Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2019/943 betreffende de interne markt voor elektriciteit
Artikel 5 Verantwoordelijkheid voor balancering
Geldend
Geldend vanaf 04-07-2019
- Bronpublicatie:
05-06-2019, PbEU 2019, L 158 (uitgifte: 14-06-2019, regelingnummer: 2019/943)
- Inwerkingtreding
04-07-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-06-2019, PbEU 2019, L 158 (uitgifte: 14-06-2019, regelingnummer: 2019/943)
- Vakgebied(en)
Energierecht / Europees energierecht
EU-recht / Marktintegratie
Energierecht / Distributie
1.
Alle marktdeelnemers zijn verantwoordelijk voor de onbalans die zij in het systeem veroorzaken (‘verantwoordelijkheid voor balancering’). Daartoe zijn de marktdeelnemers balanceringsverantwoordelijken of delegeren zij hun verantwoordelijkheid op basis van een overeenkomst aan de balanceringsverantwoordelijke van hun keuze. Elke balanceringsverantwoordelijke partij is financieel aansprakelijk voor zijn onbalansen en streeft ernaar in evenwicht te zijn of het elektriciteitssysteem in evenwicht te helpen houden.
2.
De lidstaten kunnen alleen in de volgende gevallen voorzien in derogaties van de balanceringsverantwoordelijkheid voor:
- a)
demonstratieprojecten voor innovatieve technologieën, onder voorbehoud van goedkeuring door de regulerende instantie, op voorwaarde dat deze derogaties beperkt zijn tot de tijd en de mate waarin zij noodzakelijk zijn om de doeleinden van de demonstratie te verwezenlijken;
- b)
elektriciteitsproductie-installaties die hernieuwbare energiebronnen gebruiken en een geïnstalleerd elektrisch vermogen hebben kleiner dan 400 kW;
- c)
installaties die door de Commissie goedgekeurde steun ontvangen die voldoet aan de staatssteunregels krachtens de artikelen 107 tot en met 109 VWEU en die vóór 4 juli 2019 zijn opgeleverd.
De lidstaten kunnen, onverminderd de artikelen 107 en 108 VWEU, geheel of gedeeltelijk van de verantwoordelijkheid voor balancering vrijgestelde marktdeelnemers stimuleren om de volledige verantwoordelijkheid voor balancering te aanvaarden.
3.
Indien een lidstaat overeenkomstig lid 2 in een derogatie voorziet, zorgt hij ervoor dat de financiële verantwoordelijkheid voor onbalansen door andere marktdeelnemers wordt gedragen.
4.
Voor elektriciteitsproductie-installaties die vanaf 1 januari 2026 worden opgeleverd, is lid 2, onder b), uitsluitend van toepassing op productie-installaties die hernieuwbare energiebronnen gebruiken met een geïnstalleerd elektrisch vermogen kleiner dan 200 kW.