NJ 2018/72
Syriëganger: voorbereiding moord met terroristisch oogmerk en werven van gelden conform art. 140 lid 4 Sr.
HR 14-03-2017, ECLI:NL:HR:2017:416, m.nt. T. Kooijmans
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
14 maart 2017
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, J. de Hullu, V. van den Brink, E.S.G.N.A.I. van de Griend, A.L.J. van Strien
- Zaaknummer
16/01843
- Conclusie
A-G mr. P.C. Vegter
- Noot
T. Kooijmans
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS154341:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:416, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 14‑03‑2017
ECLI:NL:PHR:2016:1296, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑12‑2016
Beroepschrift, Hoge Raad, 28‑06‑2016
- Wetingang
Essentie
OM-cassatie in zaak Syriëganger: voorbereiding moord met terroristisch oogmerk en deelneming aan een terroristische organisatie door het werven van gelden.
1. Voor een bewezenverklaring van voorbereiding of bevordering (art. 96 lid 2 Sr) van de in art. 289a Sr omschreven misdrijven is voldoende dat het oogmerk van de verdachte op het begaan van zo’n misdrijf was gericht, zonder dat een concretisering van dat misdrijf naar tijdstip, plaats en wijze van uitvoering is vereist. Evenals bij art. 46 Sr is slechts vereist dat met voldoende bepaaldheid blijkt op welk in art. 289a Sr ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.