V-N 2017/37.12
Geen deelnemerschapslening en onzakelijke lening volgens A-G voor werknemer die niet eerder geld heeft uitgeleend
HR (A-G) 04-04-2017, ECLI:NL:PHR:2017:330, m.nt. Redactie Vakstudie Nieuws
- Instantie
Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
- Datum
4 april 2017
- Zaaknummer
16/01047
- Conclusie
A-G Niessen
- Noot
Redactie Vakstudie Nieuws
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS24424:1
- Vakgebied(en)
Vennootschapsbelasting / Winstbepaling
Inkomstenbelasting / Winst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:2, Uitspraak, Hoge Raad, 05‑01‑2018
ECLI:NL:PHR:2017:330, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑04‑2017
Beroepschrift, Hoge Raad, 08‑04‑2016
- Wetingang
art. 3.91 Wet IB 2001
Essentie
Advocaat-generaal Niessen concludeert dat er geen sprake is van een bodemlozeputlening. Ten tijde van het verstrekken van de geldlening had X namelijk nog niet eerder geld uitgeleend aan E bv.
Samenvatting
Belanghebbende, X, was van september 2002 tot begin 2010 als financieel directeur in dienst bij [E] BV, een dochtervennootschap van [G] Holding. E bv lijdt veelal verlies. Eind 2008 is een raamovereenkomst gesloten tussen de grootaandeelhouder [H] en de drie directieleden van [E] BV (waaronder belanghebbende). De drie directieleden van [E] BV zijn (tegen betaling van € 1) ieder voor 1/9e deel toegetreden als aandeelhouders van [G] Holding ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.