RN 2019/3
Overdrachtsbelasting. Is de bedrijfsopvolgingsregeling van art. 15 lid 1 onderdeel b WBR van toepassing op de verkrijging van aandelen in een vennootschap die een materiële onderneming drijft?
HR 30-11-2018, ECLI:NL:HR:2018:2110
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
30 november 2018
- Magistraten
Mrs. G. de Groot, M.A. Fierstra, J. Wortel, A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, P.A.G.M. Cools
- Zaaknummer
17/04543
- Conclusie
A-G mr. P.J. Wattel
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS930099:1
- Vakgebied(en)
Belastingen van rechtsverkeer / Overdrachtsbelasting
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:2110, Uitspraak, Hoge Raad, 30‑11‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:615, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑05‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 31‑10‑2017
- Wetingang
Art. 4 lid 1 aanhef en onderdeel a, 10, 15 lid 1 WBR
Essentie
Overdrachtsbelasting. Bedrijfsopvolging.
Is de bedrijfsopvolgingsregeling van art. 15 lid 1 onderdeel b WBR van toepassing op de verkrijging van aandelen in een vennootschap die een materiële onderneming drijft?
Samenvatting
In 2015 zijn de aandelen Holding aan belanghebbende geschonken door zijn moeder. Holding en haar dochtermaatschappij Vastgoed exploiteren onroerende zaken en drijven beide een onderneming als bedoeld in art. 3.2 Wet IB 2001. De aandelen Holding waren ten tijde van de verkrijging fictieve onroerende zaken als bedoeld in art. 4 lid 1 aanhef en letter a WBR. Belanghebbende heeft overdrachtsbelasting op aangifte voldaan ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.