Rb. Den Haag, 29-09-2014, nr. C/09/468375 / KG ZA 14-751
ECLI:NL:RBDHA:2014:11809, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
29-09-2014
- Zaaknummer
C/09/468375 / KG ZA 14-751
- Vakgebied(en)
Intellectuele-eigendomsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDHA:2014:11809, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 29‑09‑2014; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHDHA:2015:2910, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 29‑09‑2014
Inhoudsindicatie
Gestelde inbreuk op het oeuvre Hergé (Kuifje). Beroep op citaatrecht.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK DEN HAAG
Team handel - voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: C/09/468375 / KG ZA 14-751
Vonnis in kort geding van 29 september 2014
in de zaak van
de vennootschap naar vreemd recht
MOULINSART S.A.,
gevestigd te Brussel, België,
eiseres,
advocaat mr. M. Driessen te Leiden,
tegen
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
HERGÉ GENOOTSCHAP,
gevestigd te Gouda,
gedaagde,
advocaat mr. K.A. van Voorst te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Moulinsart en HG genoemd worden. Voor Moulinsart is de zaak mede inhoudelijk behandeld door mr. O.H.J. Schmutzer, advocaat te Leiden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding van 2 juli 2014;
- -
de akte overlegging producties, met producties 1 tot en met 29 en een proceskostenoverzicht (productie 30);
- -
een conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 4 en een proceskostenoverzicht (productie 5);
- -
het aanvullende proceskostenoverzicht van HG;
- -
het aanvullende proceskostenoverzicht van Moulinsart;
- -
de mondelinge behandeling van 5 augustus 2014;
- -
de pleitnota van Moulinsart;
- -
de pleitnota van HG.
1.2.
Na de mondelinge behandeling hebben partijen de mogelijkheid van een regeling van het geschil onderzocht. Zij hebben de rechtbank laten weten dat zij niet tot overeenstemming zijn gekomen. Vervolgens is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
Wijlen de heer [X], bekend onder de naam Hergé (hierna: “Hergé”) is auteur van een aantal door het auteursrecht beschermde werken (hierna: “het oeuvre Hergé”). Tot het oeuvre Hergé behoren onder meer 24 stripboeken met in de hoofdrol de bekende stripheld Kuifje.
2.2.
Moulinsart heeft als doelstelling het beschermen, promoten en beheren van het oeuvre Hergé. Moulinsart maakt afspraken met partijen die onderdelen van het oeuvre Hergé willen gebruiken voor eigen uitgaven. Sinds enige tijd biedt Moulinsart dergelijke partijen een standaard-overeenkomst aan (hierna: “het charter”).
2.3.
HG is een vereniging die blijkens het handelsregister als activiteit heeft: “Vriendenkringen op het gebied van cultuur, fanclubs en overige kunstbevordering”. HG verspreidt onder haar leden diverse publicaties, zoals magazines, (elektronische) nieuwsbrieven en folders, die (vrijwel) in het geheel in het teken staan van Kuifje.
2.4.
Moulinsart en HG zijn per 1 januari 2012 het charter overeengekomen. Het charter is door Moulinsart op 23 juni 2013 opgezegd.
2.5.
Op 11 september 2012 heeft Moulinsart bij de rechtbank Den Haag tegen HG een bodemprocedure aanhangig gemaakt. Moulinsart vorderde onder meer een verklaring voor recht dat HG in haar publicaties inbreuk heeft gemaakt op de door Moulinsart beheerde auteursrechten op het oeuvre Hergé in de periode 23 april 2009 – 1 juli 2012. Deze vorderingen zijn bij vonnis van 19 februari 2014 afgewezen. Moulinsart heeft van dit vonnis hoger beroep ingesteld.
2.6.
Op 3 maart 2014 heeft HG een e-mail gestuurd aan derden, waaronder een aantal Kuifje fanclubs, met daarin onder meer het volgende:
“Good news travels fast, so many of you are already informed on the outcome of the legal dispute between Moulinsart and Hergé Genootschap.
(…)
Main conclusion is that for “the past” we are off the hook, and for the future we have to obey the rules of the “droit de citation”, the right to quote.
Since we, Hergé Genootschap, are applying those rules for some time, we are convinced that we will manage without problems.
All Hergé Associations have to consider if the outcome of the Dutch case has any relevancy for their own position.
My advice would be: just end the Charter and inform Moulinsart that in the future you will publish under the droit de citation.
I hope, however, that Moulinsart will reconsider their position and acknowledge that the current Charter is more restrictive than the droit de citation. Hergé Genootschap will ask Moulinsart to give the Charter a second thought and include more elements of the droit de citation.
Since the droit de citation is a RIGHT, a right to quote, it should not be that hard to refine the current Charter.”
2.7.
In een uitnodiging van HG voor een algemene ledenvergadering, eveneens gedateerd 3 maart 2014, is onder meer de volgende tekst was opgenomen:
“GEWONNEN!
(…)
Bij de rechtszaak, op 15 mei 2013, leek het er al op dat de rechter de argumenten van het HG steekhoudender vond dan die van Moulinsart, waardoor ons vertrouwen in een goede afloop toenam.
(…)
In de tussentijd heeft Moulinsart besloten om de samenwerking met het HG op te zeggen, hetgeen betekent dat wij weer conform de regels van het auteursrecht en de citaatexceptie kunnen werken.
(…)
Naar het oordeel van de rechter was er gedurende de gehele periode tussen 2000 en 2012 sprake van een toegestaan gebruik van illustraties; zowel het oude contract als alle correspondentie in de tussenliggende periode maakten duidelijk dat Moulinsart al die tijd op de hoogte was van de publicaties, zodat men niet na afloop kon zeggen dat het gebruik ongeoorloofd was.
(…)
Wij hopen (…) dat Moulinsart bereid is om het Charter toch aan te passen en méér in lijn te brengen met de citaatexceptie”.
2.8.
Een verklaring van 21 juni 2014 van [Y], de erfgename van Hergé, vermeldt onder meer het volgende:
“since December 31, 1986 Moulinsart (…) has the right to take, in the name of Mrs. [Y] and/or in its own name, any kind of action in connection with any possible infringement of the intellectual property rights in the Oeuvre Hergé and/or any other possible actions of third parties which are deemed unlawful towards Moulinsart relating to the Oeuvre Hergé – such as but not limited to the conclusion of (settlement) agreements with third parties and or initiating (legal) infringement actions, in which for example injunctions (…) – and to perform all other acts which Moulinsart would in its discretion deem necessary of advisable for the purpose of giving the utmost effect to the aforesaid actions, in the Netherlands and elsewhere.”
3. Het geschil
3.1.
Moulinsart vordert - samengevat - dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- -
I) HG beveelt de inbreuk op de auteursrechten op het oeuvre Hergé te staken en gestaakt te houden;
- -
II) HG beveelt aan Moulinsart schriftelijke opgave te doen van de HG-publicaties van na 23 juni 2012 die nog niet in deze procedure zijn overgelegd en waarin elementen uit het oeuvre Hergé zijn gebruikt;
- -
III) HG beveelt om aan alle geadresseerden van de door haar eerder verstuurde e-mail en de uitnodiging voor de algemene ledenvergadering van 3 maart 2014, alsook aan al haar (overige) leden per e-mail een rectificatie te sturen, onder meer inhoudende:
De voorzieningenrechter van de rechtbank te Den Haag heeft beslist dat ons gebruik van illustraties uit het oeuvre van Hergé, zonder toestemming van Moulinsart, niet is toegestaan. Ons gebruik van de illustraties uit het oeuvre van Hergé valt niet onder de citaatexceptie en maakt inbreuk op de exclusieve auteursrechten op het oeuvre van Hergé;
( IV) HG beveelt om deze rectificatie op haar websites te plaatsen;
telkens op straffe van verbeurte van dwangsommen, met vaststelling van de termijn van artikel 1019i Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) op 6 maanden vanaf de dag van betekening van dit vonnis en met veroordeling van HG in de overeenkomstig artikel 1019h Rv te begroten proceskosten, te vermeerderen met nakosten.
3.2.
Moulinsart legt met verwijzing naar de verklaring van [Y] aan haar vorderingen ten grondslag dat zij de auteursrechten op het oeuvre Hergé beheert en exploiteert en dat HG sinds de beëindiging van het charter in haar publicaties stelselmatig inbreuk op de betreffende auteursrechten maakt. Moulinsart wenst inzicht te krijgen in de omvang van de inbreuk. Indien sprake is van auteursrechtinbreuk is volgens Moulinsart ook een rectificatie ten aanzien van de e-mail en van de uitnodiging voor de algemene ledenvergadering van 3 maart 2014 op zijn plaats.
3.3.
HG heeft de vorderingen gemotiveerd betwist, voornamelijk door beroep te doen op het in artikel 15a van de Auteurswet bedoelde citaatrecht. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover relevant, nader ingegaan.
4. De beoordeling
Bevoegdheid
4.1.
De internationale bevoegdheid van deze rechtbank om van de vorderingen in de hoofdzaak kennis te nemen berust op artikel 2 van de Verordening (EG) nr. 44/2001 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, nu HG is gevestigd in Nederland. Daarmee bestaat ook bevoegdheid van de voorzieningenrechter om voorlopige maatregelen te treffen. De voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag is relatief bevoegd op grond van artikel 99 Rv gelet op het feit dat HG in Gouda is gevestigd. De bevoegdheid is overigens niet bestreden.
Spoedeisend belang
4.2.
Het voor een in kort geding te treffen voorlopige voorziening vereiste spoedeisend belang volgt uit het voortdurende karakter van de gestelde inbreuk op de het auteursrecht op het oeuvre Hergé door HG.
Handhavingsgerechtigdheid Moulinsart
4.3.
HG heeft (ter zitting mondeling), voor het geval haar beroep op het citaatrecht niet zou opgaan, onder meer bestreden dat de onderhavige auteursrechten toebehoren aan [Y] en derhalve dat Moulinsart beschikt over een volmacht van de auteursrechthebbende om de auteursrechten te handhaven. Volgens HG zijn deze rechten aan uitgeverij [Z] overgedragen. Zij heeft in dit verband gewezen op de vermelding in de Kuifje stripboeken van uitgeverij [Z] als auteursrechthebbende.
4.4.
Moulinsart heeft erkend dat de rechten op de stripboeken bij [Z] berusten. De auteursrechten op alle overige werken van Hergé zouden op [Y] zijn overgegaan.
4.5.
In dit kort geding kan er dus, anders dan in de bodemprocedure, niet vanuit worden gegaan dat de auteursrechten op het gehele oeuvre Hergé door Moulinsart kunnen worden uitgeoefend. Moulinsart heeft echter niet gemotiveerd waarom aangenomen moet worden dat de door haar gestelde inbreuken door HG nu juist het deel van het oeuvre betreft waarop [Y] auteursrechten zou hebben. Het merendeel van de illustraties en teksten in de publicaties van HG waartegen Moulinsart zich keert, lijken integendeel juist te zijn overgenomen uit de stripboeken terwijl Moulinsart geen onderscheid heeft gemaakt tussen werken waarvan het auteursrecht zou berusten bij [Y] en werken waarvoor dat niet geldt. Aldus bestaat teveel onduidelijkheid over het recht van Moulinsart zich tegen de gestelde inbreuken te verzetten. Al hierop stuit het gevorderde inbreukverbod af, evenals de vordering tot opgave van publicaties van HG, voor zover deze laatste vordering al als spoedeisend kan worden aangemerkt.
4.6.
HG heeft de voorzieningenrechter verzocht zich, ofschoon het voorgaande al leidt tot afwijzing van de vorderingen, niettemin ook uit te spreken over haar beroep op het citaatrecht. Een dergelijk oordeel is echter niet zinvol nu al niet duidelijk is welke afbeeldingen en citaten onderzocht zouden moeten worden. Bovendien heeft HG ter zitting erkend, althans niet gemotiveerd weersproken dat haar beroep op het citaatrecht in ieder geval niet opgaat voor alle door Moulinsart overgelegde inbreukvoorbeelden. Zo heeft HG niet verdedigd dat de ontlening aan het oeuvre Hergé in de aankondiging van de algemene ledenvergadering 2014 kan worden aangemerkt als een toelaatbaar citaat. Waar de grenzen van het toelaatbare precies liggen, hoeft in het kader van dit kort geding niet te worden vastgesteld omdat vooralsnog moet worden aangenomen dat zij worden overschreden.
4.7.
Nu niet kan worden aangenomen dat Moulinsart gerechtigd is de onderhavige auteursrechten te handhaven, bestaat geen reden voor een rectificatie als gevorderd onder III, daargelaten de vraag of daartoe overigens aanleiding zou bestaan. Derhalve wordt ook deze vordering afgewezen.
Proceskosten
4.8.
Moulinsart zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld.
4.9.
HG heeft veroordeling van Moulinsart in de volgens 1019h Rv te begroten proceskosten gevorderd. Volgens haar opgave bedragen deze in totaal (€ 839,43 + € 4.253,15 + € 5.372,40 =) € 10.464,98, inclusief de verschuldigde BTW die voor HG niet verrekenbaar is. Moulinsart heeft deze specificatie niet weersproken en evenmin betwist dat het gevorderde bedrag redelijk en evenredig is. Derhalve zullen de proceskosten van HG tot op heden worden begroot op € 10.464,98, te vermeerderen met € 608,-- aan vastrecht, oftewel in totaal € 11.072,98.
4.10.
De voorzieningenrechter zal de proceskostenveroordeling niet uitvoerbaar bij voorraad verklaren, nu HG dat niet heeft gevorderd. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding de proceskostenveroordeling op de voet van artikel 258 Rv ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
veroordeelt Moulinsart in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van HG begroot op € 11.072,98.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.G.J. de Heij en in het openbaar uitgesproken op
29 september 2014, in tegenwoordigheid van de griffier.