Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) Nr. 1466/97 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid
Artikel 3 [Stabiliteitsprogramma. Inhoud]
Geldend
Geldend vanaf 13-12-2011
- Bronpublicatie:
16-11-2011, PbEU 2011, L 306 (uitgifte: 23-11-2011, regelingnummer: 1175/2011)
- Inwerkingtreding
13-12-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-11-2011, PbEU 2011, L 306 (uitgifte: 23-11-2011, regelingnummer: 1175/2011)
- Vakgebied(en)
Overheidsfinanciën / EU-financiën
1.
Elke deelnemende lidstaat verstrekt aan de Raad en aan de Commissie met het oog op het regelmatige multilaterale toezicht krachtens artikel 121 VWEU de nodige informatie in de vorm van een stabiliteitsprogramma, dat een essentiële basis verschaft voor de houdbaarheid van de overheidsfinanciën die bevorderlijk is voor prijsstabiliteit, een sterke duurzame groei en het scheppen van werkgelegenheid.
2.
Een stabiliteitsprogramma moet de volgende informatie bieden:
- a)
de middellangetermijndoelstelling voor de begroting en het aanpassingstraject met het oog op het bereiken van deze doelstelling voor het overheidsaldo als percentage van het bbp, de verwachte ontwikkeling van de schuldquote van de overheid, het geplande groeipad van de overheidsuitgaven, met inbegrip van de overeenkomstige toewijzing voor bruto-investeringen in vaste activa, in het bijzonder gelet op de voorwaarden en criteria voor de vaststelling van de uitgavengroei als bedoeld in artikel 5, lid 1, het geplande groeipad van de overheidsontvangsten bij ongewijzigd beleid en een kwantificering van de geplande discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde;
- a bis)
informatie over impliciete verplichtingen die verband houden met vergrijzing en voorwaardelijke verplichtingen, bijvoorbeeld overheidsgaranties, met potentieel grote gevolgen voor de overheidsrekeningen;
- a ter)
informatie over de consistentie van het stabiliteitsprogramma met de globale richtsnoeren voor het economisch beleid en het nationale hervormingsprogramma;
- b)
de voornaamste veronderstellingen over verwachte economische ontwikkelingen en belangrijke economische variabelen die voor het verwezenlijken van het stabiliteitsprogramma van belang zijn, zoals de investeringsuitgaven van de overheid, de reële groei van het bbp, de werkgelegenheid en de inflatie;
- c)
een kwantitatieve beoordeling van de budgettaire en andere economische beleidsmaatregelen die worden genomen of voorgesteld om de doelstellingen van het programma te verwezenlijken, inclusief een kosten-batenanalyse van grote structurele hervormingen met rechtstreekse positieve gevolgen voor de begroting op de lange termijn, mede door verhoging van de duurzame potentiële groei;
- d)
een analyse van de wijze waarop wijzigingen in de belangrijkste economische veronderstellingen de begrotings- en de schuldsituatie nadelig zouden kunnen beïnvloeden;
- e)
indien van toepassing, de redenen waarom wordt afgeweken van het aanpassingstraject richting middellangetermijnbegrotingsdoelstelling.
2 bis.
Het stabiliteitsprogramma wordt gebaseerd op het meest waarschijnlijke macrobudgettaire scenario of op een meer prudente scenario. De macro-economische en budgettaire prognoses worden vergeleken met de meest recente prognoses van de Commissie en indien nodig met die van andere onafhankelijke instanties. Significante verschillen tussen het gekozen macrobudgettaire scenario en de prognoses van de Commissie worden beschreven en beargumenteerd, met name als het niveau of de groei van externe aannames significant afwijkt van de waarden in de prognoses van de Commissie.
De exacte aard van de informatie in de punten a), a bis), b), c) en d) van lid 2 wordt omschreven in een geharmoniseerd kader dat door de Commissie wordt opgesteld in samenwerking met de lidstaten.
3.
De gegevens over de ontwikkeling van het overheidsaldo en van de schuldquote van de overheid, de groei van de overheidsuitgaven, het geplande groeipad van de overheidsontvangsten bij ongewijzigd beleid, de geplande, discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde, die behoorlijk moeten zijn gekwantificeerd, en de belangrijkste economische aannames als bedoeld in lid 2, onder a) en b), zijn op jaarbasis en hebben betrekking op het voorafgaande jaar, het lopende jaar en ten minste de drie volgende jaren.
4.
Elk programma omvat informatie over de status ervan in het kader van de nationale procedures, in het bijzonder of het programma is voorgelegd aan het nationale parlement, en of het nationale parlement de gelegenheid heeft gehad om een debat te hebben over het oordeel van de Raad betreffende het voorgaande programma of, indien hiervan sprake is, over een aanbeveling of een waarschuwing, en ook of het programma door het parlement is goedgekeurd.