RCR 2015/72
Effectenleaseovereenkomst. Oneerlijk beding. Moeten bedingen in een kredietovereenkomst die de gevolgen van beëindiging van die overeenkomst regelen, worden getoetst aan Richtlijn 93/13/EEG?
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
10 juli 2015
- Magistraten
Mrs. F.B. Bakels, C.A. Streefkerk, A.H.T. Heisterkamp, G. Snijders, M.V. Polak
- Zaaknummer
14/02902
- Conclusie
A-G mr. M.H. Wissink
- Folio weergave
- JCDI
JCDI:ADS921685:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Vermogensrecht / Rechtshandelingen
Vermogensrecht / Rechtsvorderingen
Verbintenissenrecht / Europees verbintenissenrecht
Personen- en familierecht / Huwelijk, relaties en echtscheiding
Personen- en familierecht / Relatievermogensrecht
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2015:1866, Uitspraak, Hoge Raad, 10‑07‑2015
ECLI:NL:PHR:2015:455, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 10‑04‑2015
Beroepschrift, Hoge Raad, 21‑03‑2014
- Wetingang
Art. 1:88, 1:89, 3:52 BW; Richtlijn 93/13/EEG
Essentie
Consumentenovereenkomst. Effectenleaseovereenkomst. Oneerlijk beding.
Moeten bedingen in een kredietovereenkomst die de gevolgen van beëindiging van die overeenkomst regelen, worden getoetst aan Richtlijn 93/13/EEG?
Samenvatting
Eiser heeft een overeenkomst tot effectenlease (hierna: de leaseovereenkomst) gesloten met Dexia. De leaseovereenkomst bevat een bepaling die de gevolgen regelt van tussentijdse beëindiging van de overeenkomst door kredietnemer. Ook de algemene voorwaarden bevatten bepalingen waarin de gevolgen van een beëindiging van de overeenkomst door de bank of door de kredietnemer worden geregeld. De leaseovereenkomst is inmiddels geëindigd. Dexia heeft een eindafrekening opgesteld waaruit bleek dat eiser een restschuld had. De vrouw ...