Hof Arnhem, 17-04-2008, nr. 200.002.091
ECLI:NL:GHARN:2008:BD1252
- Instantie
Hof Arnhem
- Datum
17-04-2008
- Zaaknummer
200.002.091
- LJN
BD1252
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARN:2008:BD1252, Uitspraak, Hof Arnhem, 17‑04‑2008; (Hoger beroep)
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2009:BG5851
Cassatie: ECLI:NL:HR:2009:BG5851, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 17‑04‑2008
Inhoudsindicatie
Verzoek op grond van art. 287a Fw. (tot bevel aan weigerachtige schuldeiser in te stemmen met aangeboden schuldregeling) kan niet voor het eerst in hoger beroep worden gedaan.
Partij(en)
17 april 2008
eerste civiele kamer
zaaknummer 200.002.091
G E R E C H T S H O F T E A R N H E M
Arrest
in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
procureur: mr. M.L.E. Storm van ’s Gravesande.
1. Het geding in eerste aanleg
1.1
Bij vonnis van de rechtbank Arnhem van 11 februari 2008 is het verzoek van appellant (hierna te noemen: [appellant]) tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen.
1.2
Het hof verwijst naar voornoemd vonnis, dat in fotokopie aan dit arrest is gehecht.
2. Het geding in hoger beroep
2.1
Bij ter griffie van het hof op 18 februari 2008 ingekomen verzoekschrift is [appellant] in hoger beroep gekomen van voornoemd vonnis en heeft hij het hof verzocht dit vonnis te vernietigen en:
- -
de rechtbank op te dragen het verzoekschrift van 19 november 2007 te behandelen
als een verzoek om toepassing van artikel 287a van de Faillissementswet (Fw) en de
weigerachtige schuldeiser(s) te bevelen mede te werken aan het schuldeisers-
akkoord, althans
- -
opnieuw recht doende voornoemd verzoekschrift te behandelen als een verzoek om
toepassing van artikel 287a Fw en de weigerachtige schuldeiser(s) te bevelen mede
te werken aan het schuldeisersakkoord, althans
- -
opnieuw recht doende te bepalen dat hij wordt toegelaten tot de wettelijke schuld-
saneringsregeling.
2.2
Het hof heeft kennisgenomen van het verzoekschrift en de daarbij behorende stukken, alsmede van de brief met bijlagen van 31 maart 2008 van de advocaat van [appellant], mr. S. Kroesbergen, kantoorhoudende te Ede.
2.3
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 10 april 2008, waarbij [appellant] is verschenen in persoon, bijgestaan door zijn advocaat.
3. De motivering van de beslissing in hoger beroep
3.1
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is het volgende gebleken.
[appellant], thans 31 jaar, is in 2005 (opnieuw) gaan samenwonen met [A.] (hierna te noemen: [A.]). De relatie tussen [appellant] en [A.] is in februari 2007 beëindigd. De uit die relatie geboren dochter woont bij [A.].
[appellant] is thans alleenstaand en wordt begeleid door het Leger des Heils, van welke organisatie hij een kamer huurt. Hij werkt sinds 1 oktober 1996 fulltime als medewerker in een schaverij te [woonplaats]. Het inkomen van [appellant] bedraagt volgens zijn eigen verklaring € 1.235,- netto per maand.
Sinds februari 2007 beheert een oom de financiën van [appellant].
Bij - inmiddels onherroepelijk geworden - besluit van 25 juli 2006 heeft de gemeente [woonplaats] van [appellant] een bedrag van € 8.618,65 gevorderd wegens ten onrechte ont-vangen bijstand door [A.] gedurende de periode die zij met [appellant] samen-woonde vanaf 24 augustus 2005 tot en met 30 april 2006.
Bij - inmiddels onherroepelijk geworden - vonnis van 19 oktober 2007 van de rechtbank Arnhem is [appellant] wegens het plegen van ontucht met zijn dochter onder ande-re veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van twee jaar en verplicht reclasseringstoezicht en een werkstraf van 200 uur. Op aanwijzing van de reclassering dient [appellant] bij Kairos (verplicht) behandeld te worden door middel van de “ADAD-methode”, een speciaal voor verstandelijk beperkte zedendaders ontwikkelde groepsbehandeling. De groepsbehandeling zal naar alle waarschijnlijkheid in september 2008 beginnen en duurt twee jaar. Het eerste jaar omvat deze behandeling drie dagdelen per week en het op dat jaar aansluitende nazorgtraject drie dagdelen per week met een gefaseerde afbouw naar een dagdeel per zes weken.
3.2
De schuldenlast van [appellant] bedraagt ruim € 44.000,-, waaronder de schuld aan de CMV Bank van ruim € 17.067,01, de schuld aan de gemeente [woonplaats] van thans nog € 8.116,56, de schuld aan RBS Europe van € 15.593,85 en de schuld aan Telfort van € 959,12 in verband met het bellen van sekslijnen.
3.3
De rechtbank heeft het verzoek van [appellant] om te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat - kort samengevat - als gevolg van de verzwegen samenwoning van [appellant] en [A.] een fraudeschuld is ontstaan in de periode van vijf jaar voorafgaand aan de indiening van het verzoek en [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij ten aanzien van die vordering te goeder trouw is geweest.
3.4
Het hof stelt voorop dat de stelling van [appellant] dat de rechtbank ten onrechte geen toepassing heeft gegeven aan het bepaalde in artikel 287a Fw, zoals dat artikel met ingang van 1 januari 2008 luidt, niet slaagt, reeds omdat vast staat dat [appellant] de rechtbank niet, dus ook niet mondeling ter terechtzitting, om toepassing van voornoemd artikel heeft verzocht. Een dergelijk verzoek kan niet voor het eerst in hoger beroep worden gedaan.
3.5
Voorts is het hof van oordeel dat ook in hoger beroep niet aannemelijk is geworden dat [appellant] ten aanzien van het ontstaan en/of onbetaald laten van de fraudeschuld aan de gemeente [woonplaats] te goeder trouw is geweest. Het verzoek van [appellant] om te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling moet reeds op die grond worden afgewezen. Daarnaast neemt het hof in aanmerking dat de problemen die [appellant] op seksueel gebied heeft niet alleen hebben geleid tot de (rest-) schuld aan Telfort wegens het bellen van sekslijnen alsmede een strafrechtelijke ver-oordeling, maar kennelijk ook nog niet zijn opgelost. Hij moet immers nog een ver-plichte therapie ondergaan, die hem een deel van zijn arbeidsinkomen gaat kosten. Zolang [appellant] de therapie niet heeft ondergaan, is onvoldoende aannemelijk dat hij de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen voldoende zal kunnen nakomen.
3.6
Nu van bijzondere omstandigheden op grond waarvan het verzoek desondanks zou moeten worden toegewezen onvoldoende is gebleken, faalt het hoger beroep. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd.
4. De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Arnhem van 11 februari 2008.
Dit arrest is gewezen door mrs. Van der Weij, Groen en Vaessen en in tegen-woordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 april 2008.
Bij afwezigheid van de voorzitter is dit arrest ondertekend door de oudste raadsheer.