RvdW 2019/228
Geen overschrijding redelijke termijn a.b.i. art. 6 lid 1 EVRM nu de vertraging die is opgetreden vanaf de datum van de bestreden uitspraak tot de datum waarop het beroep in cassatie is ingesteld, niet valt toe te rekenen aan het OM, in aanmerking genomen dat de verstekmededeling binnen een jaar na het bestreden arrest rechtsgeldig is betekend op de in art. 588 lid 3 onder c Sv voorziene wijze en de betrokkene, die kennis droeg van de tegen hem ingestelde ontnemingsvordering, heeft nagelaten op de voorgeschreven wijze opgave te doen van zijn verhuizing.
HR 29-01-2019, ECLI:NL:HR:2019:113
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
29 januari 2019
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, Y. Buruma, J.C.A.M. Claassens
- Zaaknummer
17/04062
- Conclusie
A-G mr. F.W. Bleichrodt
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:113, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 29‑01‑2019
ECLI:NL:PHR:2018:1194, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑10‑2018
Essentie
Geen overschrijding redelijke termijn a.b.i. art. 6 lid 1 EVRM nu de vertraging die is opgetreden vanaf de datum van de bestreden uitspraak tot de datum waarop het beroep in cassatie is ingesteld, niet valt toe te rekenen aan het OM, in aanmerking genomen dat de verstekmededeling binnen een jaar na het bestreden arrest rechtsgeldig is betekend op de in art. 588 lid 3 onder c Sv voorziene wijze en de betrokkene, die kennis droeg van de tegen hem ingestelde ontnemingsvordering, heeft nagelaten op de voorgeschreven wijze opgave te doen van zijn verhuizing.