Einde inhoudsopgave
Revindicatoire aanspraken op giraal geld (R&P nr. FR3) 2009/2.2.2
2.2.2 Rekeneenheid
B. Bierens, datum 23-03-2009
- Datum
23-03-2009
- Auteur
B. Bierens
- JCDI
JCDI:ADS584078:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Davies (1994) p. 16.
Simmel (1907-1990) p. 133: 'Let us assume as given that an object a is known to be a quarter of m, and an object b is known to be some quantitive part of n. If a relation exists between a and b, corresponding to the relation m and n, it follows that b equals a quarter of n. In spite of a quantitative difference and the impossibility of any direct comparison between a and b, it is nevertheless possible to determine the quantity of one by the quantity of the other. (...) If one can now interpret the measurement of objects by money in this fashion, then the idea of their direct comparability and consequently the logical requirement that money itself should possess value becomes untenable.'
De tweede functie van geld is die van rekeneenheid. Deze is van eminent belang voor het handelsverkeer. Objecten die op geen enkele andere wijze vergelijkbaar zijn, kunnen door middel van een geldwaarde toch vergelijkbaar worden gemaakt:
Perhaps nothing provides a more enlightening snapshot of the essence of money than the ability it gives us to compare at a glance the relative values of any of the hundreds of thousands of goods and services in which we as individuals, families or larger groups may be interested, and to do so at minimal costs.'1
In oudere literatuur is geopperd dat een prijsvergelijking zou bestaan uit een vergelijking tussen enerzijds het te waarderen object en anderzijds het geldstuk. Daaruit werd vervolgens afgeleid dat geld noodzakelijkerwijze zelf een intrinsieke waarde moet hebben om zijn functie als waardemeter te kunnen vervullen. De waarde van een product zou niet kunnen worden afgeleid uit een object dat zelf waardeloos is. Het komt mij voor dat ook deze theorie heeft bijgedragen aan de opvatting dat geld een intrinsieke waarde moet hebben. Echter, deze theorie miskent dat geld een vergelijking tussen producten mogelijk maakt en geen directe vergelijking inhoudt tussen een product en de intrinsieke waarde van een geldstuk.2
De wijze waarop een prijsvergelijking dan wel geschiedt, is gecompliceerder dan het op het eerste gezicht lijkt en bestaat uit een objectief en een subjectief element. Ten eerste het objectieve element. De nominale waarde van een product, de prijs, correspondeert met de gezamenlijke nominale waarde van de concrete betaalmiddelen in ruil waarvoor dat product kan worden verworven. De nominale waarde van producten maakt het mogelijk ze met elkaar te vergelijken en op basis daarvan te bepalen welk van de vergeleken producten het meest goedkoop is. Deze vergelijking is objectief, omdat uitsluitend van een rekenkundige vergelijking sprake is. Ten tweede het subjectieve element, waarbij een persoon de nominale waarde van een product vergelijkt met zijn eigen bekendheid met het algemene prijspeil. Als bijvoorbeeld de prijs van de ene fles wijn op enig moment gelijk is aan 100 geldeenheden en die van de andere fles wijn 120 geldeenheden, is enerzijds op basis van een rekenkundige vergelijking bekend dat de laatst genoemde fles het duurst is. Anderzijds is het niet aanstonds duidelijk of dat, in algemene zin, duur of goedkoop is. Als echter 120 geldeenheden gelijk is aan een gemiddeld maandsalaris, is het duidelijk dat het twee zeer kostbare flessen wijn betreft. Uit de algemene bekendheid met prijzen vloeit voort dat de waarde van een gemiddelde fles doorgaans niet gelijk is aan een maandsalaris. Een exacte vergelijking als hiervoor bedoeld is dit echter niet en de uitkomst leidt slechts tot algemene kwalificaties als redelijk duur of goedkoop. Deze prijsvergelijking is gestoeld op de algemene ervaring en het prijsbewustzijn en wordt daarom ook wel psychologisch genoemd. Zowel de rekenkundige als de psychologische vorm van prijsvergelijking is abstract van aard: het is niet noodzakelijk om over concreet geld te beschikken om prijzen te vergelijken of te bepalen. Ook voor het vervullen van deze functie is het daarom niet noodzakelijk dat geld belichaamd is in een stoffelijke vorm met intrinsieke waarde.