Einde inhoudsopgave
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES
Artikel 507
Geldend
Geldend vanaf 10-10-2010
- Redactionele toelichting
Tekstplaatsing van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, zoals gewijzigd bij de Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (17-05-2010, Stb. 350) en de Aanpassingsregeling BES-wetten (28-09-2010, Stcrt. 15040). Tijdstip iwtr.: 00.00 uur in Bonaire, Sint Eustatius en Saba. 06.00 uur in het Europese deel van Nederland.
- Bronpublicatie:
22-09-2010, Stb. 2010, 497 (uitgifte: 01-10-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
10-10-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-09-2010, Stb. 2010, 389 (uitgifte: 01-01-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
1.
Vruchten en beplantingen die ten tijde van de inschrijving zich nog op of in de zaak bevinden of te velde staan en vóór de verkoop worden geoogst, vallen mede onder het beslag, tenzij daarop rechten of beslagen van derden rusten, daaronder begrepen het pandrecht, bedoeld in artikel 237, vierde lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek.
2.
Artikel 451 is, mede ter zake van de inoogsting, van toepassing.
3.
Na de betekening van het ingeschreven beslag aan de huurder valt de aan de geëxecuteerde nog verschuldigde huur onder het beslag en moet zij worden betaald aan de notaris ten overstaan van wie de executie zal plaatsvinden, mits dit bij de betekening uitdrukkelijk aan de huurder, met opgave van de plaats van betaling, wordt meegedeeld en behoudens de rechten van derden, die de executant moet eerbiedigen. Hetgeen aan de notaris wordt betaald, wordt gerekend tot de in artikel 551 bedoelde opbrengst van de zaak. De artikelen 475i, 476 en 478 zijn van overeenkomstige toepassing.
4.
Het derde lid is van overeenkomstige toepassing op hetgeen aan de geëxecuteerde verschuldigd is als canon uit hoofde van een erfpacht, als solarium uit hoofde van een opstalrecht of als retributie uit hoofde van een erfdienstbaarheid, of als tegenprestatie ter zake van een kwalitatieve verplichting als bedoeld in artikel 252, vierde lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.