Wijzigingswet Wet bodembescherming
Artikel V
Geldend
Geldend vanaf 15-05-1994
- Bronpublicatie:
10-05-1994, Stb. 1994, 331 (uitgifte: 11-05-1994, kamerstukken: Staten-Generaal Digitaal: 21556 Overheid.nl: 21556)
- Inwerkingtreding
15-05-1994
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-05-1994, Stb. 1994, 333 (uitgifte: 01-01-1994, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Justitie
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Bodem
1.
Voor zover voor het tijdstip waarop deze wet in werking treedt, bij de voorbereiding of de uitvoering van een saneringsprogramma als bedoeld in de Interimwet bodemsanering verplichtingen zijn aangegaan met betrekking tot gevallen waarvoor een bijdrage is verleend blijkens de mededeling, bedoeld in artikel 7, tweede lid, van die wet, blijft voor die gevallen die wet van toepassing.
2.
Een saneringsprogramma dat overeenkomstig artikel 6, tweede lid, van de Interimwet bodemsanering in het kalenderjaar voorafgaande aan dat waarin deze wet in werking treedt, aan Onze Minister is voorgelegd, geldt als een provinciaal milieuprogramma als bedoeld in artikel 1 van de Wet bodembescherming vastgesteld bodemsaneringsprogramma.
3.
Een mededeling van Onze Minister krachtens artikel 7, tweede lid, van de Interimwet bodemsanering naar aanleiding van een saneringsprogramma als bedoeld in het tweede lid, die is gedaan voor het tijdstip waarop deze wet in werking treedt, geldt voor de gevallen waarop zij betrekking heeft, als een toekenning als bedoeld in artikel 48 van de Wet bodembescherming.
4.
Indien Onze Minister niet voor de datum van inwerkingtreding van deze wet een mededeling krachtens artikel 7, tweede lid, van de Interimwet bodemsanering naar aanleiding van een saneringsprogramma als bedoeld in het tweede lid, heeft gedaan, kent hij in het jaar waarin deze wet in werking is getreden een bijdrage toe als bedoeld in artikel 48 van de Wet bodembescherming ter tegemoetkoming van de in dat jaar te maken kosten voor die gevallen van het saneringsprogramma die door hem zijn aangewezen.
5.
Zo spoedig mogelijk na de inwerkingtreding van deze wet stelt Onze Minister de bijdrage vast, die ingevolge artikel 65 j° artikel 48 van de Wet bodembescherming voor het eerste kalenderjaar wordt toegekend aan de gemeenten Amsterdam, 's-Gravenhage, Rotterdam en Utrecht. Het bedrag dat aan deze gemeenten wordt toegekend wordt in mindering gebracht op de bijdrage die voor dat jaar wordt toegekend aan de provincie waarin de betrokken gemeente is gelegen.