Einde inhoudsopgave
Richtlijn 1999/92/EG betreffende minimumvoorschriften voor de verbetering van de gezondheidsbescherming en van de veiligheid van werknemers die door explosieve atmosferen gevaar kunnen lopen (vijftiende bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG)
Bijlage II
Geldend
Geldend vanaf 28-01-2000
- Bronpublicatie:
16-12-1999, PbEG 2000, L 23 (uitgifte: 28-01-2000, regelingnummer: 1999/92/EG)
- Inwerkingtreding
28-01-2000
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-12-1999, PbEG 2000, L 23 (uitgifte: 28-01-2000, regelingnummer: 1999/92/EG)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Arbeidsomstandigheden en beroepsschade
A. Minimumvoorschriften voor de verbetering van de gezondheidsbescherming en van de veiligheid van de werknemers die door explosieve atmosferen gevaar kunnen lopen
Opmerking vooraf
De verplichtingen uit deze bijlage gelden:
- —
voor overeenkomstig bijlage I als gevaarlijk ingedeelde plaatsen; telkens wanneer zulks vereist is op grond van de kenmerken van de werkomgeving, de werkplek, de uitrusting of de gebruikte stoffen, of het gevaar dat voortvloeit uit de activiteit vanuit het oogpunt van de risico's die zijn verbonden aan explosieve atmosferen;
- —
voor installaties op plaatsen zonder explosiegevaar die vereist zijn voor of bijdragen tot explosieveilig gebruik van installaties die zich op plaatsen bevinden waar wel explosiegevaar heerst.
1. Organisatorische maatregelen
1.1. Opleiding van werknemers
De werkgever verschaft werknemers die werkzaam zijn op plaatsen waar explosieve atmosferen kunnen voorkomen, voldoende en passende opleiding met betrekking tot de bescherming tegen explosiegevaar.
1.2. Schriftelijke instructies, werkvergunningen
Indien het explosieveiligheidsdocument het voorschrijft:
- —
moet werk op gevaarlijke plaatsen worden uitgevoerd volgens de schriftelijke instructies die door de werkgever vastgesteld zijn;
- —
moet een systeem van werkvergunningen worden toegepast voor gevaarlijk werk en werk dat samen met ander werk gevaren kan opleveren.
Werkvergunningen moeten vóór de aanvang van het werk worden afgegeven door een bevoegde persoon.
2. Explosieveiligheidsmaatregelen
2.1
Ontsnappende en/of al dan niet bedoeld vrijkomende ontvlambare gassen, dampen, nevels of brandbaar stof die explosiegevaar kunnen doen ontstaan, worden op passende wijze afgevoerd of verwijderd naar een veilige plaats of, als zulks niet uitvoerbaar is, veilig opgevangen of met behulp van een andere passende methode ongevaarlijk gemaakt.
2.2
Wanneer een explosieve atmosfeer meerdere soorten ontvlambare en/of brandbare gassen, dampen, nevels of stoffen bevat, moeten de veiligheidsmaatregelen uitgaan van het grootste mogelijke risico.
2.3
Bij het voorkomen van ontstekingsgevaar overeenkomstig artikel 3, wordt ook rekening gehouden met elektrostatische ontladingen die van werknemers of de arbeidsomgeving als ladingsdrager of ladingsproducent uitgaan. Aan werknemers worden geschikte werkkleding ter beschikking gesteld van materiaal dat niet tot elektrostatische ontladingen leidt die explosieve atmosferen tot ontsteking kunnen brengen.
2.4
Installaties, apparaten, beveiligingssystemen en al het installatiemateriaal mogen slechts dan in bedrijf worden genomen wanneer uit het explosieveiligheidsdocument blijkt dat aan het gebruik ervan geen explosiegevaar verbonden is. Dit geldt ook voor arbeidsmiddelen en de verbindingsstukken ervan die geen apparaten of beveiligingssystemen zijn in de zin van Richtlijn 94/9/EG indien hun opneming in de installaties aanleiding kan geven tot ontstekingsgevaar. Er moeten de nodige maatregelen worden getroffen ter voorkoming van verwisseling van installatiemateriaal.
2.5
Alle nodige maatregelen moeten worden getroffen om ervoor te zorgen dat de arbeidsplaats, de arbeidsmiddelen en al het installatiemateriaal dat ter beschikking van de werknemers wordt gesteld op zodanige wijze ontworpen, gebouwd, gemonteerd en geïnstalleerd zijn, en worden onderhouden en bediend dat het gevaar voor explosies tot een minimum beperkt wordt en dat, mocht er zich toch een explosie voordoen, de uitbreiding ervan binnen die arbeidsplaats en/of arbeidsmiddelen onder controle of tot een minimum beperkt blijft. Bij die arbeidsplaatsen worden de nodige maatregelen ge troffen om ervoor te zorgen dat de werknemers zo weinig mogelijk fysieke risico's lopen bij een explosie.
2.6
De werknemers worden waar nodig optisch en/of akoestisch gewaarschuwd en teruggetrokken voordat de omstandigheden worden bereikt waarin zich explosies kunnen voordoen.
2.7
Indien het explosieveiligheidsdocument het voorschrijft, moeten vluchtmiddelen beschikbaar en gebruiksklaar zijn zodat de werknemers gevaarlijke gebieden bij gevaar snel en veilig kunnen verlaten.
2.8
Voor de eerste inbedrijfstelling van een arbeidsplaats waar explosieve atmosferen aanwezig kunnen zijn, moet de explosieveiligheid van de gehele installaties worden geverifieerd. Alle vereiste omstandigheden om de explosieveiligheid te waarborgen, moeten gehandhaafd blijven.
Met de uitvoering van een dergelijke verificatie worden personen belast die door hun ervaring en/of beroepsopleiding deskundig zijn op het gebied van de explosieveiligheid.
2.9
Wanneer de risicobeoordeling de noodzaak daarvan aantoont:
- —
moeten apparaten en beveiligingssystemen, wanneer stroomuitval extra gevaren teweeg kan brengen, onafhankelijk van de rest van de installatie, in een veilige bedrijfstoestand kunnen worden gehandhaafd bij stroomuitval;
- —
moeten automatisch gestuurde apparaten en beveiligingssystemen die van de voorziene bedrijfsomstandigheden afwijken, zonder gevaar manueel kunnen worden uitgeschakeld. Dergelijke ingrepen mogen alleen door bevoegde werknemers uitgevoerd worden;
- —
moet, wanneer de noodstopinrichtingen in werking worden gesteld, de opgeslagen energie zo snel en zo veilig mogelijk afgevoerd of geïsoleerd worden, zodat zij niet langer een bron van gevaar vormt.
B. Criteria voor de keuze van apparaten en beveiligingssystemen
Voorzover het explosieveiligheidsdocument op basis van een risicobeoordeling geen andere eisen stelt, moeten op alle plaatsen waar een explosieve atmosfeer kan voorkomen, apparaten en beveiligingssystemen worden gebruikt overeenkomstig de categorieën van Richtlijn 94/9/EG.
Met name de volgende categorieën apparatuur worden in die zones gebruikt, mits zij geschikt zijn voor gassen, dampen, nevels en/of stof, naar gelang het geval:
- —
in zone 0 of zone 20, categorie 1-apparatuur,
- —
in zone 1 of zone 21, categorie 1- of categorie 2-apparatuur,
- —
in zone 2 of zone 22, categorie 1-, categorie 2- of categorie 3-apparatuur.