Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsregeling Douane- en Accijnswet BES
Artikel 2.35
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2011
- Redactionele toelichting
Tijdstip iwtr.: 00:00 uur in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. 05:00 uur in het Europese deel van Nederland. Deze regeling is herplaatst (04-02-2011).
- Bronpublicatie:
23-12-2010, Stcrt. 2010, 21153 (uitgifte: 29-12-2010, regelingnummer: DV/2010/483)
- Inwerkingtreding
01-01-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-12-2010, Stb. 2010, 848 (uitgifte: 01-01-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt tegelijk in werking met de Douane- en Accijnswet BES (16-12-2010, Stb. 846).
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden (V)
Belastingrecht algemeen (V)
Douane (V)
1.
Bij het onderzoek van goederen en monsterneming wordt in ieder geval rekening gehouden met:
- a.
de soort;
- b.
de mate van homogeniteit; en
- c.
de grootte van de partij.
2.
Alvorens de inspecteur tot monsterneming overgaat worden de te bemonsteren goederen grondig bezien.
3.
Een monster is representatief voor de aangegeven partij. Indien een partij uit diverse soorten goederen bestaat, worden van elke soort monsters genomen.
4.
Monsterneming vindt in tweevoud plaats, tenzij de aard van het onderzoek ertoe noopt meerdere monsters te nemen.
5.
Het monster is voldoende voor het uitvoeren van analyses in laboratoria en is voldoende voor het geval dat de uitslag van het onderzoek van het eerste monster twijfelachtig is of het eerste monster verloren gaat.
6.
Het monster wordt bewaard onder zodanige condities dat zo min mogelijk veranderingen op kunnen treden.
7.
Elk monster, dat niet direct zal worden onderzocht, wordt voorzien van een identificatiemiddel dat op zodanige wijze wordt aangebracht dat de verpakking niet kan worden geopend zonder verwijdering of schending daarvan.
8.
Op verzoek van de aangever wordt een extra monster genomen; dat monster wordt ter plaatse verpakt en verzegeld en blijft in het bezit van de aangever. De aangever is verantwoordelijk voor het veilig en op de juiste wijze bewaren van dat monster.
9.
Deze afdeling is van overeenkomstige toepassing op de monsterneming, bedoeld in artikel 2.151, eerste lid, van de wet.