor circa tien uur per maand. De leidinggevende van [verweerder, verzoeker in het voorwaardelijk tegenverzoek] is diezelfde dag akkoord gegaan met de uitvoering van deze nevenwerkzaamheden.
2.4.
[verweerder, verzoeker in het voorwaardelijk tegenverzoek] heeft de nevenwerkzaamheden verricht op naam van de eenmanszaak [naam eenmanszaak] (hierna: [naam eenmanszaak] ). [verweerder, verzoeker in het voorwaardelijk tegenverzoek] is eigenaar van [naam eenmanszaak] .
2.5.
Op 7 oktober 2016 heeft Woonpunt een nieuwe/aangepaste integriteitscode vastgesteld.
2.6.
Op zeker moment heeft Woonpunt Hoffmann Bedrijfsrecherche B.V. (hierna: Hoffmann) onderzoek laten verrichten naar mogelijke belangenverstrengeling van één van haar werknemers. Dat onderzoek heeft Woonpunt aanleiding gegeven om vervolgens
Hoffmann opdracht te geven een onderzoek te verrichten met als doel vast te stellen of [verweerder, verzoeker in het voorwaardelijk tegenverzoek] :
- -
nevenwerkzaamheden heeft verricht in opdracht van of bij zakelijke relaties van Woonpunt
- -
zijn positie binnen Woonpunt heeft misbruikt om zichzelf en/of een ander te bevoordelen.
2.7.
Op 31 oktober 2017 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen twee medewerkers van Hoffmann en [verweerder, verzoeker in het voorwaardelijk tegenverzoek] . Van dit gesprek is een schriftelijk verslag gemaakt dat door de twee medewerkers en [verweerder, verzoeker in het voorwaardelijk tegenverzoek] is ondertekend.
2.8.
Aansluitend die dag heeft Woonpunt [verweerder, verzoeker in het voorwaardelijk tegenverzoek] met onmiddellijke ingang geschorst. Woonpunt heeft de schorsing bij (aangetekende) brief van 31 oktober 2017 bevestigd. De brief vermeldt als redenen van schorsing (samengevat) de geconstateerde belangenverstrengeling en door [verweerder, verzoeker in het voorwaardelijk tegenverzoek] verrichte transacties die schadelijk zijn voor de organisatie. Woonpunt heeft in de brief aangekondigd een ontbindingsprocedure bij de kantonrechter te zullen opstarten.
2.9.
Bij e-mailbericht van 1 november 2017 heeft [verweerder, verzoeker in het voorwaardelijk tegenverzoek] aan Woonpunt medegedeeld het niet eens te zijn met de schorsing en zich beschikbaar te stellen voor het verrichten van arbeid.
2.10.
Hoffmann heeft de bevindingen van haar onderzoek vastgelegd in een rapport (met bijlagen) van 9 november 2017.
2.11.
Partijen hebben daarna nog verder gecorrespondeerd, waarbij Woonpunt aan de gemachtigde van [verweerder, verzoeker in het voorwaardelijk tegenverzoek] het rapport van Hoffmann verzonden heeft, maar dit heeft niet geleid tot een wijziging van hun standpunten.
3. Het geschil
3.1.
Woonpunt verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verweerder, verzoeker in het voorwaardelijk tegenverzoek] op de kortst mogelijke termijn te ontbinden zonder toekenning van een transitievergoeding.
3.2.
Woonpunt baseert de verzochte ontbinding van de arbeidsovereenkomst primair op de stelling dat [verweerder, verzoeker in het voorwaardelijk tegenverzoek] zodanig verwijtbaar gehandeld/nagelaten heeft dat van haar in redelijkheid niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (art. 7:669 lid 3, aanhef en onder e BW). Ter onderbouwing daarvan verwijst zij naar het rapport van Hoffmann. Woonpunt voert (samengevat) aan dat uit het rapport (onder meer) blijkt dat:
- 1.
[verweerder, verzoeker in het voorwaardelijk tegenverzoek] / [naam eenmanszaak] in opdracht van zakelijke relaties van Woonpunt werkzaamheden heeft verricht
- 2.
[verweerder, verzoeker in het voorwaardelijk tegenverzoek] / [naam eenmanszaak] zakelijke relaties van Woonpunt opdracht heeft gegeven voor het verrichten van werkzaamheden voor [naam eenmanszaak]
- 3.
[verweerder, verzoeker in het voorwaardelijk tegenverzoek] namens Woonpunt in 2015 en 2016 de verkoop van een grondpositie aan Mulleners Vastgoed B.V. (hierna: Mulleners) heeft begeleid, terwijl hij vanuit [naam eenmanszaak] een opdracht voor Mulleners heeft uitgevoerd
- 4.
[verweerder, verzoeker in het voorwaardelijk tegenverzoek] twee werknemers van Woonpunt tekenwerkzaamheden heeft laten verrichten voor de opdracht van Mulleners aan [naam eenmanszaak]
- 5.
[verweerder, verzoeker in het voorwaardelijk tegenverzoek] voor de bouw van de woning van zijn dochter bouwmaterialen bij leveranciers van Woonpunt heeft besteld en de kosten daarvan heeft laten “verschrijven” op meerwerklijsten van projecten van Woonpunt
- 6.
[verweerder, verzoeker in het voorwaardelijk tegenverzoek] in privé verf en Bio Boxen heeft besteld bij leveranciers van Woonpunt en de kosten daarvan heeft laten “verschrijven” op meerwerklijsten van projecten van Woonpunt
- 7.
[verweerder, verzoeker in het voorwaardelijk tegenverzoek] onder werktijd van Woonpunt werkzaamheden voor [naam eenmanszaak] heeft verricht door het verzenden van e-mails namens [naam eenmanszaak] en door het houden van een bespreking voor [naam eenmanszaak] ten kantore van Woonpunt
- 8.
[verweerder, verzoeker in het voorwaardelijk tegenverzoek] bouwkundige inspecties voor [naam eenmanszaak] in de digitale agenda van Woonpunt heeft verantwoord als afspraken namens Woonpunt
- 9.
[verweerder, verzoeker in het voorwaardelijk tegenverzoek] zakelijke relaties heeft verzocht een tennisvereniging en zijn tennisteam te sponsoren
- 10.
[verweerder, verzoeker in het voorwaardelijk tegenverzoek] de zakelijke inlogcode van Woonpunt voor het online Kadaster tientallen keren heeft gebruikt voor het opvragen van kadastrale uittreksels voor [naam eenmanszaak]
- 11.
[verweerder, verzoeker in het voorwaardelijk tegenverzoek] zijn zakelijke telefoonnummer van Woonpunt heeft vermeld bij de contactgegevens op de website van [naam eenmanszaak] .
Volgens Woonpunt zijn deze gedragingen van [verweerder, verzoeker in het voorwaardelijk tegenverzoek] dusdanig ernstig dat het voor hem duidelijk moet zijn geweest dat de grenzen van het toelaatbare zijn overschreden. Dit geldt volgens Woonpunt temeer daar een en ander uitdrukkelijk in de integriteitscode is verboden. Voorts verwijt zij het [verweerder, verzoeker in het voorwaardelijk tegenverzoek] dat hij de schendingen van de integriteitscode en de aard en omvang van zijn nevenwerkzaamheden lange tijd bewust verzwegen heeft.
3.3.
Subsidiair verzoekt Woonpunt om ontbinding van de arbeidsovereenkomst omdat de arbeidsverhouding met [verweerder, verzoeker in het voorwaardelijk tegenverzoek] dusdanig is verstoord dat van Woonpunt in redelijkheid niet kan worden verlangd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (art. 7:669 lid 3 aanhef en onder g BW). Zij voert daartoe aan dat het vertrouwen in [verweerder, verzoeker in het voorwaardelijk tegenverzoek] onherstelbaar beschadigd is doordat hij willens en wetens in strijd met de integriteitseisen gehandeld heeft en daar geen openheid van zaken over gegeven heeft.
3.4.
Zowel primair als subsidiair stelt Woonpunt zich op het standpunt dat zij aan [verweerder, verzoeker in het voorwaardelijk tegenverzoek] geen transitievergoeding verschuldigd is omdat de arbeidsovereenkomst eindigt als gevolg van ernstig verwijtbaar handelen van [verweerder, verzoeker in het voorwaardelijk tegenverzoek] .
3.5.
[verweerder, verzoeker in het voorwaardelijk tegenverzoek] voert verweer en concludeert tot afwijzing van het verzoek van Woonpunt. Verder verzoekt hij voorwaardelijk, voor het geval de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, Woonpunt te veroordelen tot betaling van € 79.000,00 transitievergoeding en € 100.000,00 billijke vergoeding.
4. De beoordeling
4.1.
De kantonrechter is van oordeel dat het verzoek van Woonpunt op de primaire grondslag toewijsbaar is. Daartoe wordt als volgt overwogen.
4.2.
[verweerder, verzoeker in het voorwaardelijk tegenverzoek] betwist niet de juistheid van de punten 1, 2 en 4 tot en met 11 zoals opgesomd in rechtsoverweging 3.2. Ten aanzien van punt 3. betwist [verweerder, verzoeker in het voorwaardelijk tegenverzoek] dat hij namens Woonpunt heeft begeleid bij de verkoop van een grondpositie aan Mulleners. Hij stelt in dat verband dat zijn bemoeienis beperkt is gebleven tot het leggen van contact tussen Mulleners en Woonpunt in opdracht van zijn leidinggevende [naam leidinggevende] . Ten aanzien van de overige punten heeft hij aangevoerd dat binnen Woonpunt sprake is van een zodanige bedrijfscultuur dat van hem niet verwacht kan worden dat hij weet wat door Woonpunt wel of niet toelaatbaar wordt geacht. Voorts heeft hij, zo stelt hij, van Woonpunt ongeclausuleerde toestemming gekregen voor het verrichten van nevenwerkzaamheden.
4.3.
Het verweer kan [verweerder, verzoeker in het voorwaardelijk tegenverzoek] niet baten op grond van de volgende overwegingen.
[verweerder, verzoeker in het voorwaardelijk tegenverzoek] heeft blijkens het door hem ondertekende verslag van het gesprek op 31 oktober 2017 tegen de medewerkers van Hoffmann onder meer het volgende verklaard.
“U vraagt of ik goederen heb gekregen van leveranciers van Woonpunt? Er is af en toe wel eens wat geleverd. Habenu van de Kreeke heeft wat gipsplaten en regelwerk geleverd. Dit hebben ze bij mij thuis afgeleverd. Wij hebben het dan over een paar honderd euro aan materiaal. Dit was anderhalf jaar geleden. Ik heb dit gebruikt voor de verbouwing van de woning van mijn dochter. Of Habenu van de Kreeke nog meer heeft geleverd? Waarschijnlijk nog was kleinmateriaal. Nog wat tegelwerk voor de badkamer. Ik denk iets van 30 vierkante meter. Dit was ook voor mijn dochter. De tegels zijn niet tegelijkertijd met de gipsplaten geleverd. De tegels zouden iets van duizend euro hebben gekost.
De betaling van deze materialen is door mij verschreven op de meerwerklijst van de Acaciastraat te Heerlen. Ja dit is een project van Woonpunt. Ja, Habenu vaan de Kreeke heeft dit genoteerd op de meerwerklijst en ik heb dit uiteindelijk geaccordeerd. Ik heb dit besproken met [naam 1] van Hanenu van de Kreeke.
(…)
U vraagt naar de bioboxen, de toiletten. Mijn zoon had een feestje en ik heb [naam 2] gevraagd of zij een Biobox kon leveren. Dat was geen probleem. Volgens mij is dat twee keer gebeurd. Of dat verrekend is op een project? Weet ik niet. U zegt dat ik aan [naam 2] heb gevraagd of ik deze wilde sponsoren en als dit niet kon of het op een meerwerklijst kon worden genoteerd. Ja, dat kan misschien is het verschreven.
Ik heb wel eens een paar potten verf gevraagd om de carnavalswagen van mijn zoon te schilderen. Ja van mijn zoon. Hoe dit verrekend is? Volgens mij is dit op een project verschreven. Ik weet niet op welk project dit is verschreven. U zegt dat ik het aan Heythuizen gevraagd om te sponsoren en als dit niet kon ik het via [naam 2] moest regelen. Waarom ik dit via [naam 2] geregeld moest worden? Ik denk dat zij samen een project hadden op dat moment.
U vraagt of de collega’s op de hoogte zijn dat ik privézaken heb verschreven op projecten van Woonpunt. Nee dat zijn ze niet. Hoe ik het verschrijven van deze zaken noem? Dat is fraude.”
4.4.
De in de punten 5 en 6 zoals opgesomd in rechtsoverweging 3.2 verweten gedragingen heeft Woonpunt klaarblijkelijk (onder meer) gebaseerd op de hiervoor geciteerde passages. [verweerder, verzoeker in het voorwaardelijk tegenverzoek] heeft niet betwist dat hij zijn zoon en dochter op de in het gesprek geschetste manier ten koste van Woonpunt heeft bevoordeeld zonder dat Woonpunt daarvan op de hoogte was. In beginsel is dergelijk frauduleus gedrag ontoelaatbaar want in strijd met hetgeen van een goed werknemer mag worden verwacht. Dat Woonpunt weinig tot niets heeft gedaan om haar werknemers bewuster te maken van mogelijke integriteitsdillema’s en heeft volstaan met haar werknemers te wijzen op het bestaan van de integriteitscode, doet daar niets aan af. Daarvoor is de ontoelaatbaarheid van de gedragingen van [verweerder, verzoeker in het voorwaardelijk tegenverzoek] immers te evident.
De discussie tussen partijen over de gegeven toestemming met betrekking tot de door [verweerder, verzoeker in het voorwaardelijk tegenverzoek] verrichte nevenwerkzaamheden kan ten aanzien van de gedragingen vermeld als punten 5 en 6 onder rechtsoverweging 3.2 onbesproken blijven. Het gaat bij deze gedragingen namelijk niet om nevenwerkzaamheden van [verweerder, verzoeker in het voorwaardelijk tegenverzoek] . Zelfs indien [verweerder, verzoeker in het voorwaardelijk tegenverzoek] ’ betoog over de bedrijfscultuur binnen Woonpunt juist is en collega’s zichzelf (of derden) ten koste van Woonpunt bevoordelen, dan nog kan hem dit niet baten. Niet gebleken is dat Woonpunt op de hoogte is van het bestaan van de door [verweerder, verzoeker in het voorwaardelijk tegenverzoek] geschetste bedrijfscultuur en dat zij soortgelijk gedrag heeft goedgevonden en/of gedoogd. Het enkele (door [verweerder, verzoeker in het voorwaardelijk tegenverzoek] gestelde) feit dat ook andere werknemers van Woonpunt zichzelf of derden bevoordeelden ten koste van Woonpunt, pleit hem dus niet vrij omdat dit niets afdoet aan de ontoelaatbaarheid van zijn eigen gedragingen. De kantonrechter is van oordeel dat reeds op grond van deze verwijtbare gedragingen van [verweerder, verzoeker in het voorwaardelijk tegenverzoek] (vermeld als punten 5 en 6) in redelijkheid niet van Woonpunt kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Het verweer van [verweerder, verzoeker in het voorwaardelijk tegenverzoek] dat Woonpunt gelet op de duur van zijn dienstverband, zijn goede functioneren en de gevolgen van de ontbinding van de arbeidsovereenkomst had dienen te volstaan met een waarschuwing, wordt verworpen. De ernstige verwijtbaarheid van de handelingen van [verweerder, verzoeker in het voorwaardelijk tegenverzoek] en het daardoor geschonden vertrouwen van Woonpunt in hem staan daaraan in de weg. In redelijkheid kan van Woonpunt niet worden verlangd dat zij [verweerder, verzoeker in het voorwaardelijk tegenverzoek] nog een tweede kans geeft.
4.5.
Omdat de kantonrechter reeds op grond van vorenstaande overwegingen van oordeel is dat het verzoek van Woonpunt toewijsbaar is, kunnen de overige door Woonpunt aan [verweerder, verzoeker in het voorwaardelijk tegenverzoek] verweten gedragingen (de punten 1 tot en met 4 en 7 tot en met 11) en het door [verweerder, verzoeker in het voorwaardelijk tegenverzoek] daartegen gevoerde verweer onbesproken blijven.
4.6.
Het einde van de arbeidsovereenkomst zal op grond van art. 7:671b lid 8 aanhef en onder b BW worden bepaald op heden.
4.7.
Het eindigen van de arbeidsovereenkomst is het gevolg van ernstig verwijtbaar handelen van [verweerder, verzoeker in het voorwaardelijk tegenverzoek] . Daarom zal aan hem geen transitievergoeding worden toegewezen (art. 7:673 lid 7 aanhef en onder c BW). Dit onderdeel van het (voorwaardelijk) tegenverzoek van [verweerder, verzoeker in het voorwaardelijk tegenverzoek] wordt daarom afgewezen.
4.8.
Ook [verweerder, verzoeker in het voorwaardelijk tegenverzoek] ’ (voorwaardelijke) verzoek tot toekenning van een billijke vergoeding zal worden afgewezen. [verweerder, verzoeker in het voorwaardelijk tegenverzoek] heeft dit onderdeel kennelijk gebaseerd op art. 7:671b lid 8 aanhef en onder c BW, waarin is bepaald dat de kantonrechter aan de werknemer een billijke vergoeding kan toekennen indien de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolgen is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Van een dergelijke situatie is in deze zaak geen sprake aangezien de arbeidsovereenkomst zal worden ontbonden wegens (ernstig) verwijtbaar handelen van [verweerder, verzoeker in het voorwaardelijk tegenverzoek] . Van ernstig verwijtbaar handelen van Woonpunt is in deze zaak geen sprake.
4.9.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [verweerder, verzoeker in het voorwaardelijk tegenverzoek] worden veroordeeld tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van Woonpunt tot op heden begroot op:
- -
griffierecht € 117,00
- -
salaris gemachtigde € 400,00
totaal: € 517,00.
5. De beslissing
De kantonrechter
5.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen Woonpunt en [verweerder, verzoeker in het voorwaardelijk tegenverzoek] ,
5.2.
bepaalt de einddatum van de arbeidsovereenkomst op heden,
5.3.
veroordeelt [verweerder, verzoeker in het voorwaardelijk tegenverzoek] tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van Woonpunt tot op heden begroot op € 517,00,
5.4.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.Y.H.G. Erkens en is in het openbaar uitgesproken door mr. P. Hoekstra.
Type: RW