Rb. Breda, 21-07-2010, nr. AWB 09/4450
ECLI:NL:RBBRE:2010:BN2827, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Breda
- Datum
21-07-2010
- Magistraten
Mrs. W. Brouwer, A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, D.B. Bijl
- Zaaknummer
AWB 09/4450
- LJN
BN2827
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBBRE:2010:BN2827, Uitspraak, Rechtbank Breda, 21‑07‑2010; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2011:BT8257, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Vindplaatsen
Belastingadvies 2010/19.11
NTFR 2010/2182 met annotatie van Mr. P.F. Zijlstra
Uitspraak 21‑07‑2010
Inhoudsindicatie
Omzetbelasting. Bij de verbouwing van een kantoorpand werden de verdiepingen verbouwd tot vier appartementen. De begane grond van het pand werd behouden als kantoorruimte. Belanghebbende heeft drie van de vier appartementen, vóór eerste ingebruikname, gekocht en vervolgens (door)verkocht aan particulieren. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verbouwing geleid tot het ontstaan van vier zelfstandige woningen in het pand. Derhalve is sprake van vervaardiging van nieuwe onroerende zaken, en is ter zake van de verkoop van de appartementen omzetbelasting verschuldigd (beroep ongegrond).
Mrs. W. Brouwer, A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, D.B. Bijl
Partij(en)
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende] BV, gevestigd te [plaatsnaam],
eiseres,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Oost-Brabant, kantoor Eindhoven,
verweerder.
Eiseres wordt hierna belanghebbende genoemd en verweerder inspecteur.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de inspecteur van 4 september 2009 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan haar voor het tijdvak 1 juli 2008 tot en met 30 september 2008 opgelegde naheffingsaanslag omzetbelasting, met aanslagnummer [nummer]F.01.8502 (hierna: de naheffingsaanslag).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 juli 2010 te Breda. Aldaar zijn verschenen, de gemachtigden van belanghebbende, [namen], alsmede namens de inspecteur, [namen].
1. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
2. Gronden
2.1.
Op [datum] 2004 heeft [X] BV (hierna: de BV) het pand aan de [adres het pand] (hierna: het pand) gekocht voor een bedrag van € 480.000, exclusief omzetbelasting. Het gehele pand had de functie van kantoorgebouw.
2.2.
De BV heeft het pand verbouwd voor een bedrag van € 337.552. Bij de verbouwing werd de begane grond van het pand behouden als kantoorruimte. De verdiepingen werden verbouwd tot vier appartementen. De bouwwerkzaamheden bestonden uit het strippen van twee verdiepingen, het slopen van enkele tussenmuren op deze verdiepingen en de verplaatsing van het trappenhuis. Verder zijn de volgende voorzieningen aangelegd:
- —
een gemeenschappelijke entree en lift;
- —
afzonderlijke keukens, toiletten, badkamers, bergingen, centrale verwarmings-, energie- en watervoorzieningen, ventilatiekanalen, ingangen en huisnummers;
- —
dakterrassen en een balkon.
2.3.
Bij notariële akte, verleden op 19 december 2005, is de verdiepingen van het pand gesplitst in vier appartementen. Drie van de vier appartementen, te weten [adressen appartementen] (hierna: de appartementen), zijn op [datum] 2007 verkocht aan [persoon A] (hierna: [persoon A]) voor een bedrag van € 500.000, inclusief omzetbelasting.
2.4.
Op [datum] 2008 heeft belanghebbende van [persoon A] de appartementen gekocht op een executieveiling voor een totaal bedrag van € 304.000, exclusief omzetbelasting. Belanghebbende heeft ter zake op de voet van artikel 12, vierde lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet OB) € 57.760 als verschuldigde omzetbelasting aangegeven en hetzelfde bedrag als voorbelasting in aftrek gebracht.
2.5.
Belanghebbende heeft de appartementen (door)verkocht aan particulieren. Op [datum] 2009 is het appartement [1] verkocht voor een bedrag van € 130.252,10, vermeerderd met € 24.747,60 aan omzetbelasting. Op [datum] 2008 is het appartement [2] verkocht voor een bedrag van € 125.210,08, vermeerderd met € 25.306,72 aan omzetbelasting. Op [datum] 2008 is het appartement [3] verkocht voor een bedrag van € 133.193,28, vermeerderd met € 23.789,92 aan omzetbelasting.
2.6.
Volgens de inspecteur zijn de appartementen aan te merken als nieuw vervaardigde onroerende zaken, zodat ter zake van de leveringen omzetbelasting verschuldigd is. De inspecteur heeft over het derde kwartaal 2008 de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd.
De naheffingsaanslag is als volgt opgebouwd:
Verschuldigd i.v.m. verkoop appartementen | € | 388.656 | 19% | € | 73.845 |
Overige belaste omzet | € | 74.242 | |||
Reeds aangegeven in 1e en 2e kwartaal | € | 56.179 | |||
€ | 18.063 | 19% | € | 3.432 | |
Totaal verschuldigde omzetbelasting | € | 77.277 | |||
Voorbelasting (zie aangifte: € 56.529 -/- € 57.760 ‘heffing verlegd’) | € | 1.231 | |||
Te voldoen op aangifte 3e kwartaal 2008 | € | 76.046 | |||
Op aangifte voldaan | € | 17.000 | |||
Na te heffen | € | 59.046 |
2.7.
In geschil is het antwoord op de vraag of belanghebbende omzetbelasting verschuldigd is ter zake van de verkoop van de appartementen. Daarvoor is beslissend of de verbouwing van het pand heeft geleid tot de vervaardiging van nieuwe onroerende zaken.
Belanghebbende beantwoordt deze vragen ontkennend en de inspecteur bevestigend. Tussen partijen is niet in geschil dat het bepaalde in artikel 37 van de Wet OB in het onderhavige geval toepassing mist, en ook niet dat in geval het gelijk met betrekking tot evenbedoeld geschilpunt aan de zijde van belanghebbende is, de onder 2.4 vermelde handelwijze geen correctie behoeft.
2.8.
Vaststaat dat het pand vóór de verbouwing als geheel een kantoorfunctie had en dat de eerste en tweede verdieping na de verbouwing geheel bestonden uit woonappartementen. De verbouwing heeft voor deze etages derhalve geleid tot het ontstaan van vier zelfstandige woningen in het pand. De rechtbank acht in dit verband van belang dat de door de verbouwing ontstane appartementen bedoeld zijn om als woonruimte gebruikt te worden en ook daadwerkelijk als woning in gebruik zijn genomen. Hoewel de begane grond de functie van kantoorruimte heeft behouden hebben de werkzaamheden geleid tot het ontstaan van de appartementen waardoor het pand niet langer in hoofdzaak een kantoorfunctie, maar een woonfunctie heeft. Aldus is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een ingrijpende wijziging van de aanwendingsmogelijkheden van het pand.
2.9.
Voorts overweegt de rechtbank dat het uiterlijk van het pand gewijzigd is. Bij de verbouwing is het pand verdeeld in vijf verschillende onderdelen. Ter zitting is komen vast te staan dat hierdoor een wijziging in het uiterlijk van het pand is ontstaan, die zowel aan de binnen- als aan de buitenkant van het pand zichtbaar is.
2.10.
Belanghebbende stelt dat de appartementen met geringe investeringen weer geschikt zijn te maken voor gebruik als kantoorruimte. De rechtbank acht dit niet aannemelijk, nu de onder 2.2 vermelde werkzaamheden omvangrijk zijn geweest en tot een in beginsel blijvende functiewijziging hebben geleid. Niet aannemelijk is dat die wijziging gemakkelijk zonder al te veel kosten ongedaan kan worden gemaakt.
2.11.
Gelet al op het vorenoverwogene is naar het oordeel van de rechtbank door de in geding zijnde werkzaamheden een pand ontstaan dat tevoren niet bestond. Dit betekent dat de levering van de appartementen niet is vrijgesteld van omzetbelasting ingevolge artikel 11, eerste lid, onderdeel a, ten eerste, van de Wet OB. Het gelijk is derhalve aan de zijde van de inspecteur, zodat het beroep ongegrond is verklaard.
3. Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Aldus gedaan door mr. W. Brouwer, voorzitter, mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en mr. D.B. Bijl , rechters, en door de voorzitter en mr. W.Y. Ip, griffier, ondertekend.
De griffier,
De voorzitter,
Uitgesproken in het openbaar op 21 juli 2010.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 27 juli 2010
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, vijfde lid en artikel 28, zevende lid AWR).
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's‑Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's‑Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
- 1 —
bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
- 2 —
het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
- a.
de naam en het adres van de indiener;
- b.
een dagtekening;
- c.
een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
- d.
de gronden van het hoger beroep.