AB 2014/79
Kosten gerechtelijke procedure in milieuzaken. Buitensporig kostbaar. Factoren die al dan niet kunnen worden meegewogen.
HvJ EU 11-04-2013, C-260/11 (Uitspraak), m.nt. R.J.G.M. Widdershoven
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Unie
- Datum
11 april 2013
- Magistraten
L. Bay Larsen, J.-C. Bonichot, C. Toader, A. Prechal, E. Jarašiūnas
- Zaaknummer
C-260/11
- Noot
R.J.G.M. Widdershoven
- JCDI
JCDI:ADS917059:1
- Vakgebied(en)
EU-recht / Besluitvorming
Milieurecht / Algemeen
- Brondocumenten
Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Unie, 11‑04‑2013
- Wetingang
Art. 47 Handvest van de grondrechten van de EU; art. 10 bis vijfde alinea Richtlijn 85/337/EEG, betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten, zoals gewijzigd bij Richtlijn 2003/35/EG; art. 15 bis vijfde alinea Richtlijn 96/61/EG inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging, zoals gewijzigd bij richtlijn 2003/35/EG
Essentie
Kosten gerechtelijke procedure in milieuzaken mogen niet buitensporig zijn. Rekening houden met belang van persoon en met algemeen belang van de bescherming van het milieu. Objectieve analyse van de kosten. Factoren die mogen worden meegewogen. Geen verschil tussen eerste aanleg en hoger beroep.
Samenvatting
Het vereiste van artikel 10 bis, vijfde alinea, van richtlijn 85/337/EEG, betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten en artikel 15 bis, vijfde alinea, van richtlijn 96/61/EG inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging, zoals gewijzigd bij richtlijn 2003/35/EG (Aarhus-richtlijn), dat de gerechtelijke procedure niet buitensporig ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.