NJB 2018/2162:Ne bis in idem in geval van vervolging wegens het opzettelijk schenden van de belastinginformatieverplichting ertoe strekkende dat te weinig belasting wordt ingevorderd terwijl de burgerlijke rechter reeds op verzoek van de fiscus lijfsdwang heeft bevolen teneinde de verdachte te dwingen zijn belastingschuld te voldoen en de vereiste inlichtingen omtrent zijn inkomens- en vermogenspositie te verschaffen? Omdat hierbij geen sprake is van meerdere onherroepelijke beslissingen van de strafrechter is art. 68 Sr niet van toepassing. De gang van zaken is evenmin in strijd met het aan deze bepaling ten grondslag liggende ne bis in idem-beginsel. Niet juist is immers de opvatting dat na het starten van een civiele procedure geen ruimte meer bestaat om een strafsanctie toe te passen. Hier is bovendien geen sprake van een uitzonderlijke situatie zoals aan de orde was in HR 3 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:434, NJ 2015/256 (Alcoholslotprogramma). Daarbij geldt dat zich met betrekking tot de afstemming tussen enerzijds het civielrechtelijke traject en anderzijds het strafrechtelijke traject zoals dat i.c. aan de orde is, geen wezenlijke samenloopproblemen voordoen als in dat arrest bedoeld, mede omdat het in de rede ligt dat de strafrechter de toegepaste lijfsdwang als relevante omstandigheid bij de strafoplegging betrekt