Rb. Rotterdam, 24-07-2020, nr. 19-3742, V
ECLI:NL:RBROT:2020:6619
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
24-07-2020
- Zaaknummer
19-3742_V
- Vakgebied(en)
Bestuursprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2020:6619, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 24‑07‑2020; (Eerste aanleg - enkelvoudig, Verzet)
Uitspraak 24‑07‑2020
Inhoudsindicatie
Veelprocedeerder. Na verzet doet de rechtbank de zaak gelijk af en verklaart het beroep alsnog niet-ontvankelijk.
Partij(en)
Rechtbank Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 19/3742
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 juli 2020 als bedoeld in artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht op het verzet van
[Naam], te [Plaats], opposante,
tegen de uitspraak van de rechtbank van 5 december 2019 in het geding tussen opposante en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam (hierna: verweerder) over het besluit van 10 juli 2019.
Procesverloop
Opposant heeft op 24 juli 2019 beroep ingesteld tegen het besluit van 10 juli 2019 van verweerder (hierna: bestreden besluit), waarbij het bezwaar van opposante gericht tegen de uitnodiging om op gesprek te komen, niet-ontvankelijk is verklaard.
De rechtbank heeft op 5 december 2020 bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het beroep ongegrond verklaard.
Opposante heeft tegen deze uitspraak verzet gedaan. Het verzet is telefonisch behandeld op 26 juni 2020.
Overwegingen
1. In deze verzetprocedure moet de rechtbank de vraag beantwoorden of zij bij de uitspraak van 5 december 2019 het beroep van opposante terecht zonder zitting heeft afgedaan, omdat zij tot het oordeel kwam dat het beroep kennelijk ongegrond was. Dit betekent dat de beoordeling van de rechtbank in deze verzetprocedure beperkt is tot de vraag of terecht uitspraak is gedaan zonder opposante op zitting te horen.
2. In de uitspraak waartegen verzet is gedaan is overwogen dat opposante –ondanks daartoe schriftelijk in de gelegenheid te zijn gesteld – heeft verzuimd om tijdig de gronden van beroep aan de rechtbank schriftelijk kenbaar te maken.
3. In verzet heeft opposante aangevoerd dat de gronden van beroep bij brief van 27 augustus 2019 tijdig zijn ingediend. Opposante stelt daartoe dat haar bij brief van 30 juli 2019 is verzocht om de beroepsgronden binnen een termijn van vier weken in te dienen, zodat deze termijn op 27 augustus 2019 afliep.
4. In artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb is bepaald dat het bezwaar- of beroepschrift wordt ondertekend en ten minste de gronden van het bezwaar of beroep bevat.
Artikel 6:6 van de Awb bepaalt dat, indien niet is voldaan aan artikel 6:5, het bezwaar of beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een daartoe gestelde termijn.
5. De verzetrechter stelt vast dat het door verweerder aan de rechtbank doorgezonden beroepschrift van 27 juli 2019 van opposante, gericht tegen het bestreden besluit, geen beroepsgronden bevat, zodat daarmee niet is voldaan aan he bepaalde in artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb.
6. Bij brief van 30 juli 2019 heeft de griffier van de rechtbank opposante op dit verzuim gewezen en opposante in de gelegenheid gesteld om de gronden waarop het beroep berust alsnog te dienen binnen vier weken na de datum van deze brief. Dit betekent dat de beroepsgronden uiterlijk 26 augustus 2019 en niet, zoals door opposante gesteld, uiterlijk 27 augustus 2019, moeten zijn ingediend.
Opposantes aanvullend beroepschrift is gedateerd en door de rechtbank ontvangen op 27 augustus 2019, zodat dit niet binnen de geboden hersteltermijn is ingediend. Dit betekent dat het beroepschrift volgens het hiervoor in artikel 6:6 van de Awb bepaalde niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
7. De verzetrechter stelt vast dat de rechtbank het beroep van opposante bij de uitspraak van 5 december 2019 ongegrond heeft verklaard, zodat het dictum als onjuist moet worden aangemerkt.
8. Het verzet is om die reden gegrond. De uitspraak waarvan verzet is gedaan komt te vervallen en het onderzoek zal worden voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
De verzetrechter is van oordeel dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, zodat aanleiding bestaat om met toepassing van artikel 8:55, tiende lid, van de Awb tevens uitspraak te doen op het beroep.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank:
- -
verklaart het verzet gegrond;
- -
verklaart het beroep niet-ontvankelijk
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.A.F. van Ginneken, rechter, in aanwezigheid van
C.W. Steenkist, griffier. De beslissing is gedaan op 24 juli 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
De griffier is buiten staat
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.