Einde inhoudsopgave
Wet hergebruik van overheidsinformatie
Artikel 4 Behandeling van verzoeken
Geldend
Geldend vanaf 01-10-2016
- Bronpublicatie:
24-06-2015, Stb. 2015, 271 (uitgifte: 07-07-2015, kamerstukken: 34123)
- Inwerkingtreding
01-10-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-07-2016, Stb. 2016, 301 (uitgifte: 23-08-2016, kamerstukken: 34106)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt tegelijk in werking met de wet van 13-07-2016, Stb. 301.
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Openbaarheid van bestuur
Staatsrecht / Bestuur
1.
Indien het verzoek betrekking heeft op gegevens in documenten die berusten bij een andere met een publieke taak belaste instelling dan die waarbij het verzoek is ingediend, wordt de verzoeker zo nodig naar die instelling verwezen. Is het verzoek schriftelijk gedaan, dan wordt het doorgezonden onder mededeling van de doorzending aan de verzoeker.
2.
De beslissing op een verzoek om hergebruik wordt mondeling of schriftelijk genomen.
3.
Een gehele of gedeeltelijke afwijzing van een schriftelijk verzoek om hergebruik vindt schriftelijk plaats. In geval van een mondeling verzoek vindt een afwijzing schriftelijk plaats, indien de verzoeker daarom vraagt. De verzoeker wordt op deze mogelijkheid gewezen.
4.
De met een publieke taak belaste instelling beslist op het verzoek om hergebruik zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken gerekend vanaf de dag na die waarop het verzoek is ontvangen.
5.
De met een publieke taak belaste instelling kan de beslissing voor ten hoogste twee weken verdagen. Van de verdaging wordt voor de afloop van de eerste termijn schriftelijk gemotiveerd mededeling gedaan aan de verzoeker.
6.
Onverminderd artikel 4:15 van de Algemene wet bestuursrecht wordt de termijn voor het geven van een beschikking opgeschort gerekend vanaf de dag na die waarop de met een publieke taak belaste instelling de verzoeker meedeelt dat toepassing is gegeven aan artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht, tot de dag waarop door de belanghebbende of belanghebbenden een zienswijze naar voren is gebracht of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.
7.
Indien de opschorting, bedoeld in het zesde lid, eindigt, doet de met een publieke taak belaste instelling daarvan zo spoedig mogelijk mededeling aan de verzoeker, onder vermelding van de termijn binnen welke de beschikking alsnog moet worden gegeven.
8.
Indien de met een publieke taak belaste instelling heeft besloten informatie voor hergebruik ter beschikking te stellen, verstrekt het de informatie zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval binnen een termijn die het mogelijk maakt het potentieel van de informatie volledig te benutten. De verzoeker wordt in kennis gesteld van de termijn waarop de informatie zal worden verstrekt.