Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende digitale dossier, dossiernummer PL0100-2017277993 van de Politie Eenheid Noord-Nederland, District Fryslan, Flexteam Fryslan, bevinden, volgens de in dat digitale dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
Hof Arnhem-Leeuwarden, 02-11-2020, nr. 21-000520-19
ECLI:NL:GHARL:2020:8892
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
02-11-2020
- Zaaknummer
21-000520-19
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2020:8892, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 02‑11‑2020; (Hoger beroep)
Uitspraak 02‑11‑2020
Inhoudsindicatie
Veroordeling ter zake van overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (rijden onder invloed) tot een voorwaardelijke geldboete van € 850,00 (achthonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 17 (zeventien) dagen hechtenis; en tot een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid motorrijtuigen te besturen van 6 (zes) maanden, met een proeftijd van twee jaren. Het hof is van oordeel dat blijkt waarom en op welke wijze het omstickeren van de bloedbuisjes volgens de gedane melding geen consequenties heeft voor de herleidbaarheid van het materiaal dat aan de verdachte is toegeschreven. Het hof is dan ook van oordeel dat er geen misverstand over kan bestaan dat het onderzochte bloed in buisje TAAF8957NL het bloed van de verdachte bevatte zoals dat op 19 oktober 2017 van de verdachte in het kader van de verdenking van het onderhavige feit is afgenomen, door het NFI is onderzocht op cannabis en daarop is positief getest. De vermelding van het zaaknummer NFI 201.10.27.081 op zowel de aanvraag als de melding Sin probleem bloedblok onderstreept dit. De 'Chain of evidence' is gesloten en van enige schending van een strikte waarborg is niet gebleken. Er is voldaan aan hetgeen in artikel 13, eerste lid, onder c en d, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer is voorgeschreven. Het hof verwerpt de verweren.
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000520-19
Uitspraak d.d.: 2 november 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 22 januari 2019 met parketnummer 96-025682-18 in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .
Het hoger beroep
De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 19 oktober 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het tenlastegelegde tot een geldboete van € 850,-, subsidiair 17 dagen hechtenis, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.R.M. Schaap, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter heeft bij vonnis van 22 januari 2019 de verdachte ter zake van het tenlastegelegde vrijgesproken.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 19 oktober 2017 te [plaats] , gemeente [gemeente] een voertuig, te weten personenauto heeft bestuurd na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cannabis, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94, het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 5,6 microgram THC per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stof vermelde grenswaarde.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsoverwegingen
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde. Daarbij heeft de advocaat-generaal aangevoerd dat bij het onderzoek naar het THC-gehalte in het bloed van de verdachte geen strikte waarborgen zijn geschonden die zouden moeten leiden tot bewijsuitsluiting.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde, nu het onderzoek naar het THC-gehalte in het bloed van de verdachte ongeldig is, omdat er strikte waarborgen geschonden zijn. De Sporen Identificatie Nummers (hierna: SIN-nummers) komen niet overeen en dus kan niet aangenomen worden dat het bloed van verdachte het bloed is dat het NFI getest heeft.
Tevens heeft de raadsvrouw aangevoerd dat niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld in artikel 6 van de Regeling bloed- en urineonderzoek 2005.
Het oordeel van het hof
De feiten1.
Op 19 oktober 2017 om 21:34 uur wordt verdachte staande gehouden voor een verkeerscontrole. Er wordt een speekseltest afgenomen en de tester geeft hierbij als indicatie THC aan. Hierop wordt verdachte aangehouden ter zake van het rijden onder invloed van verdovende middelen.
Om 22:52 uur neemt de arts, R. Noordbruis, op het politiebureau in aanwezigheid van verbalisanten, [verbalisant1] en [verbalisant2] , bij verdachte bloed af, conform het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer.2.
Het proces-verbaal rijden onder invloed voorziet in drie genummerde en deels op naam gestelde corresponderende SIN-stickers, te weten:
- TAAP 5593NL;
- TAAP 5594NL + naam verdachte; en
- TAAP 5595NL + naam verdachte.3.
Verbalisant [verbalisant1] heeft zich ervan vergewist dat het bloedmonster
overeenkomstig het bepaalde in het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het
verkeer verzonden is naar het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag.4.
De aanvraag ten behoeve van het Toxicologisch onderzoek van bloed, het bloedafnameformulier, is voorzien van twee genummerde en op naam gestelde SIN-stickers, te weten:
- TAAP 5594NL (identiteitszegel analyse); en
- TAAP 5595NL (identiteitszegel tegenonderzoek).5.
Op het bloedafnameformulier ontbreekt de SIN-sticker:
- TAAP 5593NL.6.
Op het bloedafnameformulier is ook een sticker geplakt met een barcode en de tekst: Zaak NFI 2017.10.27.081.7.
Op maandag 25 oktober 2017 ontving het NFI een verzegeld bloedblok.8.
Op woensdag 27 oktober 2017 maakt het NFI melding van een 'SIN probleem bloedblok'. Het bloedblok blijkt bij ontvangst niet voorzien van een SIN-nummer.9.In het bloedblok wordt wel een tweetal buisjes bloed aangetroffen, te weten:
- een analysebuis met SIN-nummer TAAP 5594 NL; en
- een buis voor tegenonderzoek met SIN-nummer TAAP 5595 NL.
Omdat op het bloedblok geen SIN-nummer was aangegeven heeft bij het NFI een
omnummering plaatsgevonden en zijn de buisjes bloed omgenummerd:
- TAAF 8957 NL (analysebuis); en
- TAAF 8958 NL (buis voor tegenonderzoek).
Tevens staat aangegeven dat deze melding betrekking heeft op zaaknummer NFI 2017.10.27.081.10.
Volgens het NFI heeft het omstickeren van het bloedblok en/of de bloedbuisjes volgens de gedane melding geen consequenties voor de herleidbaarheid van het materiaal. Het materiaal uit de twee buisjes is afkomstig uit een en dezelfde bloedafname. Het toekennen van een nieuwe SIN met barcodestickers voor de buisjes heeft alleen tot doel om het contramateriaal te kunnen onderscheiden van het analysemateriaal voor eventueel later tegenonderzoek. Een nieuwe SIN wordt alleen toegekend als de afkomst van het materiaal bij binnenkomst bij het NFI onbetwist is.11.
Op 15 november 2017 is het NFI rapport Alcohol en drugs in het verkeer opgesteld inzake zaaknummer 2017.10.27.081. Het bloed van verdachte met SIN-nummer TAAF 8957NL is positief getest op THC, te weten 5,6 microgram per liter.12.
Op donderdag 19 oktober 2017 om 23:19 uur is verdachte verhoord.13.De verdachte heeft bekend gereden te hebben van [woonplaats] naar [plaats] , binnen de gemeente [gemeente] en heeft aangegeven dat hij gedurende de laatste 48 uur twee joints gerookt heeft waar wiet (hennep) in zat.
De conclusie van het hof
Voor zover de raadsvrouw heeft willen betogen dat er strikte waarborgen zijn geschonden dan wel vormen zijn verzuimd op grond van het bepaalde in artikel 13, eerste lid, onder c van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer (hierna: het Besluit) en dientengevolge het resultaat van het bloedonderzoek op grond van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering dient te worden uitgesloten van bewijs, overweegt het hof als volgt.
Artikel 13, eerste lid, onder c en d, van het Besluit luidt, voor zover hier relevant:
Bij de bloedafname […] is een opsporingsambtenaar aanwezig die
[…]
c. ervoor zorgt dat ieder buisje met bloed voorzien is van een sporenidentificatienummer, en
d. ervoor zorgt dat de buisjes […] met bloed zo spoedig mogelijk in een bij ministeriële regeling voorgeschreven verpakking die hij van een of meer fraudebestendige sluitzegels of een fraudebestendige afsluiting heeft voorzien, worden […] bezorgd bij het laboratorium, bedoeld in artikel 14, tweede lid.
Het hof is van oordeel dat uit hetgeen hiervoor is weergegeven afdoende blijkt waarom en op welke wijze het omstickeren van de bloedbuisjes volgens de gedane melding geen consequenties heeft voor de herleidbaarheid van het materiaal dat aan de verdachte is toegeschreven. Het hof is dan ook van oordeel dat er geen misverstand over kan bestaan dat het onderzochte bloed in buisje TAAF8957NL het bloed van de verdachte bevatte zoals dat op 19 oktober 2017 van de verdachte in het kader van de verdenking van het onderhavige feit is afgenomen, door het NFI is onderzocht op cannabis en daarop is positief getest. De vermelding van het zaaknummer NFI 201.10.27.081 op zowel de aanvraag als de melding Sin probleem bloedblok onderstreept dit. De 'Chain of evidence' is gesloten en van enige schending van een strikte waarborg is niet gebleken. Er is voldaan aan hetgeen in artikel 13, eerste lid, onder c en d, van het Besluit is voorgeschreven. Het hof verwerpt de verweren.
Voor zover de raadsvrouw een beroep heeft gedaan op schending van art. 6 van de Regeling bloed- en urineonderzoek overweegt het hof dat deze regeling op 1 juli 2017 is vervallen en die daarom geen rol kan spelen in de onderhavige zaak.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 19 oktober 2017 te [plaats] , gemeente [gemeente] een voertuig, te weten personenauto heeft bestuurd na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cannabis, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94, het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 5,6 microgram THC per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stof vermelde grenswaarde.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De politierechter in de rechtbank Noord-Nederland heeft de verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde vrijgesproken.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 850,-, subsidiair 17 dagen hechtenis, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, subsidiair, verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met het tijdsverloop van drie jaren, het feit dat verdachte acht maanden zijn rijbewijs kwijt is geweest en het feit dat sinds de pleegdatum van het feit verdachte niet is gerecidiveerd. De raadsvrouw acht om die reden een onvoorwaardelijke rijontzegging niet noodzakelijk.
Het oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft op 19 oktober 2017 te [plaats] een motorrijtuig bestuurd terwijl hij onder invloed verkeerde van THC en heeft aldus een veiligheidsrisico in het leven geroepen, niet alleen voor zichzelf maar ook voor andere deelnemers aan het verkeer.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 14 september 2020 is hij niet eerder strafrechtelijk veroordeeld voor het rijden onder invloed.
Gelet op het tijdsverloop van drie jaren en het feit dat de verdachte na het onderhavige incident reeds een periode zijn rijbewijs kwijt was en geen sprake is van recidive ziet het hof aanleiding naast een passend te achten voorwaardelijke geldboete een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke geldboete van € 850,-, subsidiair 17 dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren, en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van € 850,00 (achthonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 17 (zeventien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Ontzegt de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de bijkomende straf van ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. W. Foppen, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.G. Veenstra, griffier,
en op 2 november 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 02‑11‑2020
Het proces-verbaal rijden onder invloed, d.d. 19 oktober 2017, pagina 4.
Het proces-verbaal rijden onder invloed, d.d. 19 oktober 2017, pagina 1.
Het proces-verbaal rijden onder invloed, d.d. 19 oktober 2017, pagina 4.
De aanvraag ten behoeve van Toxicologisch onderzoek van bloed, verbalisant [verbalisant1] , d.d. 19 oktober 2017.
De aanvraag ten behoeve van Toxicologisch onderzoek van bloed, verbalisant [verbalisant1] , d.d. 19 oktober 2017.
De aanvraag ten behoeve van Toxicologisch onderzoek van bloed, verbalisant [verbalisant1] , d.d. 19 oktober 2017 (rechtsonder).
De aanvraag ten behoeve van Toxicologisch onderzoek van bloed, verbalisant [verbalisant1] , d.d. 19 oktober 2017, door het NFI voorzien van de datum van ontvangst.
De melding SIN probleem bloedblok, d.d. 27 oktober 2017, bijgevoegd als bijlage 1 op pagina 3 van het appelschriftuur van mr. L. Janse d.d. 6 februari 2019.
De melding SIN probleem bloedblok, d.d. 27 oktober 2017, bijgevoegd als bijlage 1 op pagina 1 van het appelschriftuur van mr. L. Janse d.d. 6 februari 2019.
De melding SIN probleem bloedblok, d.d. 27 oktober 2017, bijgevoegd als bijlage 1 op pagina 4 van het appelschriftuur van mr. L. Janse d.d. 6 februari 2019.
NFI rapport Alcohol en drugs in het verkeer, d.d. 15 november 2017, pagina 14-16.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 19 oktober 2017, pagina 8 e.v.