NJ 2014/258
Ontoereikende motivering afwijzing aanhoudingsverzoek.
HR 22-04-2014, ECLI:NL:HR:2014:972, m.nt. Redactionele aantekening
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
22 april 2014
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, V. van den Brink, E.S.G.N.A.I. van de Griend
- Zaaknummer
13/00305
- Conclusie
A-G mr. A.J.M. Machielse
- Noot
Red. Aant.
- JCDI
JCDI:ADS161852:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Internationaal belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2014:972, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 22‑04‑2014
ECLI:NL:PHR:2014:321, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑03‑2014
Beroepschrift, Hoge Raad, 07‑06‑2013
- Wetingang
Essentie
Bij de beoordeling van een verzoek om aanhouding van de behandeling moet de rechter een afweging maken tussen alle betrokken belangen, waaronder het belang van de verdachte bij zijn aanwezigheidsrecht, het belang van een doeltreffende en spoedige berechting en het belang van een goede organisatie van de rechtspleging (vgl. HR NJ 1999/294). Uit ’s hofs motivering van de afwijzing van verzoek blijkt niet van die belangenafweging terwijl het ook niet is ingegaan op hetgeen aan het verzoek ten grondslag is gelegd.
Partij(en)
Arrest op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.