Rb. Den Haag, 22-12-2017, nr. NL17.10876
ECLI:NL:RBDHA:2017:15462, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
22-12-2017
- Zaaknummer
NL17.10876
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDHA:2017:15462, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 22‑12‑2017; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:RVS:2018:2264, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 22‑12‑2017
Inhoudsindicatie
Verblijfsvergunning asiel. Verweerder twijfelt aan de door eisers gestelde identiteit en (Syrische) nationaliteit. Daarom laat hij een taalanalyse onder verantwoordelijkheid van TOELT uitvoeren ten aanzien van eiseres. De uitkomst is dat eiseres eenduidig niet is te herleiden tot de spraakgemeenschap van de regio waaruit zij stelt afkomstig te zijn. Het asielrelaas wordt ongeloofwaardig geacht en de aanvragen kennelijk ongegrond verklaard wegens misleiding. Eisers laten een contraexpertise uitvoeren. Volgens de contraexpert is de spraak van eiseres in veel opzichten consistent met de voorhanden documentatie over het gestelde gebied van herkomst. Er is echter sprake van slechts beperkte informatie uit het gebied. Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van een gemotiveerde betwisting dat het mogelijk is eenduidig de conclusie te trekken dat eiseres niet uit de gestelde regio afkomstig is omdat er te weinig bronnen zijn. TOELT heeft dit - ook in het weerwoord - niet inhoudelijk bestreden. De contraexpertise doet daarom afbreuk aan de taalanalyse van TOELT en de taalanalyse is in de gegeven omstandigheden geen bruikbaar hulpmiddel bij de beoordeling van de afkomst van eisers. Verweerder heeft daarom aan de motivering van de bestreden besluiten ten onrechte de taalanalyse (mede) ten grondslag gelegd. Dit leidt tot een motiveringsgebrek. De bestreden besluiten worden vernietigd.
Partij(en)
RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL17.10876
uitspraak van de meervoudige kamer van 22 december 2017
in de zaken tussen
[eiser] ,
geboren op [geboortedatum] ,
v-nummer [v-nummer]
eiser,
[eiseres] ,
geboren op [geboortedatum] ,
v-nummer [v-nummer] ,
eiseres,
mede namens hun minderjarige kinderen:
[naam] ,
geboren op [geboortedatum] ,
v-nummer [v-nummer] ,
[naam] ,
geboren op [geboortedatum] ,
v-nummer [v-nummer] ,
[naam] ,
geboren op [geboortedatum] ,
v-nummer [v-nummer] ,
[naam] ,
geboren op [geboortedatum] ,
v-nummer [v-nummer] ,
allen van gestelde Syrische nationaliteit,
allen tezamen eisers,
(gemachtigde: mr. A.C. Pool),
en
de minister van Veiligheid en Justitie, thans de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
Immigratie- en Naturalisatiedienst,
verweerder.
ProcesverloopBij afzonderlijke besluiten van 12 oktober 2017 (hierna: de bestreden besluiten) heeft
verweerder de aanvragen van eisers van 1 november 2015 tot het verlenen van een
verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond op grond
van artikel 31, in samenhang gelezen met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de
Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000). Daarnaast is bepaald dat aan eisers geen verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd wordt verleend en dat aan hen geen
uitstel van vertrek wordt verleend op grond van artikel 64 van de Vw 2000.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 december 2017. Eiseres en de oudste dochter zijn verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W. Steenstra.
Overwegingen
1. Artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000 bepaalt, voor zover van belang, dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 kan worden afgewezen als kennelijk ongegrond indien de vreemdeling Onze Minister heeft misleid door omtrent zijn identiteit of nationaliteit valse informatie of documenten te verstrekken of door relevante informatie of documenten die een negatieve invloed op de beslissing hadden kunnen hebben, achter te houden.
2. Op grond van paragraaf C2/7.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 wordt onder misleiden verstaan: de vreemdeling probeert in een gunstiger positie te komen door bewust informatie te verstrekken die aantoonbaar onjuist is of informatie achter te houden. Hij probeert als het ware de autoriteiten op het verkeerde been te zetten, teneinde in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning. Van misleiden is in ieder geval sprake indien een taalanalyse uitwijst dat de vreemdeling niet daarvandaan komt waar hij stelt vandaan te komen.
3. Ter staving van hun asielaanvraag hebben eisers, zakelijk weergegeven, het volgende naar voren gebracht. Eisers hebben verklaard dat zij afkomstig zijn uit [woonplaats] , regio Afrin te Syrië, en dat zij Yezidi zijn. Eisers hebben verder verklaard dat in 2013 leden van de Islamitische Staat (hierna: IS) hun woning en de woning van de ouders van eiseres zijn binnengedrongen. De IS-leden hebben daarbij de vader van eiseres vermoord en haar moeder, broer en zus meegenomen. Zij hebben eiser zodanig ernstig mishandeld dat hij in coma raakte, en ook eiseres en een van hun dochters mishandeld. Vervolgens zijn eisers naar Turkije gevlucht. Daar heeft eiser vier maanden in het ziekenhuis gelegen. Eisers hebben in totaal twee jaar in Turkije verbleven.
4. Verweerder heeft de volgende elementen in het asielrelaas van eisers als relevant gekwalificeerd:
- -
de nationaliteit, identiteit en herkomst van eisers;
- -
de problemen met IS in Syrië.
Volgens verweerder is twijfel ontstaan over de door eisers gestelde identiteit en nationaliteit, omdat zij geen documenten hebben overgelegd en eisers hun identiteit en nationaliteit evenmin met de door eiseres afgelegde verklaringen aannemelijk hebben gemaakt. Gelet op deze twijfel heeft verweerder een taalanalyse laten uitvoeren ten aanzien van eiseres. Hiervan is een rapport taalanalyse opgesteld onder verantwoordelijkheid van het Team Onderzoek en Expertise Land en Taal (hierna: TOELT), voorheen Bureau Land en Taal (hierna: BLT). In dit rapport, gedateerd 26 mei 2016, concludeert de taalanalist dat op grond van haar Koerdische spraak eiseres eenduidig niet te herleiden is tot de spraakgemeenschap van de regio Afrin-A’zaz in Syrië, noch tot enig ander gebied in Syrië en dat aan te nemen is dat zij het grootste deel van haar leven heeft doorgebracht buiten Syrië, waarschijnlijk in Turkije.
Eisers hebben een contraexpertise laten uitvoeren door De Taalstudio, gedateerd 29 november 2016. Deze contraexpertise heeft verweerder, gelet op het weerwoord van TOELT van 6 december 2016, niet tot een ander oordeel geleid. Gelet daarop worden de nationaliteit, identiteit en herkomst van eisers ongeloofwaardig geacht. Om die reden kan evenmin geloof worden gehecht aan de door eisers afgelegde verklaringen omtrent de problemen die zij stellen te hebben ondervonden in Syrië. Het asielrelaas wordt daarom eveneens ongeloofwaardig geacht. Gelet hierop komen eisers volgens verweerder niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Vw 2000.
Daarnaast heeft verweerder overwogen dat eisers hem hebben misleid door omtrent hun identiteit en nationaliteit valse informatie te verstrekken, zodat de aanvraag is afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000.
Voorts heeft verweerder in het door eisers aangevoerde geen aanleiding gezien om aan hen uitstel van vertrek te verlenen op grond van artikel 64 van de Vw 2000. Met betrekking tot eiseres heeft verweerder overwogen dat de laatstelijk overgelegde medische informatie dateert van 27 juni 2016. Dit betreft een overzicht van haar patiëntendossier. Daaruit blijkt niet dat zij niet kan reizen. Met betrekking tot eiser heeft verweerder verwezen naar een advies van Bureau Medische Advisering (hierna: het BMA) van 28 juni 2017.
5. Hiermee zijn eisers het niet eens. Op wat zij hebben aangevoerd zal, voor zover van belang, in het navolgende worden ingegaan.
6. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat eisers geen documenten ter staving van hun identiteit en nationaliteit hebben overgelegd.
7. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling; zie onder meer de uitspraak van 2 maart 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BV8598) vloeit voort dat verweerder, indien bij hem twijfel is gerezen over de door een vreemdeling gestelde herkomst en als gevolg daarvan over diens gestelde identiteit en nationaliteit, door een taalanalyse te laten verrichten de desbetreffende vreemdeling tegemoet kan komen in de op laatstgenoemde ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 rustende last om het door hem gestelde aannemelijk te maken.
In beginsel mag ervan worden uitgegaan dat een vanwege verweerder door het BLT verrichte taalanalyse tot stand is gekomen onder gedeelde verantwoordelijkheid van een ter zake deskundige linguïst die bij voormeld bureau in dienst is en van wie de kwaliteit voldoende is gewaarborgd en een extern ingeschakelde taalanalist die op zorgvuldige wijze is geselecteerd en onder voortdurende kwaliteitscontrole staat.
De rechtbank ziet geen redenen hierover anders te oordelen voor taalanalyses die zijn afgenomen onder verantwoordelijkheid van TOELT.
8. Niettemin dient verweerder, indien en voor zover hij tot het laten verrichten van een taalanalyse overgaat en deze aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, zich er ingevolge artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht van te vergewissen dat de taalanalyse zorgvuldig tot stand is gekomen en - naar inhoud - inzichtelijk en concludent is.
Indien de taalanalyse zorgvuldig, inzichtelijk en concludent is, kan de desbetreffende vreemdeling, gegeven de ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 op hem rustende bewijslast, de bij verweerder gerezen en door de taalanalyse niet weggenomen twijfel slechts door het laten verrichten van een contraexpertise alsnog trachten weg te nemen. Daartoe kan hij de opname van het ten behoeve van de taalanalyse gevoerde gesprek door een deskundige laten beoordelen. Om als contraexpertise te kunnen dienen, moet de op verzoek van een vreemdeling verrichte taalanalyse eveneens zorgvuldig, inzichtelijk en concludent zijn. Indien de uitkomst van de contraexpertise de door de desbetreffende vreemdeling gestelde herkomst niet bevestigt, wordt - gelet op artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 - de gerezen twijfel in elk geval niet weggenomen.
9. In de besluiten van 12 oktober 2017, gelezen in samenhang met de daarin ingelaste voornemens, heeft verweerder zich, onder verwijzing naar het rapport taalanalyse, op het standpunt gesteld dat hij aan de verklaring van eisers dat zij uit Syrië afkomstig zijn geen geloof hecht, omdat eiseres volgens de taalanalyse eenduidig niet tot de spraakgemeenschap van de regio Afrin-A’zaz in Syrië, of tot enig ander gebied in Syrië is te herleiden.
10. In de contraexpertise van De Taalstudio is onder meer vermeld dat eiseres Kurmanji Koerdisch spreekt, zoals dit wordt gesproken in Zuid-Oost-Turkije en Noord-Syrië. Haar spraak is in veel opzichten consistent met de voorhanden documentatie van het Koerdisch in Afrin/Aleppo. Sommige onderdelen zijn tot nu toe niet geattesteerd in Afrin/Aleppo, maar gegeven de schaarste van documentatie, de aanzienlijke vatbaarheid voor lokale vertakkingen en het feit dat weinig bekend is over specifiek de Yezidische variëteiten in de regio (behalve het feit dat deze neigen af te wijken van de lokale varianten van islamitische Koerden) spreekt geen van de kenmerken in het opgenomen bewijs de verklaring van eiseres dat zij uit Afrin/Aleppo afkomstig is tegen, aldus de contraexpertise.
11. Hierop heeft TOELT bij weerwoord van 6 december 2016 gereageerd. Daarin is kort gezegd opgemerkt dat de contraexpert eiseres niet eenduidig in Syrië plaatst en dat de taalanalist van TOELT moedertaalspreker van het Kurmanji Koerdisch is en het Kurmanji in de regio kent. Verder is ingegaan op de inhoudelijke conclusies en de bevindingen van de contraexpert.De contraexpert heeft bij bericht van 24 februari 2017 gereageerd op dit weerwoord. Daarbij heeft hij onder meer opgemerkt dat beide experts de toegang hebben tot slechts een beperkte verklaring van eiseres en dat er geen extensieve gedocumenteerde data voorhanden zijn over de variatie binnen de gemeenschap van Yezidi vrouwen in [woonplaats] of zelfs binnen de gehele gemeenschap van [woonplaats] . De taalanalist van TOELT heeft niet aangevoerd dat hij in het desbetreffende dorp is geweest, data uit dat dorp heeft verzameld of mensen uit het dorp heeft gesproken.Op 29 maart 2017 heeft TOELT bericht dat in deze reactie van de contraexpert geen aanleiding wordt gezien om het oordeel te herzien of iets toe te voegen aan het weerwoord.
12. Verweerder bestrijdt niet dat de contraexpertise op zichzelf zorgvuldig tot stand gekomen, inzichtelijk en concludent is. De rechtbank is ook van oordeel dat dit het geval is. Zij leest in de contraexpertise van 29 november 2016 en de brief van 24 februari 2017 een gemotiveerde betwisting dat het, gelet op de beperkte informatie die over het gebied voorhanden is, mogelijk is - zoals TOELT doet - eenduidig de conclusie te trekken dat eisers niet uit [woonplaats] afkomstig zijn. Dat kan de contraexpert niet, maar ook TOELT niet. Volgens de contraexpert kan met behulp van een taalanalyse niet de conclusie worden getrokken dat eisers eenduidig niet uit de gestelde regio afkomstig zijn, omdat daarvoor eenvoudigweg te weinig bronnen voorhanden zijn. TOELT heeft dit niet inhoudelijk bestreden.
13. Naar het oordeel van de rechtbank doet de contraexpertise afbreuk aan de uitkomst van de taalanalyse van TOELT, in die zin dat er volgens de contraexpert onvoldoende verifieerbare informatie voorhanden is om de conclusie te trekken die TOELT trekt. Het weerwoord doet hieraan niet af. Voor zover TOELT ingaat op de inhoudelijke verschillen in de onderzoeken, gaat het eraan voorbij dat het hier gaat om een daaraan voorafgaande vraag, te weten de redenen van wetenschap. TOELT heeft niet onderbouwd dat en op grond waarvan zij van oordeel is dat er wel voldoende informatie voorhanden is om tot een eenduidige conclusie te kunnen komen. TOELT bestrijdt slechts de bruikbaarheid van de door de contraexpert gebruikte informatie, maar dat leidt er hooguit toe dat nog minder bronnen overblijven. Daarmee is niet de stelling van de contraexpert weerlegd dat betere bronnen ontbreken.
14. Wat eisers in feite - gemotiveerd met een contraexpertise - betogen, is dat in de gegeven omstandigheden taalanalyse geen bruikbaar hulpmiddel is bij de beoordeling van de juistheid van de verklaring van eisers dat zij uit Syrië afkomstig zijn. Die stelling is door verweerder en TOELT niet gemotiveerd weersproken. Dit betekent - gelet op de uitspraak van de Afdeling van 2 maart 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BV8598 - dat verweerder, ter motivering van zijn standpunt dat het asielrelaas van eisers ongeloofwaardig is, ten onrechte naar de taalanalyse en het weerwoord heeft verwezen.
15. De taalanalyse is mede ten grondslag gelegd aan de bestreden besluiten. Gelet op het voorgaande is dit ten onrechte gebeurd. Dat brengt mee dat sprake is van een motiveringsgebrek. De rechtbank ziet daarin aanleiding het bestreden besluit te vernietigen. Weliswaar kan in dit geval niet gezegd worden dat eisers de twijfel bij verweerder over hun herkomst hebben weggenomen met de contraexpertise, maar het is eerst aan verweerder een heroverweging te maken. Daarbij dient hij tevens opnieuw te beoordelen in hoeverre thans alsnog de verklaring van mevrouw [naam] in de beoordeling kan worden betrokken.
16. Het beroep is gegrond.
17. De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten van eisers in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs gemaakte proceskosten. Deze zijn begroot op € 990,- (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde van € 495,- per punt en wegingsfactor 1). Van andere kosten in dit verband is de rechtbank niet gebleken.
Beslissing
De rechtbank:
- -
verklaart het beroep gegrond;
- -
vernietigt de bestreden besluiten;
- -
draagt verweerder op opnieuw te beslissen met inachtneming van deze uitspraak;
- -
veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers ten bedrage van € 990,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Eskes, voorzitter, mr. J.J.W.P. van Gastel en
mr. R. Ortlep, leden, in aanwezigheid van C.M.A. Groenendaal. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 december 2017.
griffier | voorzitter |
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op: