De cassatiedagvaarding is op 2 maart 2010 uitgebracht, terwijl ingevolge artikel 402 lid 3 Rv beroep in cassatie kon worden ingesteld tot 16 april 2010 (het moment dat in de hoofdzaak in cassatie de conclusie van antwoord is genomen).
HR, 28-10-2011, nr. 10/01163
ECLI:NL:HR:2011:BQ6080
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
28-10-2011
- Zaaknummer
10/01163
- Conclusie
Mr. M.H. Wissink
- LJN
BQ6080
- Roepnaam
ZLTO/Interpolis
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2011:BQ6080, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 28‑10‑2011; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2011:BQ6080
ECLI:NL:PHR:2011:BQ6080, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑05‑2011
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2011:BQ6080
- Vindplaatsen
Uitspraak 28‑10‑2011
Inhoudsindicatie
Cassatie. Vrijwaring. Afwijzing vordering in hoofdzaak brengt mee dat beroep in vrijwaringszaak moet worden verworpen.
28 oktober 2011
Eerste Kamer
nr. 10/01163
RM/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
ZUIDELIJKE LAND- EN TUINBOUWORGANISATIE, handelende onder de naam ZLTO ADVIES,
gevestigd te Tilburg,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. J.A.M.A. Sluysmans,
t e g e n
N.V. INTERPOLIS SCHADE,
gevestigd te Tilburg,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als ZLTO en Interpolis.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 152689/HA ZA 05-1787 van de rechtbank Breda van 5 september 2007;
b. het arrest in de zaak HD 103.006.013 (vrijwaringszaak) van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 17 november 2009.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft ZLTO beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen Interpolis is verstek verleend.
De zaak is voor ZLTO toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping.
3. Beoordeling van het middel
Het cassatieberoep van ZLTO betreft de afwijzing van haar vordering in vrijwaring tegen Interpolis N.V. in de (hoofd)zaak tussen [betrokkene 1] en [betrokkene 2] (hierna: [betrokkene]) enerzijds en ZLTO anderzijds.
In het heden in die hoofdzaak tussen [betrokkene] als eiser en ZLTO als verweerster in cassatie uitgesproken arrest met zaaknummer 10/00760 heeft de Hoge Raad de onderdelen 1 en 2 van het middel ongegrond bevonden, met als gevolg dat de afwijzing van de vordering van [betrokkene] in de hoofdzaak in stand is gebleven.
Dit in aanmerking genomen moet het beroep van ZLTO in deze vrijwaringszaak worden verworpen.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep
veroordeelt ZLTO in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Interpolis begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren W.A.M. van Schendel, C.A. Streefkerk, W.D.H. Asser en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 28 oktober 2011.
Conclusie 20‑05‑2011
Mr. M.H. Wissink
Partij(en)
Conclusie inzake:
De vereniging Zuidelijke land- en tuin-bouworganisatie h.o.d.n. ZLTO advies
(hierna: ZLTO)
tegen
N.V. Interpolis Schade
(hierna: Interpolis)
1.
Het tijdig1. ingestelde cassatieberoep richt zich tegen het oordeel van het hof in het arrest van 17 november 2009 gewezen in de vrijwaringszaak tussen ZLTO en Interpolis. De hoofdzaak is aanhangig bij de Hoge Raad onder zaaknummer 10/00760, waarin ik heden eveneens concludeer. Tegen Interpolis is in cassatie verstek verleend.
2.
Het middel strekt ertoe dat voor het geval het cassatieberoep in de hoofdzaak tot vernietiging van het arrest in de hoofdzaak leidt, ook het arrest in de vrijwaringszaak moet worden vernietigd nu de enige grondslag van de afwijzing van de vordering in de vrijwaringszaak was dat ZLTO daarbij geen belang had omdat de tegen haar ingestelde vordering in de hoofdzaak was afgewezen. Conform de heersende rechtsopvatting wordt dit opgevat als een voorwaardelijk cassatieberoep.2.
3.
Mijn conclusie in de hoofdzaak strekt tot verwerping. Voor het geval Uw Raad tot die beslissing zou komen, ontbreekt belang bij het middel in de vrijwaringszaak, zoals het middel zelf ook aangeeft, en dient het beroep in de vrijwaringszaak verworpen te worden.
4.
Voor het geval Uw Raad in de hoofdzaak tot een andere beslissing komt dan waartoe ik heb geconcludeerd wat betreft de in die zaak aangevoerde middelonderdelen 1 en/of 2, dan acht ik het cassatiemiddel in deze vrijwaringszaak gegrond. Immers, het hof heeft in rov. 8.1 geoordeeld dat de vrijwaringsprocedure een voorwaardelijk karakter heeft: alleen ingeval in de hoofdzaak in hoger beroep een ander resultaat wordt bereikt dan in eerste aanleg, wordt het hoger beroep in de vrijwaring relevant. Die situatie deed zich niet voor, zodat ZLTO geen belang had bij het hoger beroep, aldus het hof. Indien de onderdelen 1 en/of 2 van het cassatieberoep in de hoofdzaak slagen, ontvalt deze grond aan 's hofs oordeel. De vrijwaringszaak zal alsdan opnieuw dienen te worden beoordeeld.
5.
Dit geldt niet indien alleen onderdeel 3 van het cassatiemiddel in de hoofdzaak doel treft. Indien de onderdelen 1 en 2 van dat middel beide geen doel treffen, dan blijft 's hofs afwijzing van de vordering in de hoofdzaak in stand en daarmee ook 's hofs daarop voortbouwende oordeel in rov. 8.1 in de vrijwaringsprocedure. In zoverre is het standpunt in het onderhavige cassatieberoep in de vrijwaring — dat voor zover het cassatieberoep van [betrokkene] (in de hoofdzaak) tot vernietiging leidt ook het arrest in de vrijwaring dient te worden vernietigd aangezien de enige grondslag daarvan is dat de vordering in de hoofdzaak tegen ZLTO is afgewezen — in zijn algemeenheid niet juist; dit geldt alleen bij het slagen van de onderdelen 1 en/of 2. Indien slechts onderdeel 3 van het cassatieberoep in de hoofdzaak doel treft, dient het cassatieberoep in de vrijwaringszaak daarom te worden verworpen.
6.
Wanneer de hoofdzaak en de vrijwaringszaak bij één arrest zouden worden beslist, zou Uw Raad in het bij 3 bedoelde geval in de vrijwaringszaak ook kunnen volstaan met de overweging, dat het middel geen bespreking behoeft omdat de voorwaarde waaronder het is ingesteld niet is vervuld en een uitspraak over de kosten achterwege kan blijven.3.
Conclusie
De conclusie strekt tot verwerping.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden,
A-G
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 20‑05‑2011
HR 26 maart 1993, LJN: ZC0904, NJ 1993, 613; A-G Strikwerda, conclusie sub 2.2 voor HR 29 september 1989, LJN: AD0897, NJ 1990, 350 m.nt. JBMV.
HR 26 maart 1993, LJN: ZC0904, NJ 1993, 613, rov. 5.