RF 2018/78
Maximale vertrekvergoeding. Is art. 1:125 lid 2 Wft van toepassing op de overeengekomen vertrekvergoeding gelet op het temporeel toepassingsbereik van die bepaling? (Rabobank/verweerder)
HR 01-06-2018, ECLI:NL:HR:2018:818
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
1 juni 2018
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, C.E. du Perron, M.J. Kroeze
- Zaaknummer
17/01238
- Conclusie
A-G mr. B.J. Drijber
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS253823:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Loonbelasting / Eindheffing
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:818, Uitspraak, Hoge Raad, 01‑06‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:154, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑02‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 12‑02‑2017
- Wetingang
Art. 1:116 lid 3, 1:125 lid 2 en 3 Wft
Essentie
Maximale vertrekvergoeding. Overgangsrecht. Temporeel toepassingsbereik.
Is art. 1:125 lid 2 Wft van toepassing op de overeengekomen vertrekvergoeding gelet op het temporeel toepassingsbereik van die bepaling? Is die bepaling van openbare orde?
Samenvatting
Verweerder is een voormalig directeur tevens statutair bestuurder van een lokale Rabobank. Op 1 november 2013 tekenden partijen een vaststellingsovereenkomst, waarin onder meer is bepaald dat Verweerder een beëindigingsvergoeding ontvangt van € 970.000. Dat bedrag is op 13 november 2013 aan verweerder betaald. Daarnaast zijn op 4 november 2013 twee overeenkomsten ondertekend. In de overeenkomst ‘Coulance-uitkering vanwege overkreditering’ verplicht de bank zich tot betaling van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.