Hof 's-Hertogenbosch, 25-02-2020, nr. 20-002555-17
ECLI:NL:GHSHE:2020:764
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
25-02-2020
- Zaaknummer
20-002555-17
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2020:764, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 25‑02‑2020; (Hoger beroep)
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2021:1159
Uitspraak 25‑02‑2020
Inhoudsindicatie
De verdachte is veroordeeld ter zake van oplichting (in vereniging) (meermalen gepleegd) tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren, met aftrek van voorarrest. Tevens heeft het hof de openbaarmaking van het arrest na het onherroepelijk worden daarvan, met vermelding van de personalia van de verdachte, door kosteloze publicatie ervan op www.rechtspraak.nl, gelast
Partij(en)
Parketnummer : 20-002555-17
Uitspraak : 25 februari 2020
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 1 augustus 2017 in de strafzaak met parketnummer 02-820293-15 tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1964,
thans uit anderen hoofde gedetineerd te [naam PI]
.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van oplichting in vereniging, meermalen gepleegd en oplichting (feit 1), oplichting (feiten 2 en 5) en oplichting, meermalen gepleegd (feiten 3 en 4) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van voorarrest. Tevens heeft de rechtbank een beslissing genomen ten aanzien van de vorderingen tot schadevergoedingen van de benadeelde partijen.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
De vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 6] , [slachtoffer 21] , [slachtoffer 25] , [slachtoffer 34] , [slachtoffer 55] en [slachtoffer 60] zijn door de rechtbank toegewezen zonder de gevorderde wettelijke rente. Deze benadeelde partijen hebben in hoger beroep niet te kennen gegeven dat zij hun vorderingen wensen te handhaven, waardoor hun vorderingen van rechtswege, slechts voor zover deze zijn toegewezen, aan het oordeel van het hof zijn onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal bevestigen, behoudens ten aanzien van de in dat vonnis opgelegde straf en, opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren, met als bijkomende straf publicatie van het arrest. Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen heeft de advocaat-generaal tevens gevorderd dat het hof de beslissing van de rechtbank zal bevestigen, met dien verstande dat de toegewezen bedragen zullen worden vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente. Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde zaakdossier 54 heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn hoger beroep voor zover dit hiertegen is gericht, nu dit een beschermde vrijspraak betreft.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en een strafmaatverweer gevoerd. Met betrekking tot de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen heeft de verdediging, zo begrijpt het hof, bepleit dat het hof de benadeelde partijen niet-ontvankelijk zal verklaren in de vorderingen, gelet op de bepleite vrijspraak.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte is onbeperkt ingesteld en richt zich aldus mede tegen de vrijspraak door de rechtbank van het onder 1 ten laste gelegde met betrekking tot zaakdossier 54. Gelet op het bepaalde in artikel 404, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor een verdachte geen hoger beroep open tegen een vrijspraak. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep voor zover dit hiertegen is gericht.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 10 december 2014 tot en met 6 februari 2016 in de gemeente(n) Borsele en/of Veere en/of Halderberge en/of Hulst en/of Nieuwkoop en/of Moerdijk en/of Schouwen-Duiveland en/of Werkendam en/of Nissewaard en/of Nijkerk en/of in Heist op den Berg en/of in Kortenaken, in elk geval in Nederland en/of te België, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (telkens) 53 personen, althans een of (groot) aantal perso(o)n(en), te weten – onder meer –:
- [slachtoffer 1] in of rond de periode 10 december 2014 tot 6 februari 2015 te 's-Gravenpolder (zaakdossier Z1) en/of
- [slachtoffer 2] in of rond de periode 12 januari 2015 tot 25 maart 2015 te Koudekerke (zaakdossier Z2) en/of
- [slachtoffer 10] in of rond de periode 22 mei 2015 tot 28 mei 2015 te Oud Gastel (zaakdossier Z10) en/of
- [slachtoffer 22] in of rond de periode 4 oktober 2015 tot 6 oktober 2015 te Clinge (zaakdossier Z22) en/of
- [slachtoffer 27] op of omstreeks 9 september 2015 te Nieuwkoop (zaakdossier Z27) en/of
- [slachtoffer 28] op of omstreeks 4 september 2015 te Zevenbergen (zaakdossier Z28) en/of
- [slachtoffer 35] in of rond de periode 22 december 2015 tot 28 december 2015 te Nieuwerkerk (zaakdossier Z35) en/of
- [slachtoffer 38] in of rond de periode 7 december 2015 tot 9 december 2015 te Nieuwendijk (zaakdossier 38) en/of
- [slachtoffer 43] in of rond de periode 2 december 2015 tot en met 7 januari 2016 te Noordgouwe (zaakdossier Z43) en/of
- [slachtoffer 45] op of omstreeks 21 oktober 2015 te Oudenhoorn (zaakdossier Z45) en/of
- [slachtoffer 47] in of rond de periode 5 november 2015 tot 9 november 2015 te Nijkerk (zaakdossier Z47) en/of
- [slachtoffer 52] in of rond de periode 21 januari 2016 tot 22 januari 2016 te België (zaakdossier Z52) en/of
- [slachtoffer 56] in of rond de periode 26 januari 2016 tot 28 januari 2016 te België (zaakdossier Z56) en/of
- [slachtoffer 58] in of rond de periode 3 februari 2016 tot 6 februari 2016 te België (zaakdossier Z58),
heeft/hebben bewogen tot de afgifte van een (grote) hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, hierin bestaande dat verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- in een advertentie op internet (zoals www. marktplaats .nl en/of Kapaza en/of een soortgelijke website) goederen, zoals stelconplaten en/of stenen, te koop aanbood/aanboden en/of
- mensen (telefonisch) benaderde(n) met een aanbod voor de aanschaf van goederen (zoals stelconplaten) en/of
- zich voorde(e)d(en) als zijnde (een) medewerker(s) van een vervoersbedrijf en/of bouwbedrijf en/of
- met voornoemd(e) perso(o)n(en) een prijs voor de aankoop van genoemde goederen overeenkwam(en) en/of (vervolgens)
- aan voornoemd(e) perso(o)n(en) een rekeningnummer, waarover verdachte en/of zijn mededader(s) de beschikking had(den), gaf/gaven waarop het overeengekomen geldbedrag overgemaakt diende te worden en/of (vervolgens)
- (een) afspra(a)k(en) maakte(n) over de levering van de bestelde goederen en/of
- zich daarbij bediende(n) van een/verschillende (valse) na(a)m(en),
- en zich aldus telkens voorgedaan als een betrouwbaar verkoper en/of (vervolgens)
- (telkens) met een verhaal kwam(en) waarom levering niet zou kunnen plaatsvinden,
waardoor die pers(o)on(en) (telkens) werd(en) bewogen tot afgifte van een of meerdere geldbedrag(en), terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan; (zaakdossiers: 1 t/m 22, 24 t/m 30, 34, 35, 37 t/m 41, 43 t/m 59)
2.hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of rond de periode van 22 juni 2015 tot en met 26 juni 2015 in Druten, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 23] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten stelconplaten, hierin bestaande dat verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedriegelijk en/of in strijd met de waarheid
- een spoedopdracht heeft/hebben gegeven aan het bedrijf van die [slachtoffer 23] tot levering van een partij stelconplaten en/of
- zich daarbij noemende [alias] , zijnde een valse naam, en/of
- de indruk heeft/hebben gewekt de rekening met spoed te kunnen en willen betalen en/of
- zich aldus heeft/hebben voorgedaan als betrouwbare koper; (zaakdossier 23)
3.hij op een of meerdere tijdstip(pen) in de periode rond 14 november 2013 tot en met 17 december 2013 in Middenbeemster en/of Wognum, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels (telkens) een of meer perso(o)n(en), namelijk
- [slachtoffer 60] in of rond de periode 14 november 2013 tot en met 9 december 2013 (zaakdossier 60) en/of
- [slachtoffer 61] in of rond de periode 13 december 2013 tot en met 17 december 2013 (zaakdossier 61),
heeft/hebben bewogen tot de afgifte van een (grote) hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, hierin bestaande dat verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- in een advertentie op internet (zoals www. marktplaats .nl en/of speurders .nl en/of een soortgelijke website) goederen, zoals stelconplaten, te koop aanbood/aanboden en/of
- zich voorde(e)d(en) als zijnde een medewerker van een vervoersbedrijf en/of bouwbedrijf en/of
- met voornoemd(e) perso(o)n(en) een prijs voor de aankoop van genoemde goederen overeenkwam(en) en/of (vervolgens)
- aan voornoemd(e) perso(o)n(en) een rekeningnummer, toebehorende aan verdachte en/of zijn mededader(s), gaf/gaven waarop het overeengekomen geldbedrag overgemaakt diende te worden en/of (vervolgens)
- (een) afspra(a)k(en) maakte(n) over de levering van de bestelde goederen en/of
- zich daarbij bediende(n) van een/verschillende (valse) na(a)m(en),
- en zich aldus telkens voorgedaan als een betrouwbaar verkoper en/of (vervolgens)
- (telkens) met een verhaal kwam(en) waarom levering niet zou kunnen plaatsvinden,
waardoor die perso(o)n(en) (telkens) werd(en) bewogen tot afgifte van een of meerdere geldbedrag(en); (zaakdossiers 60 en 61)
4.hij op een of meerder tijdstip(pen) in de periode van 16 januari 2015 tot en met 2 mei 2015 in Arnhem, in elk geval in Nederland, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 32] , eigenaar, althans medewerker van B&B [naam B&B] , heeft bewogen tot levering van een of meer diensten, namelijk kamerverhuur, hierin bestaande dat verdachte toen aldaar telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- een onjuiste identiteit ( [alias] ) heeft opgegeven en/of
- zich heeft voorgedaan als een bonafide gast/huurder bij voornoemd B&B die de rekening(en) kon en wilde betalen en/of
- de indruk heeft gewekt dat hij en/of zijn werkgever, [naam bedrijf] , de rekening(en) kon(den) en/of wilde(n) betalen; (zaakdossier 32)
5.hij op een of meer tijdstip(pen) in de periode 14 januari 2015 tot en met 23 maart 2015 in Arnhem, in elk geval in Nederland, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een listige kunstgreep en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 33] heeft bewogen tot afgifte van een (grote) hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, hierin bestaande dat verdachte (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid, onder meer:
- zich voordeed als medewerker van [naam bedrijf] en/of
- zich bediende van een onjuiste identiteit ( [alias] ) en/of
- het voor deed komen alsof [naam bedrijf] materialen zou versturen voor (een) bouwproject(en) in Indonesië en/of
- het voordeed komen alsof naar Indonesië zou worden gevlogen en/of
- kosten in rekening bracht voor onder meer het verschepen van die goederen,
waardoor die [slachtoffer 33] telkens werd bewogen tot afgifte van een of meer geldbedrag(en). (zaakdossier 33)
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van de onder 1 ten laste gelegde zaakdossiers 2, 8, 16 en 39
Het hof is van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 1 ten laste gelegde zaakdossiers 2, 8, 16 en 39, op de gronden als vermeld onder kopje “oplichtingshandelingen” (bewijsoverwegingen).
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.hij op tijdstippen rond de periode van 10 december 2014 tot en met 6 februari 2016 in de gemeenten Borsele en Halderberge en Hulst en Nieuwkoop en Moerdijk en Schouwen-Duiveland en Werkendam en Nissewaard en Nijkerk en in Heist op den Berg en in Kortenaken, in elk geval in Nederland en België, tezamen en in vereniging met een of meer anderen telkens met het oogmerk om zich en (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een (groot) aantal personen, te weten – onder meer –
- [slachtoffer 1] , in de periode 10 december 2014 tot 6 februari 2015 te 's-Gravenpolder (zaakdossier 1) en
- [slachtoffer 10] in de periode 22 mei 2015 tot 28 mei 2015 te Oud Gastel (zaakdossier 10) en
- [slachtoffer 22] in de periode 4 oktober 2015 tot 6 oktober 2015 te Clinge (zaakdossier 22) en
- [slachtoffer 27] , op 9 september 2015 te Nieuwkoop (zaakdossier 27) en
- [slachtoffer 28] omstreeks 4 september 2015 te Zevenbergen (zaakdossier 28) en
- [slachtoffer 35] in de periode 22 december 2015 tot 28 december 2015 te Nieuwerkerk (zaakdossier 35) en
- [slachtoffer 38] in de periode 7 december 2015 tot 9 december 2015 te Nieuwendijk (zaakdossier 38) en
- [slachtoffer 43] in de periode 2 december 2015 tot en met 7 januari 2016 te Noordgouwe (zaakdossier 43) en
- [slachtoffer 45] op 21 oktober 2015 te Oudenhoorn (zaakdossier 45) en
- [slachtoffer 47] in de periode 5 november 2015 tot 9 november 2015 te Nijkerk (zaakdossier 47) en
- [slachtoffer 52] in de periode 21 januari 2016 tot 22 januari 2016 te België (zaakdossier 52) en
- [slachtoffer 56] in de periode 26 januari 2016 tot 28 januari 2016 te België (zaakdossier 56) en
- [slachtoffer 58] in de periode 3 februari 2016 tot 6 februari 2016 te België (zaakdossier 58),
hebben bewogen tot de afgifte van hoeveelheden geld, hierin bestaande dat verdachte en zijn mededader(s) telkens met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- in een advertentie op internet (zoals www. marktplaats .nl en Kapaza en een soortgelijke website) goederen, zoals stelconplaten en stenen, te koop aanboden en/of
- mensen (telefonisch) benaderden met een aanbod voor de aanschaf van goederen (zoals stelconplaten) en/of
- zich voorde(e)d(en) als zijnde (een) medewerker(s) van een vervoersbedrijf en/of bouwbedrijf en/of
- met voornoemd(e) personen een prijs voor de aankoop van genoemde goederen overeenkwam(en) en/of (vervolgens)
- aan voornoemd(e) personen een rekeningnummer, waarover de verdachte en zijn mededader de beschikking had(den), gaven waarop het overeengekomen geldbedrag overgemaakt diende te worden en/of (vervolgens)
- afspraken maakte(n) over de levering van de bestelde goederen en/of
- zich daarbij bediende(n) van verschillende (valse) namen,
- en zich aldus telkens voorgedaan als een betrouwbaar verkoper en/of (vervolgens)
- (telkens) met een verhaal kwam(en) waarom levering niet zou kunnen plaatsvinden,
waardoor die personen telkens werden bewogen tot afgifte van geldbedragen, terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan; (zaakdossiers: 1 t/m 22, 24 t/m 30, 34, 35, 37 t/m 41, 43 t/m 59)
2.hij op tijdstippen in de periode van 22 juni 2015 tot en met 26 juni 2015 in Druten met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid [slachtoffer 23] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten stelconplaten, hierin bestaande dat verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en bedrieglijk
- een spoedopdracht heeft gegeven aan het bedrijf van die [slachtoffer 23] tot levering van een partij stelconplaten en
- zich daarbij noemende [alias] , zijnde een valse naam, en
- de indruk heeft gewekt de rekening met spoed te kunnen en willen betalen en
- zich aldus heeft voorgedaan als betrouwbare koper; (zaakdossier 23)
3.hij op tijdstippen in de periode rond 14 november 2013 tot en met 17 december 2013 in Middenbeemster en Wognum telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels personen, namelijk
- [slachtoffer 60] in de periode 14 november 2013 tot en met 9 december 2013 (zaakdossier 60) en
- [slachtoffer 61] in de periode 13 december 2013 tot en met 17 december 2013 (zaakdossier 61),
heeft bewogen tot de afgifte van (grote) hoeveelheden geld, hierin bestaande dat verdachte telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk bedrieglijk en in strijd met de waarheid
- in een advertentie op internet (zoals www. marktplaats .nl en/of speurders .nl en/of een soortgelijke website) goederen, zoals stelconplaten, te koop aanbood en
- zich voordeed als zijnde een medewerker van een vervoersbedrijf en/of bouwbedrijf en
- met voornoemde personen een prijs voor de aankoop van genoemde goederen overeenkwam en (vervolgens)
- aan voornoemde personen een rekeningnummer, toebehorende aan verdachte, gaf waarop het overeengekomen geldbedrag overgemaakt diende te worden en (vervolgens)
- afspraken maakte over de levering van de bestelde goederen en
- zich aldus telkens voorgedaan als een betrouwbaar verkoper en (vervolgens)
- (telkens) met een verhaal kwam waarom levering niet zou kunnen plaatsvinden,
waardoor die personen telkens werden bewogen tot afgifte van geldbedragen; (zaakdossiers 60 en 61)
4.hij op tijdstippen in de periode van 16 januari 2015 tot en met 2 mei 2015 in Arnhem met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid, [slachtoffer 32] , eigenaar van B&B [naam B&B] , heeft bewogen tot levering van diensten, namelijk kamerverhuur, hierin bestaande dat verdachte toen aldaar met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en bedrieglijk:
- een onjuiste identiteit ( [alias] ) heeft opgegeven en
- zich heeft voorgedaan als een bonafide gast bij voornoemd B&B die de rekening(en) kon en wilde betalen en
- de indruk heeft gewekt dat hij en/of zijn werkgever, [naam bedrijf] , de rekening(en) kon(den) en/of wilde(n) betalen; (zaakdossier 32)
5.hij op tijdstippen in de periode 14 januari 2015 tot en met 23 maart 2015 in Arnhem met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 33] heeft bewogen tot afgifte van een (grote) hoeveelheid geld, hierin bestaande dat verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid, onder meer:
- zich voordeed als medewerker van [naam bedrijf] en
- zich bediende van een onjuiste identiteit ( [alias] ) en
- het voor deed komen alsof [naam bedrijf] materialen zou versturen voor een bouwprojecten in Indonesië en
- het voordeed komen alsof naar Indonesië zou worden gevlogen en
- kosten in rekening bracht voor onder meer het verschepen van die goederen,
waardoor die [slachtoffer 33] werd bewogen tot afgifte van geldbedragen. (zaakdossier 33)
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
In de volgende bewijsmiddelen wordt – tenzij anders vermeld – verwezen naar dossierpagina’s van het doorgenummerde einddossier van het onderzoek “ [naam onderzoek] ” van de politie Zeeland, Districtelijke Afhandel Ploeg, District Oosterscheldebekken, proces-verbaalnummer 2015034411, opgemaakt door [verbalisant 1] , sluitingsdatum 7 juli 2016, pagina 1 t/m 2028. Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
Het hof ontleent aan de inhoud van de navolgende bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd, het bewijs dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
Algemene bewijsmiddelen:
1.
Een proces-verbaal van verhoor, d.d. 18 november 2015, p. 239 t/m 244, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [naam medeverdachte] :
O: Je wordt gehoord omdat je verdacht wordt van betrokkenheid bij oplichting.
V: Heb je zelf enig idee waar het over gaat?A: Oplichting. Hij verkocht stelconplaten en leverde ze niet. Ik zat anderhalf jaar terug in een café en hij kwam binnen. Hij zei dat hij de baas was van [naam bedrijf] . Hij zei dat hij een rekeningnummer nodig had. Hij zei me dat er iemand stelconplaten van hem had gekocht en hij zei dat hij het buiten de boeken om deed omdat hij baas was bij [naam bedrijf] . Ik heb hem mijn rekeningnummer gegeven zodat er geld op kon worden gestort. Hij wilde mij € 500,- betalen om dit te doen. Hij had zich voorgesteld als [verdachte] .
U vraagt mij of er meerdere transacties zijn gestort op mijn rekening. Ik schat 13 of 14 keer in totaal. Ik haalde dat geld contant van mijn bankrekening af. Het moest er direct vanaf. Ik gaf dat geld contant aan hem.
U vraagt mij of ik meerdere rekeningen hiervoor heb geopend. Ja, ik heb in totaal vier rekeningen gehad. Ik heb deze geopend.
U vraagt mij of ik mailadressen ter beschikking moest stellen. Ja, die moest ik aanmaken van hem. Dan weer [alias] en dan weer [alias] . Hij was dan [alias] . Hij beantwoordde de berichten. Ik moest steeds ergens naartoe, bijvoorbeeld naar een hotel. Daar kreeg ik de mail binnen op mijn gmail-adres en dan moest ik het dan doorsturen naar mensen zodat ze antwoord hadden. Ik schreef die mails dus ook niet zelf. Ik kopieerde en plakte ze. Het ging altijd over stelconplaten of stenen.
V: Het rekeningnummer [rekeningnummer] staat op jouw naam.
A: Ja, privé, dat kan kloppen.
V: Heb jij dit rekeningnummer wel eens ter beschikking gesteld aan iemand anders?A: Ja, aan [verdachte] .
O: Er is bij ons een aangifte binnen van aangever [slachtoffer 1] . Er is in totaal door aangever [slachtoffer 1] € 3.309,60 overgemaakt naar rekeningnummer [rekeningnummer] .
V: Wat kun jij hierover vertellen?A: Ja, dat klopt ongeveer wel. Ik kan mij dit bedrag herinneren. Ik heb dat geld aan [verdachte] gegeven. Ik zou het geld van de rekening halen en aan [verdachte] geven en ik hield er zelf € 250,- tot € 500,- aan over.
V: Ken je een persoon die zich [alias] , [verdachte] of [alias] noemt?A: [alias] ken ik, daar geeft [verdachte] zich voor uit.
V: We tonen je een foto van [verdachte] ( [verdachte] , [geboortedatum] te [geboorteplaats] ).A: Ja, dat is [verdachte] .
V: Hoe kon je hem bereiken?A: Zijn telefoonnummer is [telefoonnummer] . U vraagt mij of het ook het nummer [telefoonnummer] kan zijn. Ja, dat is hem.
2.
Een proces-verbaal van verhoor, d.d. 18 november 2015, p. 246 t/m 249, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [naam medeverdachte] :
V: Zegt het [rekeningnummer] jou iets?A: Dat is mijn zakelijke ING-rekeningnummer of privé.
V: Zegt het [rekeningnummer] jou iets?A: Dat weet ik niet zeker. Ik had wel twee rekeningen bij de ING.
V: Dat rekeningnummer staat op jouw naam.A: Daar ga ik vanuit als u dit zegt.
V: Hoe vaak is er geld gestort op deze rekeningen wat afkomstig is van oplichtingszaken?A: Ik denk 6 keer.
V: Voor wie deed je dit?A: [verdachte] .
O: Met verdachte worden de volgende aangiftes doorgenomen welke door het Landelijk Meldpunt Internet Oplichting zijn aangeleverd.
Zaak 3:
Aangever [slachtoffer 3] , 20 april 2015, € 7.000,- gestort op het [rekeningnummer] . U vraagt mij of ik dit herken. Het bedrag komt mij bekend voor. Ik heb dit bij de bank binnen op moeten nemen,
€ 7.000,- contant en ik kreeg er € 300,- voor. Het geld is door mij aan [verdachte] gegeven.
Zaak 4:
Aangever [slachtoffer 4] , 14 april 2015, € 6.879,50 gestort op [rekeningnummer] . U vraagt mij of ik dit herken. Ja, het bedrag komt me bekend voor. Ik heb het gehele bedrag opgenomen en aan [verdachte] gegeven.
Zaak 5:
Aangever [slachtoffer 5] , 8 mei 2015, € 5.808,- gestort op [rekeningnummer] . De aanbieder gebruikte het emailadres [e-mailadres] . U vraagt mij of ik dit herken. Dit emailadres herken ik. Hij heeft dit emailadres aangemaakt. Het bedrag herken ik ook. Ik heb er € 150,- van gekregen. Het gehele bedrag heb ik opgenomen en aan [verdachte] gegeven.
Zaak 6:
Aangever [slachtoffer 6] , 8 mei 2015, € 275,- gestort op [rekeningnummer] . U vraagt mij of ik dit herken. Ik herken dit bedrag. Als het om dit soort kleinere bedragen ging, dan moest ik het naar zijn privérekening van de ING storten. U vraagt mij naar het [rekeningnummer] . Dat is het rekeningnummer van de ING van [verdachte] . Daar stortte ik de kleine bedragen op.
Zaak 7:
Aangever [slachtoffer 7] , 18 mei 2015, € 350,- gestort op [rekeningnummer] . U vraagt mij of ik dit herken. Ja, ik herken dit. Ik weet niet meer of ik het doorgestort heb naar [verdachte] of eraf heb gehaald van de rekening in contanten.
Zaak 9:
Aangever [slachtoffer 9] , 18 mei 2015, € 680,- gestort op [rekeningnummer] . De aanbieder gebruikte het emailadres [e-mailadres] . U vraagt mij of ik dit herken. Ja, ik herken het bedrag en emailadres. ik heb dit bedrag eraf gehaald. Ik heb voor de kleine bedragen niks gekregen dus bij deze ook niet.
Zaak 10:
Aangever [slachtoffer 10] , 27 mei 2015, € 1.020,- gestort op [rekeningnummer] . De aanbieder gebruikte het emailadres [e-mailadres] . U vraagt mij of ik dit herken. Ja, het emailadres herken ik en het bedrag ook. Ik moest € 1.000,- pinnen en aan hem geven. De € 20,- was voor mij.
Zaak 11:
Aangever [slachtoffer 11] , 27 mei 2015, € 1.060,- gestort op [rekeningnummer] . Ja, ik herken deze ook. Ik kreeg € 100,- en de rest heb ik aan hem gegeven.
Zaak 12:
Aangever [slachtoffer 12] , 20 april 2015, € 5.717,25 gestort op [rekeningnummer] . De aanbieder gebruikte het emailadres [e-mailadres] . U vraagt mij of ik dit herken. Ja, ik herken dit. Ik heb dit geld contact opgenomen. Ik schat in dat ik € 5.500,- heb opgenomen. Ik heb de rest op mijn rekening laten staan. Ik heb er van [verdachte]
€ 200,- à € 300,- van gekregen. De rest heb ik aan [verdachte] gegeven.
Zaak 13:
Aangever [slachtoffer 13] , 4 juni 2015, € 2.500,- gestort op [rekeningnummer] . U vraagt mij of ik dit herken. Ik herken dit bedrag. Ik heb toen denk ik € 200,- zelf mogen houden en de rest aan [verdachte] gegeven. U vraagt mij waar ik het geld eraf haalde. Dat waren steeds verschillende ING-filialen in Wageningen, Ede en Gouda. Dan sprak ik af met [verdachte] en waar hij was ging ik bij de ING pinnen of contant afhalen. Dan haalde hij het geld bij mij op.
3.
Een proces-verbaal van verhoor, d.d. 6 april 2016, p. 269 t/m 281, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [naam medeverdachte] :
V: Je wordt verdacht van betrokkenheid bij meerdere oplichtingszaken.
A: Ik ben medeplichtig.
O: Je hebt in je eerdere verhoren aangegeven dat je een bedrijfje moest oprichten.
A: Ik heb [naam bedrijf] opgericht. [verdachte] zei tegen mij dat ik mijn bedrijf de naam [naam bedrijf] moest geven omdat stelconplaten iets met import te maken heeft. Ik heb mijzelf toen ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.
O: Op de kopie van de Kamer van Koophandel staan een aantal gegevens, zoals het mailadres [e-mailadres] .
V: Als er nu op dit mailadres een mail binnen komt. Wie beantwoordt deze dan?
A: [verdachte] kreeg de mails binnen. Hij stuurde mij dan de mail door en ik moest deze mail dan weer verder beantwoorden. Dit moest ik vaak vanuit een hotel doen of andere openbare plaatsen waar wifi is. Ik was dan niet te traceren als ik dit op deze manier deed. Ik zag dan wel dat [verdachte] op die mails een andere naam aannam. Hij noemde zich onder andere [alias] . Die mails gingen bijna altijd over stelconplaten.
Zaak 14:
Door aangever [slachtoffer 14] is op 26 juni 2015 een bedrag van
€ 14.399,- overgemaakt op [rekeningnummer] tnv [naam bedrijf] voor de levering van 350 stelconplaten. Dit geld is teruggestort vanaf de KNAB rekening. Vervolgens is dit geld gestort op [rekeningnummer] ook weer tnv [naam bedrijf] .
V: Wat kun je hierover verklaren?
A: Mijn ING rekening was geblokkeerd. [verdachte] zei dat ik een nieuwe bankrekening moest openen. Ik heb toen bij de KNAB bank een rekening geopend. Ze wilden mij bij deze bank niet hebben. De KNAB heeft toen het geld teruggestort naar deze mensen. Toen heb ik een rekening bij de SNS-bank geopend, op verzoek van [verdachte] . Toen heeft [verdachte] weer contact opgenomen met die mensen en hij heeft ervoor gezorgd dat ze dat geld op mijn SNS-bank rekening gingen storten. [verdachte] zei toen dat ik dat geld ergens anders naar toe moest overboeken, bijvoorbeeld naar de rekening van mijn moeder. Ik heb toen dat geld van die SNS-bank rekening overgeboekt naar de rekening van mijn moeder. Mijn moeder is dit geld eraf gaan halen. Mijn moeder heeft toen € 10.000,- opgenomen. Dat heeft ze aan mij gegeven. Ik heb dit weer aan [verdachte] gegeven. Mijn moeder heeft de volgende dag € 4.000,- opgenomen bij de bank. Ik heb toen van [verdachte] € 1.500,- mogen houden. Ik heb € 2.500,- aan [verdachte] gegeven.
Zaak 23:
U zegt mij dat er een rekening moest worden gestuurd naar de firma [naam bedrijf] , [adres bedrijf] . Er staat ook een telefoonnummer bij [telefoonnummer] .
V: Hoe gaat het dan als mensen dit telefoonnummer bellen?
A: Dat regelde [verdachte] . Hij zocht dan op internet naar een callcenter. Hij huurt dan dit bedrijf in. Ze nemen dan zakelijke dingen aan. Ze nemen voor jou de telefoon op.
V: Ik laat je een kopie van een factuur zien. Dit is een factuur van [naam bedrijf]
. Wie maakt deze facturen en wie verstuurt ze?
A: Ik heb deze facturen gemaakt. [verdachte] stuurde dan de gegevens via de mail of telefoon wat er op de factuur moest staan. Ik maakte dan de factuur. Vervolgens mailde ik de factuur naar de aangever. Het gebeurde ook dat ik de factuur had gemaakt en dat ik deze weer terugmailde naar [verdachte] . [verdachte] mailde dan de factuur naar de aangever.
Zaak 59:
O: Door aangever [slachtoffer 59] is € 6.355,- overgemaakt naar het [rekeningnummer] . Dit voor de levering van stelconplaten. Het is jouw rekeningnummer.
A: Ja, dat klopt. Deze kan ik mij herinneren.
Zaken 35 en 36:
O: Door aangever [slachtoffer 35] is op 29 december 2015 aangifte gedaan. Hij heeft stelconplaten besteld. Hiervoor heeft hij € 10.000,- gestort op een rekening die toebehoort aan [naam katvanger 1] .
A: Ik kan zelf de komende 8 jaar geen rekening meer openen bij een bank in Nederland, maar ik had rekeningnummers nodig. [naam katvanger 1] wilde geld verdienen. Ik heb toen gezegd dat ik wel iemand wist waar ze geld mee kon verdienen. Ik heb toen [verdachte] genoemd. Ik heb [naam katvanger 1] en [verdachte] met elkaar in contact gebracht. Ik heb wel handelingen verricht. Ik heb het rekeningnummer van [naam katvanger 1] aan [verdachte] doorgegeven. Ik haalde ook het geld van haar rekening. [naam katvanger 1] heeft ook geld contant opgenomen. Daar was ik bij. Dat heeft zij aan mij gegeven. Ik gaf het weer aan [verdachte] .
V: Hoe ging het afhalen van het geld?
A: [naam katvanger 1] haalde de grote bedragen contant af, dat kan namelijk alleen de rekeninghouder. Bedragen onder de € 1.000,- kun je pinnen. Het pinnen
deed ik. Ik had de bankpas van [naam katvanger 1] en haar pincode.
O: Aangever [slachtoffer 35] heeft een factuur gekregen, van [naam katvanger 1] BV. V: Wie heeft deze gemaakt en verzonden?
A: Deze is door mij gemaakt. [verdachte] stuurde gegevens naar mij. Ik moet dit invullen op de factuur die ik maak. [verdachte] zorgt altijd dat de factuur de naam heeft van de katvanger. Vervolgens zoekt hij op internet naar bedrijfsgegevens. Dus als de katvanger [naam katvanger 1] is, dan zoekt hij op internet naar een bedrijf dat [naam katvanger 1] heet. Op de factuur komt dan uiteraard de naam [naam katvanger 1] , en de bedrijfsgegevens van [naam katvanger 1] . Het rekeningnummer op de factuur is dan het rekeningnummer in dit geval van katvanger [naam katvanger 1] . Het mailadres is een adres wat hij verzint. Ook in dit mailadres komt dan [naam katvanger 1] voor. Ik maakte dan deze mailadressen aan. Meestal een gmail adres. [verdachte] verstuurde dan de mails naar mij.
O: Ik toon je een schuldbekentenis, getekend door [naam medeverdachte] .
A: Ja, deze heb ik getekend.
Zaak 37:
O: Op 30 december 2015 is door [slachtoffer 37] aangifte gedaan. Hij heeft stelconplaten besteld en € 3.200,- overgemaakt naar de rekening van [naam katvanger 1] .
A: Ja dat klopt.
O: De man die het regelde noemde zich [alias] .
A: Dan moet [verdachte] zich [alias] hebben genoemd. Zo slim was hij wel. Of hij deed zich voor als uitvoerder, dat hij de zaken regelde.
Zaak 38:
O: Op 14 december 2015 is door aangever [slachtoffer 38] aangifte gedaan. Hij heeft stelconplaten besteld en € 12.136,30 overgemaakt naar het rekeningnummer van [naam katvanger 1] .
A: Ja, dit is weer geregeld door [verdachte] . Het geld is naar hem gegaan.
Volgens mij heb ik € 1.200,- à € 1.300,- mogen houden.
O: De persoon met wie aangever [slachtoffer 38] zaken doet noemt zich [alias] .
A: [verdachte] noemde zich ook [alias] . Dat zag ik ook aan de mails die ik moest doorsturen voor [verdachte] .
V: Bijna alle aangevers reageren op advertenties. Wie zet deze advertenties?
A: Ik en [verdachte] zetten die. Maar meestal heb ik ze gemaakt. [verdachte] stuurde dan de tekst en een plaatje van de stelconplaten. Ik maakte dan een advertentie op Marktplaats of speurder . Ook zette ik advertenties in België op Kapaza .
V: Wie beantwoordt de advertenties?
A: Dat doet [verdachte] , omdat ik niet zo goed kan schrijven. Maar [verdachte] stuurt dan het antwoord naar mij, en ik verstuur dan de mail door naar de benadeelde vanuit een hotel.
V: Er worden ook telefoonnummers genoemd. Wie neemt de telefoon op en wie verstuurt de sms-berichten?
A: [verdachte] stuurt dan de tekst van de sms-berichten naar mij. Ik moet mij dan voordoen als transporteur. Voor de transporteur wordt altijd de naam [naam transporteur] gebruikt. Ik kreeg dus deze sms op mijn telefoon. En ik verstuurde deze weer door naar de benadeelde. Meestal gebruikte [verdachte] de naam [naam transporteur] als transporteur. Ik heb dus wel de beschikking moeten hebben over een groot aantal 06-nummers. Ik heb er zeker 7 of 8 gehad.
V: Ik zie ook sms-berichten dat het lijkt alsof er tijd wordt gewonnen
A: Wat [verdachte] ook doet, is dat hij sms-berichten stuurt, namens [naam transporteur] . Zogenaamd staat de vrachtwagen met stelconplaten in de file. Dit doet [verdachte] om tijd te rekken om het geld van de rekeningen af te halen.
V: Ken je [naam katvanger 2] uit Spijkenisse?
A: Ja die ken ik. Ik heb met die jongen vroeger op school gezeten. Hij heet [voornaam katvanger 2] .
O: De zus van [naam katvanger 2] heeft aangifte gedaan dat zijn rekening misbruikt
is door [naam medeverdachte] ,
A: Ze hebben schulden. Ze wilden geld verdienen. Ik heb toen gezegd dat ik wel wat wist. Ze hebben toen de bankrekening ter beschikking gesteld.
Zaken 52 en 53:
O: Uit de aangiftes van de Belgische benadeelden [slachtoffer 52] en [slachtoffer 53] blijkt dat ze geld hebben overgemaakt naar het rekeningnummer [rekeningnummer] van [naam katvanger 2] .
A: Ik heb voor deze zaken de advertenties gemaakt. Hij dwong mij om advertenties te maken en te zetten. Het pinnen deed [voornaam katvanger 2] zelf. Ik heb het geld wel opgehaald bij [voornaam katvanger 2] thuis. Ik heb in totaal bij [voornaam katvanger 2] thuis € 4.000,- opgehaald. Die € 4.000,- heb ik aan [verdachte] gegeven.
O: De benadeelden hebben contact met het mailadres [e-mailadres]
A: Ik heb dit mailadres aangemaakt. [verdachte] stuurde weer de mails naar mij van de benadeelden.
O: De benadeelde hebben een factuur gekregen van [naam bedrijf] .
V: Wat kun je over deze factuur vertellen, wie maakt deze, wie verstuurt die?
A: Ik heb deze factuur weer gemaakt. Ik heb deze verstuurd naar de aangever zelf via de mail.
O: Door aangevers is geld gestort op de rekening van [naam katvanger 3] uit Ede
A: Dat is [naam katvanger 3] . Die man wilde ook geld verdienen. [naam katvanger 3] heeft er speciaal een rekening voor geopend bij de ING bank in Ede. Ik heb de bankpas en pincode gekregen
O: het zijn aangevers uit Z.25 t/m Z.29 en Z.57. Het geld wordt opgenomen bij geldautomaten in Renkum, Wageningen en Arnhem.
A: Al deze opnames heb ik gedaan. Ik heb hier een paar duizend euro aan overgehouden. [naam katvanger 3] heeft ook een paar duizend euro hiervoor gekregen.
O: Ook wordt 6 keer geld overgemaakt naar de rekening [rekeningnummer] van [verdachte] , in totaal € 8.764,-
As Ja, dat heb ik gedaan. [verdachte] belde mij dan op. Hij zei dan, maak de helft van het bedrag over naar mijn rekening. Geef [naam katvanger 3] € 250,- of € 500,- en ik kreeg
€ 1.000,-. En de rest gaf ik dan contant aan [verdachte] .
O: De benadeelden krijgen facturen van de firma [naam bedrijf] .
A: Ik heb allebei de facturen gemaakt. We noemen het bedrijf [naam bedrijf] omdat [naam katvanger 3] de naam van de katvanger is.
O: Aangever [slachtoffer 27] krijgt een mail van [e-mailadres] welke is geschreven door [naam medeverdachte] . Tevens is er sms-contact met het nummer [telefoonnummer] . Dit nummer doet zich voor als [alias] . Het blijkt dat de gebruiker van dit nummer [naam medeverdachte] is.
A: Ja dat klopt.
O: Op 5 februari 2016 is [verdachte] aangehouden. Hierbij is zijn telefoon
inbeslaggenomen. Er zijn sms-berichten aangetroffen tussen jou en [verdachte] . Je geeft hierbij de gegevens van [naam katvanger 3] door alsmede het rekeningnummer van [naam katvanger 3] .
A: Ja dat klopt, ik heb het rekeningnummer van [naam katvanger 3] aan [verdachte] doorgegeven.
Zaak 45:
O: Aangever [slachtoffer 45] stort op 21 oktober 2015 een bedrag van € 2.142,- op rekening [rekeningnummer] . Dit is van [naam katvanger 4] .
A: Ik kan mij dit herinneren.
O: op 21 oktober 2015 wordt € 1.000,- opgenomen bij de ING in Renkum.
A: Ik heb dat geld opgenomen.
Zaak 49:
O: Aangever [slachtoffer 49] . Op 27 oktober 2015 wordt door het Belgische bedrijf [bedrijfsnaam aangever] een bedrag van € 6.475,- op de rekening gestort van [naam katvanger 4] .
A: Ja dat klopt. [verdachte] had advertenties in België op Kapaza gezet.
O: Op 27 en 28 oktober 2015 wordt € 1.000,- opgenomen hij de ING in Nootdorp en hij de ING in Den Haag. Ook wordt € 3.970,- opgenomen bij het ING servicepunt in Osterbeek.
A: Die geldopnames in Nootdorp en Den Haag heb ik gedaan. [naam katvanger 4] heeft die
€ 3.970,- opgenomen. Van het totale geld wat op de rekening van [naam katvanger 4] is gestort heb ik € 5.000,- à € 6.000,- zelf gehouden. De rest is naar [verdachte] gegaan.
V: Ze krijgen een factuur.
A: Deze factuur heb ik gemaakt. Het bedrijf heet [naam bedrijf] . [verdachte] heeft dit bedrijf op internet opgezocht. Hij stuurde mij alle gegevens. Ik heb toen weer een factuur gemaakt. Die heb ik naar de aangever gemaild.
Zaak 46:
O: Aangever [slachtoffer 46] . Op 28 oktober 2015 wordt € 5.293,75 overgemaakt door aangever [slachtoffer 46] op rekening van [naam katvanger 4] .
A: Ja dat klopt.
O: Op 29 oktober wordt € 4.870,- opgenomen bij het ING servicepunt in Wageningen.
A: Die kasopname heeft [naam katvanger 4] gedaan. Ik was erbij.
O: Ook wordt € 1.000,- opgenomen bij de ING in Wageningen
A: Dat geld heb ik gepind.
O: Aangever [slachtoffer 46] en [slachtoffer 49] krijgen een factuur van [naam bedrijf] . Hierop staat ook het nummer [telefoonnummer] .
A: Deze factuur heb ik weer gemaakt. Ik kreeg de gegevens hiervoor van [verdachte] .
O: Ze reageren op een advertentie van [naam bedrijf] .
A: Die advertentie heeft [verdachte] gemaakt.
O: Ze hebben contact met het mailadres [e-mailadres] .
A: Dat mailadres heb ik aangemaakt.
O: Op 5 februari 2016 is [verdachte] aangehouden. Zijn gsm is uitgelezen. Hierin zitten sms berichten tussen jou en [verdachte] . Je geeft de gegevens van
[naam katvanger 4] door alsmede haar bankrekeningnummer.
A: Ja, dat klopt, ik heb dat bankrekeningnummer van [naam katvanger 4] aan [verdachte] doorgegeven.
V: Wat kun je vertellen over [naam katvanger 5]
A: Ik heb voor [verdachte] advertenties gemaakt en gezet voor [naam katvanger 5] . Ik heb ook facturen gemaakt.
O: Er zijn sms-berichten tussen jou en [verdachte] . Deze gaan over [naam katvanger 5] .
A: [verdachte] stuurde mij de gegevens van [naam katvanger 5] zodat ik advertenties kon zetten en facturen kon maken.
Gesprekken met [telefoonnummer]
Sessienummer 2416
Duur: 00:02:53
Datum 03-02-2016 17:04:30 Gebelde: [telefoonnummer]
V; Wat kun je over dit gesprek vertellen?
A: Dit is een gesprek tussen mij en [verdachte] . Het gaat over rekeningnummers en advertenties. [verdachte] zegt dat hij geen rekeningnummers heeft. Zijn ABN is geblokkeerd. [verdachte] zegt dat hij een rekening bij SNS bank heeft geopend. [verdachte] wil dat ik advertenties zet.
Sessienummer: 2553
Duur 00:08:50
Datum 03-02-2016 18:34:53 Gebelde: [telefoonnummer]
V; Wat kun je over dit gesprek vertellen?
A: Dit is een gesprek tussen mij en [verdachte] . [verdachte] zegt dat hij een advertentie heeft gezet. Ik moet van hem naar die advertentie kijken. [verdachte] zegt dat ik het niet goed doe, dat mijn advertenties er niet op komen. Ik zeg dat ik altijd die nummers regel. [verdachte] zegt dat hij geen rekeningnummer heeft. [verdachte] zit in dit gesprek te pushen dat ik advertenties moet zetten. Verder gaat het gesprek over de advertenties en mailadressen. [verdachte] zegt dat hij er binnen een half uur 3 advertenties op heeft gezet.
Sessienummer 3332
Duur 00:02:11
Datum 04-02-2016 14:33:02 Gebelde: [telefoonnummer]
V; Wat kun je over dit gesprek vertellen?
A: Gesprek is tussen mij en [verdachte] . Volgens mij gaat dit gesprek over die [naam katvanger 5] . Ik vraag of hij foto’s naar mij stuurt. [verdachte] zegt ook, wie zorgt om het geld binnen te halen. Je hoort in dit gesprek dat [verdachte] mij echt aan het pushen is om advertenties te zetten.
Gesprekken met [telefoonnummer]
Sessienummer 2200
Duur 00:01:15
Datum 03-02-2016 13:29:20 Gebelde: [telefoonnummer]
V; Wat kun je over dit gesprek vertellen?
A: Dit is een gesprek tussen mij en [verdachte] . [verdachte] vraagt mij om een mobiel nummer. [verdachte] wil er wat opzetten voor transport. Hier bedoelt hij mee dat hij mij een sms wil sturen en dat ik mij dan moet voordoen als transporteur. Ook vraagt hij of ik al een rekeningnummer heb. Hij vraagt constant om rekeningnummers. Ik geef vervolgens mijn mobiele nummer door.
Sessienummer 2291
Duur 00:02:35
Datum 03-02-2016 15:02:05 Gebelde: [telefoonnummer]
V; Wat kun je over dit gesprek vertellen?
A: Dit is een gesprek tussen mij en [verdachte] . Hij zegt dat mijn zoekertje niet goed is. Hij bedoelt hiermee, als je op google intoetst stelconplaten dan zie je bij 2e hands stelconplaten, daar moet hij dan tussen staan. Ik heb de advertentie bij een verkeerde categorie gezet. En dan komt die advertentie niet tevoorschijn. [verdachte] geeft aanwijzingen hoe ik een mailadres moet aanmaken. Ik moet een e-mailadres bijmaken. [verdachte] zegt dat hij een zwervertje heeft voor een rekeningnummer.
4.
Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 10 juni 2016, p. 14-15 van het proces-verbaal raadkamer, d.d. 10 juni 2016, inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] met betrekking tot de uitgewerkte tapgesprekken:
Sessienummer 2416
Duur 00:02:53
Datum 03/02/2016 17:04:30 gebelde [telefoonnummer]
De gesprekken zijn uitgewerkt, door mij, [verbalisant 2] . Door mij, [verbalisant 1] , is de stem herkend van verdachte [verdachte] . De andere stem is door mij, [verbalisant 1] , herkend als die van verdachte [naam medeverdachte] .
Een kopie van het uitgewerkte tapgesprek is als kopie aan het arrest gehecht (opgenomen als bijlage 1).
5.
Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 10 juni 2016, p. 19 t/m 22 van het proces-verbaal raadkamer, d.d. 10 juni 2016, inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] met betrekking tot de uitgewerkte tapgesprekken:
Sessienummer 2553
Duur 00:08:50
Datum 03/02/2016 18:34:53 gebelde [telefoonnummer]
De gesprekken zijn uitgewerkt, door mij, [verbalisant 2] . Door mij, [verbalisant 1] , is de stem herkend van verdachte [verdachte] . De andere stem is door mij, [verbalisant 1] , herkend als die van verdachte [naam medeverdachte] .
Een kopie van het uitgewerkte tapgesprek is als kopie aan het arrest gehecht (opgenomen als bijlage 2).
6.
Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 10 juni 2016, p. 30 t/m 31 van het proces-verbaal raadkamer, d.d. 10 juni 2016, inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] met betrekking tot de uitgewerkte tapgesprekken:
Sessienummer 3332
Duur 00:02:11
Datum 04/02/2016 14:33:02 gebelde [telefoonnummer]
De gesprekken zijn uitgewerkt, door mij, [verbalisant 2] . Door mij, [verbalisant 1] , is de stem herkend van verdachte [verdachte] . De andere stem is door mij, [verbalisant 1] , herkend als die van verdachte [naam medeverdachte] .
Een kopie van het uitgewerkte tapgesprek is als kopie aan het arrest gehecht (opgenomen als bijlage 3).
7.
Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 10 juni 2016, p. 10-11 van het proces-verbaal raadkamer, d.d. 10 juni 2016, inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] met betrekking tot de uitgewerkte tapgesprekken:
Sessienummer 2200
Duur 00:01:15
Datum 03/02/2016 13:29:20 gebelde [telefoonnummer]
De gesprekken zijn uitgewerkt, door mij, [verbalisant 2] . Door mij, [verbalisant 1] , is de stem herkend van verdachte [verdachte] . De andere stem is door mij, [verbalisant 1] , herkend als die van verdachte [naam medeverdachte] .
Een kopie van het uitgewerkte tapgesprek is als kopie aan het arrest gehecht (opgenomen als bijlage 4).
8.
Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 10 juni 2016, p. 12-13 van het proces-verbaal raadkamer, d.d. 10 juni 2016, inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] met betrekking tot de uitgewerkte tapgesprekken:
Sessienummer 2291
Duur 00:02:35
Datum 03/02/2016 15:02:05 gebelde [telefoonnummer]
De gesprekken zijn uitgewerkt, door mij, [verbalisant 2] . Door mij, [verbalisant 1] , is de stem herkend van verdachte [verdachte] . De andere stem is door mij, [verbalisant 1] , herkend als die van verdachte [naam medeverdachte] .
Een kopie van het uitgewerkte tapgesprek is als kopie aan het arrest gehecht (opgenomen als bijlage 5).
9.
Een proces-verbaal van verhoor, d.d. 6 november 2015, p. 208 t/m 212, voor zover inhoudende als verklaring van [naam katvanger 6] :
O: Je bent aangehouden omdat je verdacht wordt van betrokkenheid bij oplichting.
V: Heb je zelf enig idee waar het over gaat?A: In december 2014 belde [verdachte] mij op en hij zei dat er geld los kwam van een tante. Dat geld heeft hij op mijn rekening gestort op de ABN AMRO rekening. Dat ging om een bedrag in de € 3.000,-. Ik heb het geld opgenomen in Helmond of Deurne. Hij heeft het geld aangepakt in de buurt van Den Bosch.
V: Zegt het rekeningnummer [rekeningnummer] jou iets?A: Ja, dit is mijn oude nummer van de ABN AMRO.
O: Er is bij ons aangifte gedaan omdat er iemand opgelicht is. De aangever heeft geld overgemaakt voor het transport op het rekeningnummer [rekeningnummer] .
V: Wat kun je daarover zeggen?A: [verdachte] heeft dit geld op mijn rekening laten storten. Ik heb het er contant vanaf gehaald en aan [verdachte] gegeven.
V: Ken je een persoon die zich [alias] , [verdachte] of [alias] noemt?A: [alias] niet, [alias] ook niet. Ik ken [verdachte] wel.
V: We tonen je een foto van [verdachte] ( [verdachte] , [geboortedag] 1964 te [geboorteplaats] ).
A: Ja, dat is duidelijk dat dit [verdachte] is.
V: Op welk telefoonnummer ben je doorgaans te bereiken?A: [telefoonnummer] .
10.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 23 december 2015, p. 326 t/m 334, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [naam katvanger 7] :
V: Zegt het [rekeningnummer] jou iets?A: Ja, dat is een oude ING-rekening die is geblokkeerd.
V: Zegt het rekeningnummer [rekeningnummer] jou iets?
A: Dat was een nummer van de RegioBank.
O: Op het [rekeningnummer] worden in de periode mei/juni 2015 grote geldbedragen gestort, maar deze worden ook weer contant van de rekening opgenomen. Ik heb vragen over een opname. Op 12 juni 2015 wordt € 4.820,- opgenomen bij een ING servicepunt Waalre, Den Hof (het hof begrijpt: dit heeft betrekking op zaak 16, aangever [slachtoffer 16] ).
V: Wat kun je over deze opnames vertellen?
A: Op 12 juni 2015 heb ik € 4.820,- contant opgenomen. Ik kreeg bericht van [verdachte] dat er geld onderweg was afkomstig van ene [naam] , hoofduitvoerder van [naam bedrijf] . Dat geld kon ik opnemen. Ik heb dat bedrag daarna aan [verdachte] gegeven. [verdachte] vertelde mij dat zijn ex beslag had liggen op zijn ING-rekening en daarom vroeg hij of hij mijn rekening kon gebruiken. Ik wilde hem helpen.
V: De bedragen die op deze rekening worden gestort in de periode mei/juni 2015.
O: Ik wil het hebben over het rekeningnummer [rekeningnummer] .
V: Hoe is deze rekening geopend en door wie?
A: Deze rekening is door mij geopend omdat ik niet meer bij de ING kon bankieren.
V: Heb jij die pas ontvangen?
A: Ja die heb ik ontvangen, maar ik heb die pas niet meer.
V: Wat is er met de pas en de pincode gebeurd?
A: Ik heb de pas en pincode aan [verdachte] gegeven, die had hij nodig voor het parkeren zei hij.
V: We zien op de rekeningafschriften heel veel contante geldopnames. Wat kun je daarover vertellen?
A: Ik kreeg af en toe € 200,- of € 300,- van [verdachte] , als dank voor de moeite omdat hij mijn rekening mocht gebruiken.
V: Ook wordt vanaf beide bovenstaande rekeningen van jou geld overgemaakt naar de rekening van [verdachte] . Vaak staat bij de omschrijving de naam [verdachte] .
A: Dat zijn overboekingen naar de dochter van [verdachte] . Met [verdachte] bedoel ik [verdachte] . Volgens [verdachte] waren dat voorschotten die hij ontving en omdat hij geen rekening had, moest dat via zijn dochter naar hem.
Zaak 17
O: Door aangever [slachtoffer 17] is op 20 juli 2015 € 1.452,- gestort op jouw rekeningnummer [rekeningnummer] . Dit geld wordt op 20 juli 2015 opgenomen.
A: Dat zijn transacties omdat [verdachte] zei dat [naam] geld naar mijn rekening zou overmaken. Dan nam ik dat contant op voor hem. Ik heb wel eens € 200,- of € 300,- van hem ontvangen voor het gebruik van mijn rekeningen.
Zaak 18
O: Door aangever [slachtoffer 18] wordt op 14 oktober 2015 € 2.178,- gestort op jouw
rekeningnummer [rekeningnummer] . Op 14 oktober 2015 wordt
€ 980,- opgenomen bij een geldautomaat van de Hema in Den Haag. Ook wordt op 15 oktober 2015 een bedrag van € 1.000,- opgenomen in Den Haag.
A: Dat is [verdachte] geweest.
Zaak 20
O: Op 22 september 2015 wordt door aangever [slachtoffer 20] € 1.050,- gestort op jouw rekeningnummer [rekeningnummer] . Er wordt die dag € 750,- en € 250,- opgenomen in Den Haag.
A: Dat is [verdachte] geweest.
Zaak 21
O: Op 1 oktober 2015 wordt door aangever [slachtoffer 21] een bedrag van € 2.500,- gestort op jouw rekeningnummer [rekeningnummer] . Er wordt die dag € 1.707,- opgenomen in Haarlem.
A: Dat is [verdachte] geweest.
Zaak 22
O: Op 5 oktober 2015 wordt door aangever [slachtoffer 22] € 4.235,- gestort op jouw rekening [rekeningnummer] . Er wordt die dag € 250,-, € 750,-, € 505,- en € 500,- opgenomen in Den Haag.
A: Dat is [verdachte] geweest.
O: Ik laat jou een foto zien (opmerking verbalisant: betreft de foto van [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1964 in [geboorteplaats] ).
V: Wie is dit?
A: Dat is [verdachte] .
11.
Een proces-verbaal van verhoor, d.d. 22 januari 2016, p. 362 t/m 366, voor zover inhoudende als verklaring [naam katvanger 3] :
V: Zegt het rekeningnummer [rekeningnummer] jou iets?A: Ik heb een rekening gehad bij de ING.
V: Deze rekening staat op jouw naam.
A: Ja, dat klopt.
12.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 28 november 2015, p. 383 t/m 389, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [naam katvanger 8] :
V: Ik wil het met jou hebben over de aangifte die is gedaan namens [naam bedrijf] . Er is een aanbetaling gedaan van € 3.200,- op naam van [naam bedrijf] , wat weet jij hiervan?
A: Ja, [naam katvanger 8] ben ik en die 3200 zal bij de ING op het bankafschrift staan. Ik heb in bijzijn van [verdachte] het geld ervan afgehaald. Hij wilde dan weer geld aan mij geven, € 100,-.
V: Dit is overgeschreven naar het rekeningnummer [rekeningnummer] , wat zegt jou dat?
A: Dat is mijn rekeningnummer.
V: Vervolgens worden de platen nooit geleverd, wat weet jij daarvan?
A: Ik weet dat er ook wel door een [naam katvanger 4] geld gestort was om ook platen te kopen. Zo kwam ik erachter dat mensen die geld stortten dat het voor betonplaten was. Hij is steeds met mij meegegaan, omdat hij natuurlijk bang was dat ik er met het geld vandoor zou gaan.
V: Even samengevat: Er worden dus platen aangeboden en er wordt vervolgens
afgesproken om een bedrag over te maken naar jouw rekening, vervolgens worden de platen niet geleverd en kan de persoon die de platen heeft besteld op geen enkele wijze meer zijn geld terug krijgen. Wat is jouw aandeel in dit verhaal?
A: Dat mijn naam en mijn rekeningnummer gebruikt is, terwijl ik daar niets van wist. Ik heb [verdachte] hier ook geen toestemming voor gegeven.
V: Wat zei [verdachte] over dat geld ophalen bij de bank?
A: Hij zei dan dat ik wat kreeg, omdat hij bezig was om wat op te storten (het hof begrijpt: starten). Het geld was van mensen die hem hielpen en hij zei dat het ook zijn eigen geld was. Het geld dat op mijn rekening werd gestort was dus geld waarvan hij zei dat het geld was voor zijn eigen bedrijf. Ik kreeg dan € 100,-, omdat ik het geld voor hem eraf haalde. Ik moest dan zelf geld pinnen, omdat dit hoge bedragen waren. Hij had mij daarvoor nodig, hij kon zelf niet bij mijn rekening. Ik heb dit drie keer gedaan voor hem.
13.
Een proces-verbaal van verhoor, d.d. 26 mei 2016, p. 395 t/m 398, voor zover inhoudende als verklaring van [naam katvanger 9] :
Ik heb een bankrekening [rekeningnummer] . [verdachte] , die beter bekend staat als [verdachte] , vroeg mij of ik het goed vond dat er een voorschot van zijn salaris op mijn rekening gestort werd. Dat speelde op 5 november 2015. Op 6 november kreeg hij van mij mijn rekeningnummer, en in de ochtend van 6 november 2015 ben ik naar de ING op het Spui te Den Haag gegaan met [verdachte] om aan de balie geld op te nemen. Ik kon bij de balie zien op het scherm dat er een bedrag van ongeveer € 2.970,- was gestort. Ik heb toen het geld opgenomen. Ik ben toen met [verdachte] naar zijn huis in Scheveningen gereden. Daar heb ik het hele bedrag geteld en aan hem gegeven. Het telefoonnummer waar [verdachte] mij alle malen mee belde en sms’te is [telefoonnummer] .
14.
Een proces-verbaal van verhoor, d.d. 1 maart 2016, p. 404 t/m 411, voor zover inhoudende als verklaring van [naam katvanger 4] :
V: Ik laat jou een foto zien (opmerking verbalisant: betreft de foto van [naam medeverdachte] , [geboortedag] 1981). Wie is dit?
A: Ik ken deze persoon als [alias medeverdachte] .
V: Zegt het rekeningnummer [rekeningnummer] jou iets?A: Ja, dat is mijn rekeningnummer. Die gebruikte ik niet meer. [naam medeverdachte] vroeg of hij er bedragen op mocht storten voor zijn bedrijf.
15.
Een proces-verbaal van verhoor, d.d. 13 juni 2016, p. 423 t/m 431, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [betrokkene 1 katvanger 5] :
O: De rekening [rekeningnummer] staat op naam van [naam katvanger 5] .
V: Wat kunt u daarover vertellen?A: Dat bedrijf heb ik al lang niet meer. Ik denk sinds september of oktober 2015. [betrokkene 2 katvanger 5] heeft het bedrijf overgenomen.
16.
Een proces-verbaal van verhoor, d.d. 28 juni 2016, p. 439 t/m 446, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 2 katvanger 5] :
V: Wat is jou betrokkenheid bij [naam katvanger 5] .
A: Ik ben daar boekhouder van.
O: We willen met jou de aangiftes doornemen waarbij geld op rekening van [naam katvanger 5] is gestort.
Zaak 43 Aangever [slachtoffer 43]
O: Aangever [slachtoffer 43] stort op 3 december 2015 een bedrag van € 2.057,- op het
rekeningnummer [rekeningnummer] .
V: Wat kun je daar over vertellen?
A: Er zijn een aantal bedragen op deze rekening binnengekomen. Dat weet ik. Ik heb de facturen doorgestuurd. Ik ken een meneer [verdachte] . Ik heb van [verdachte] het telefoonnummer [telefoonnummer] .
V: Wat is de roepnaam van [verdachte] ?
A: Hij noemt zich [verdachte] of [verdachte] . U toont mij een foto. (opmerking verbalisant: [verdachte] , [geboortedatum] ). A: Ja, dat is [verdachte] . Bij [naam katvanger 5] is er mailverkeer geweest met [verdachte] . [verdachte] vertelde dat hij een bedrijf had, [naam bedrijf] .
V: Wat gebruikte [verdachte] van [naam katvanger 5] ?
A: Mijn boekhoudkundige achtergrond en kennis. En de gegoedheid en misbruik van zowel [betrokkene 1 katvanger 5] als van mij. Ik zie het zo. Er wordt een verkoopfactuur uitgereikt door [naam katvanger 5] . Daar staat alles op. Ook als er een voorschot wordt betaald. Dat geld wat mensen dus voorschieten komt binnen op de rekening van [naam katvanger 5] . En [naam katvanger 5] betaalt deze bedragen dan volledig door aan de leverancier, in dit geval [naam bedrijf] . Wij hebben een bankrekening van [verdachte] gekregen. [verdachte] verklaarde dat de goederen waren geleverd. Dat was straatwerk of betonplaten.
V: Waarom storten mensen op rekening van [naam katvanger 5] en niet op het rekeningnummer van [verdachte] ?
A: Omdat de mensen zaken hebben gedaan met [naam katvanger 5] . Daar krijgen ze de factuur van. En wij storten het geld door naar [verdachte] , onze leverancier.
17.
Een proces-verbaal van aangifte, d.d. 4 januari 2016, p. 1552 t/m 1554, voor zover inhoudende de verklaring van [naam katvanger 1] :
Ik heb 2 betaalrekeningen bij de ABN AMRO bank, één is rekeningnummer [rekeningnummer] . Ook het rekeningnummer [rekeningnummer] loopt bij deze bank. Verder heb ik een betaalrekening bij de ING bank, rekeningnummer [rekeningnummer] . Begin december 2015 werd ik benaderd door een vriend die ik al wel 20 jaar ken, [naam medeverdachte] geheten. Hij belde mij op en vroeg of hij bij mij langs kon komen. Ik vond dat goed. Zijn telefoonnummer is [telefoonnummer] . Op 7 december 2015 kwam [naam medeverdachte] bij mij thuis. Hij zei dat hij bezig was met stelconplaten. Hij vertelde dat hij die leverde aan grote bedrijven. Hij zei toen tegen mij dat hij wat problemen met zijn rekening had en of ik er bezwaar tegen had of er een keer een betaling van hem op mijn rekening mocht. Ik zag daar geen problemen in en stemde toe. Hij zei dat er dan een bedrag op mijn rekening gestort zou worden en of ik die er dan af wilde halen en aan hem wilde overhandigen. Ik heb [naam medeverdachte] toen de rekeningnummers INGB [rekeningnummer] en ABNA [rekeningnummer] gegeven.
18.
Een proces-verbaal van aangifte, d.d. 5 februari 2016, p. 1894 t/m 1896, voor zover inhoudende als verklaring van [naam katvanger 2] (namens [voornaam katvanger 2] ):
Op 20 januari 2016 kwam [naam medeverdachte] (het hof begrijpt: medeverdachte [naam medeverdachte] ) bij ons langs. Ik hoorde [naam medeverdachte] aan mij vragen: “Ik heb nog wat geld tegoed. Ik heb geen eigen rekening. Mag ik even gebruik maken van jullie rekening? Als het gestort wordt, haal het er dan gelijk af. Dan kom ik het halen.” Omdat ik daar geen gevaar in zag, heb ik er in toegestemd en heb ik hem het bankrekeningnummer van [voornaam katvanger 2] gegeven. Dit is betaalrekeningnummer [rekeningnummer] .
19.
Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 14 april 2015, p. 1080, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Naar aanleiding van het onderzoek naar een aangifte werden de transactiegegevens van het bankrekeningnummer [rekeningnummer] opgevraagd. Op 15 april 2015 ontving ik de tenaamstelling van dit bankrekeningnummer. Dit bleek te zijn: [verdachte] .
20.
Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 12 maart 2016, p. 608-609, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Van de bankrekening [rekeningnummer] van [verdachte] werden de gegevens opgevraagd.
Verdachte: [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1964 te [geboorteplaats] .
21.
Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 19 februari 2016, p. 897, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Middels een vordering 126nc werden bij de Triodosbank de gegevens opgevraagd van het rekeningnummer [rekeningnummer] . Uit de gegevens blijkt deze rekening te staan op:
- Naam: [verdachte]
- Geboortedatum [geboortedag] 1964
22.
Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 9 februari 2016, p. 111 t/m 113, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Op 5 februari 2016 werd verdachte [verdachte] aangehouden. Bij zijn insluiting in het cellencomplex werd een portemonnee en een gsm aangetroffen. In verband met het strafrechtelijke onderzoek tegen [verdachte] werden de portemonnee en de gsm voor waarheidsvinding in beslag genomen. Vervolgens werd de inbeslaggenomen portemonnee onderzocht. Hierin werd het volgende aangetroffen:
9. betaalpas ING t.n.v. [verdachte] , rekeningnummer [rekeningnummer] ;
11. papiertje met aantekeningen: [naam katvanger 7] , [rekeningnummer] ;
22. papiertje T-mobile met aantekening [e-mailadres]
24. bankpas Triodos Bank t.n.v. [verdachte] , rekeningnummer [rekeningnummer] ;
36. papiertje met aantekeningen: [rekeningnummer] , pas [naam] , [naam katvanger 5] , [rekeningnummer]
23.
Een kennisgeving van inbeslagneming, d.d. 5 februari 2016, p. 114, voor zover inhoudende:
Beslagene:
Achternaam: [verdachte]
Voornaam: [verdachte]
Geboren: [geboortedag] 1964
Volgnummer 1:
Goednummer: PL2000-2015034411-1493710
Object: communicatieapparatuur (telefoon)
Merk/type: Sony Xperia
Eigenaar: [verdachte]
24.
Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 8 maart 2016, p. 117 t/m 133, voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 4] :
Door mij zijn de gegevens uit een mobiele telefoon van het merk Sony, model Xperia, veiliggesteld. In het telefoontoestel bevonden zich onderstaande contactgegevens:
- [naam medeverdachte] : [telefoonnummer] ;
- [naam medeverdachte] : [telefoonnummer] ;
- [naam medeverdachte] Vriend: [telefoonnummer] ;
- [naam medeverdachte] Tweede Nummer: [telefoonnummer]
- [naam medeverdachte] Import: [telefoonnummer]
- [naam medeverdachte] Renkum: [telefoonnummer] ;
- [naam medeverdachte] Schiedam: [telefoonnummer] ;
- [naam medeverdachte] Zoon 2: [telefoonnummer] ;
- [naam medeverdachte] Zoon: [telefoonnummer] ;
- collega [naam medeverdachte] : [telefoonnummer] ;
- nieuw nr. [naam medeverdachte] : [telefoonnummer] ;
- privé [naam medeverdachte] : [telefoonnummer] ;
- Spijkenisse [naam medeverdachte] : [telefoonnummer] ;
- vriend [naam medeverdachte] : [telefoonnummer] .
(het hof: de navolgende telefoonnummers zijn te relateren aan de aangiftes)
- [telefoonnummer] ;
- [telefoonnummer] ;
- [telefoonnummer] ;
- [telefoonnummer] .
25.
Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 22 april 2016, p. 137-138, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Op 5 februari 2016 werd verdachte [verdachte] aangehouden. Bij zijn aanhouding was hij in het bezit van een gsm, merk Sony, type Experience. Deze werd inbeslaggenomen en uitgelezen. In de uitgelezen gsm stonden onder andere bij de contacten e-mailadressen. Deze werden gebruikt bij oplichtingszaken.
- [e-mailadres] ;
- [e-mailadres]
- [e-mailadres]
- [e-mailadres] ;
- [e-mailadres] ; [alias]
- [e-mailadres] ; [alias]
- [e-mailadres] ; [alias] ;
- [e-mailadres] ; [naam bedrijf] ;
- [e-mailadres] ; [alias]
- [e-mailadres] ; [alias] ;
- [e-mailadres] ; [naam katvanger 7]
- [e-mailadres] ; [naam katvanger 5]
- [e-mailadres] ; [naam katvanger 5]
- [e-mailadres] ; [naam katvanger 1] ;
- [e-mailadres] ; [naam katvanger 2]
- [e-mailadres] ; [naam katvanger 2] ;
- [e-mailadres] ;
26.
Een proces-verbaal van verhoor, d.d. 12 november 2015, p. 1669 t/m 1673, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte:
V: Is het telefoonnummer [telefoonnummer] van u?
A: Ja, dat is mijn telefoonnummer.
27.
Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 4 maart 2016, p. 264-265, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Er is onderzoek gedaan naar de telefoonnummers die verdachte [naam medeverdachte] gebruikt, alsmede de telefonische contacten die hij heeft met verdachte [verdachte] .
Uit het onderzoek blijkt dat [naam medeverdachte] de volgende 06-nummers gebruikt:
- [telefoonnummer] . Uit printgegevens blijkt dat dit nummer in de periode 13 november 2016 tot 9 december 2016 in totaal 516 contacten heeft met het nummer [telefoonnummer] van [verdachte] .
- [telefoonnummer] . Uit printgegevens blijkt dat in de periode 2 november tot en met 8 november 2015 er 30 keer contact is met het nummer [telefoonnummer] van [verdachte] .
- [telefoonnummer] . Uit printgegevens blijkt dat in de periode van 28 december 2015 tot en met 19 januari 2016 er 278 keer contact is met het nummer [telefoonnummer] van [verdachte] en 491 keer contact met het nummer [telefoonnummer] .
- [telefoonnummer] . Dit nummer heeft in de periode 1 november tot en met 21 november 2015 in totaal 474 contacten met het nummer [telefoonnummer] van [verdachte] .
- [telefoonnummer] : In de periode 15 januari 2016 tot en met 25 januari 2016 is er 216 keer contact met het nummer [telefoonnummer] van [verdachte] .
- [telefoonnummer] . Het nummer komt voor in een tapgesprek tussen [naam medeverdachte] en [verdachte] . [naam medeverdachte] geeft dan zijn andere nummer door, [telefoonnummer] .
- [telefoonnummer] : Het nummer heeft in de periode van 12 januari tot en met 25 januari 2016 in totaal 200 contacten met het nummer [telefoonnummer] van [verdachte] .
28.
Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 6 april 2016, p. 135-136, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Op 5 februari 2016 werd verdachte [verdachte] aangehouden. Bij zijn aanhouding was hij in het bezit van een gsm, merk Sony, type Experience. Deze werd inbeslaggenomen en uitgelezen. In de uitgelezen gsm stonden onder andere de volgende sms-berichten. Hierin werden aan [verdachte] de bankrekeningnummers doorgegeven van [naam medeverdachte] , [naam katvanger 3] , [naam katvanger 8] , [naam katvanger 1] en [naam katvanger 4] .
Een kopie van de inhoud van de sms-berichten is als kopie aan het arrest gehecht (opgenomen als bijlage 6).
29.
Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 1 april 2016, p. 215 t/m 217, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Op 5 februari 2016 werd verdachte [verdachte] aangehouden. Bij zijn aanhouding was hij in het bezit van een gsm, merk Sony, type Experience. Deze werd inbeslaggenomen en uitgelezen. In de uitgelezen gsm stonden onder andere sms-berichten tussen [verdachte] en [naam katvanger 6] , alsmede het telefoonnummer van [naam katvanger 6] . In de gsm stond onder contact 179 [naam katvanger 6] met het telefoonnummer [telefoonnummer] . Dit betreft het nummer van katvanger [naam katvanger 6] . De sms-berichten met sessies 411 tot en met 568 gaan over geld opnemen.
Een kopie van de inhoud van de sms-berichten is als kopie aan het arrest gehecht (opgenomen als bijlage 7).
30.
Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 27 maart 2016, p. 367-368, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Op 5 februari 2016 werd verdachte [verdachte] aangehouden. Bij zijn aanhouding was hij in het bezit van een gsm, merk Sony, type Experience. Deze werd inbeslaggenomen en uitgelezen. In de uitgelezen gsm stonden onder andere sms-berichten tussen het nummer [telefoonnummer] van verdachte [naam medeverdachte] en verdachte [verdachte] . De berichten gaan over [naam katvanger 3] . Zijn personalia worden doorgegeven “ [naam katvanger 3] ”, alsmede zijn rekeningnummer [rekeningnummer] .
Een kopie van de inhoud van de sms-berichten is als kopie aan het arrest gehecht (opgenomen als bijlage 8).
31.
Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 31 maart 2016, p. 390-391, voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 1] :
Op 5 februari 2016 werd verdachte [verdachte] aangehouden. Bij zijn aanhouding was hij in het bezit van een gsm, merk Sony, type Experience. Deze werd inbeslaggenomen en uitgelezen. In de uitgelezen gsm stonden onder andere berichten tussen [verdachte] en [naam katvanger 8] . Onder andere wordt het rekeningnummer van [naam katvanger 8] [rekeningnummer] [naam katvanger 8]
doorgegeven alsmede mailadressen.
Een kopie van de inhoud van de sms-berichten is als kopie aan het arrest gehecht (opgenomen als bijlage 9).
32.
Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 5 april 2016, p. 417, voor zover inhoudende als verklaring van verbalisant [verbalisant 1] :
Op 5 februari 2016 werd verdachte [verdachte] aangehouden. Bij zijn aanhouding was hij in het bezit van een gsm, merk Sony, type Experience. Deze werd inbeslaggenomen en uitgelezen. In de gsm werd onder contact 689 de naam Prive [naam medeverdachte] aangetroffen met het nummer [telefoonnummer] . Dit betreft het telefoonnummer wat is afgesloten door katvanger [naam katvanger 4] . Tevens werden in de gsm sms-berichten aangetroffen. Hierin geeft verdachte [naam medeverdachte] aan [verdachte] het bankrekeningnummer van katvanger [naam katvanger 4] . Ook moeten ze een bedrijf hebben op naam van [naam katvanger 4] .
Een kopie van de inhoud van de sms-berichten is als kopie aan het arrest gehecht (opgenomen als bijlage 10).
33.
Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 5 april 2016, p. 267-268, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Op 5 februari 2016 werd verdachte [verdachte] aangehouden. Bij zijn aanhouding was hij in het bezit van een gsm, merk Sony, type Experience. Deze werd inbeslaggenomen en uitgelezen. In de uitgelezen gsm stond onder andere: onder contact 802 werd aangetroffen: [naam katvanger 1] , [e-mailadres] . Tevens werden sms-berichten aangetroffen. Hieruit blijkt dat verdachte [naam medeverdachte] de bankrekeningen van [naam katvanger 1] doorgeeft aan [verdachte] .
Een kopie van de inhoud van de sms-berichten is als kopie aan het arrest gehecht (opgenomen als bijlage 11).
34.
Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 8 mei 2016, p. 143 t/m 160, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Op 5 februari 2016 werd verdachte [verdachte] aangehouden. Bij zijn aanhouding was hij in het bezit van een gsm, merk Sony, type Experience. Deze werd inbeslaggenomen en uitgelezen. In de uitgelezen gsm stonden onder andere sms-berichten waaruit blijkt dat [verdachte] zich voordoet als transporteur [naam transporteur] of dat hij sms-berichten stuurt naar katvangers. Die moeten deze dan weer doorsturen en zich voordoen als transporteur [naam transporteur] .
Een kopie van de inhoud van de sms-berichten is als kopie aan het arrest gehecht (opgenomen als bijlage 12).
Bewijsmiddelen per zaakdossier:
Zaakdossier 1:
35.
Een proces-verbaal van aangifte, d.d. 9 februari 2015, p. 911 t/m 914, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer 1] :
Ik ben eigenaar van een transportbedrijf, genaamd [bedrijfsnaam aangever] Ik ben wonende te ’s-Gravenpolder, gemeente Borssele. Op 10 december 2014 werd ik gebeld door een man genaamd [alias] . [alias] belde mij om een prijsberekening te maken van vervoer van stelconplaten van Voorburg naar Terneuzen. [alias] had deze stelconplaten ergens uit moeten halen omdat zijn opdrachtgever een betonnen vloer wilde hebben. Ik hoorde [alias] zeggen dat hij 600 stelconplaten had en er pas 300 had verkocht. Ik hoorde [alias] vragen of ik niks kon met de stelconplaten. Ik zei tegen [alias] dat ik 200 stelconplaten wilde kopen. Ik hoorde [alias] zeggen dat ik voor € 8.000,- 200 stelconplaten kon kopen. De vervoerskosten zaten bij de € 8.000,- inbegrepen. Ik heb op 10 december 2014 een bedrag van € 2.178,- overgemaakt op bankrekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [bedrijfsnaam verdachte] . Dit bedrag moest ik overmaken voor de eerste vervoerskosten. [alias] zei tegen mij dat ik voor de kerst de lading stelconplaten afgeleverd zou krijgen bij mijn bedrijf in Kapelle. Op 23 december 2014 kreeg ik een sms-bericht van het transportbedrijf dat de stelconplaten zou afleveren. Ik kreeg een sms van de vervoerder, [naam transporteur] . De lading had vertraging opgelopen en de levering zou worden uitgesteld. Ik zou de stelconplaten op 24 december 2014 ontvangen. Ik heb [alias] gebeld op telefoonnummer [telefoonnummer] . [alias] ging de vervoerder annuleren en een andere vervoerder zoeken. [alias] zou de stelconplaten laten leveren door transportbedrijf [naam transporteur] in Utrecht. [alias] zei tegen mij dat [naam transporteur] wilde dat er vooraf werd betaald. [alias] zei dat ik het rechtstreeks naar [naam transporteur] over moest maken en sms’te het bankrekeningnummer van [naam transporteur] . Op 23 december 2014 heb ik € 3.630,- overgemaakt aan bankrekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [naam bedrijf] . Dit bedrag was voor de transportkosten. Het eerder betaalde bedrag aan [bedrijfsnaam verdachte] zou worden gezien als aanbetaling van de stelconplaten. [alias] zei dat de stelconplaten nog voor de kerst geleverd zouden worden. Op 24 december 2014 werd ik gebeld door [alias] . [alias] zei tegen mij dat [naam transporteur] met vier auto’s voor het hek stond in Voorburg. Ze mochten het terrein niet op van de bewaking. [naam transporteur] zou zijn teruggereden naar Utrecht. Ik heb met [alias] de afspraak gemaakt dat de stelconplaten aan het begin van het nieuwe jaar zouden worden afgeleverd. Op 5 januari 2015 kreeg ik een sms-bericht van [alias] dat hij op 6 januari 2015 naar Voorburg zou rijden. Op 7 januari 2015 kreeg ik een sms-bericht met het telefoonnummer van [alias] . In het tekstbericht stond dat de dochter van [alias] een zeer ernstig ongeluk had gehad en in het ziekenhuis lag. Dit tekstbericht zou zijn verstuurd door de zus van [alias] , genaamd [naam zus] . Op 8 januari 2015 kreeg ik een sms-bericht van [alias] dat zijn dochter was aangereden door een vrachtwagen. Op 3 februari 2015 kreeg ik een sms-bericht van [alias] . Zijn dochter zou zijn overleden. Op woensdag 4 februari 2015 werd ik gebeld door [alias] . [naam transporteur] zou vrijdag de eerste stelconplaten brengen. Ik moest het restant bedrag overmaken naar de hoofdaannemer [bedrijfsnaam hoofdaannemer] . Ik heb op 5 februari 2015 € 3.309,60 overgemaakt naar bankrekeningnummer [rekeningnummer] . Ieder sms-bericht en telefoongesprek wat ik met [alias] heb gehad, is gegaan via telefoonnummer [telefoonnummer] . Het bedrijf wat hij had opgegeven zou zijn: [bedrijfsnaam verdachte] , [adres bedrijf] . Het bedrijf op de genoemde locatie was een bedrijf wat te huur stond.
36.
De schriftelijke bescheiden, waarvan kopieën aan het arrest zijn gehecht (opgenomen als bijlage 13), te weten sms-berichten behorende bij de aangifte van [slachtoffer 1] (opgenomen als bewijsmiddel 35), p. 921 t/m 1035.
37.
De geschriften, te weten rekeningafschriften behorende bij de aangifte van [slachtoffer 1] (opgenomen als bewijsmiddel 35), d.d. 10 december 2014, 23 december 2014 en 4 februari 2015, van rekeningnummer [rekeningnummer] op naam van [bedrijfsnaam aangever] , inhoudende:
- een overboeking op 11 december van € 2.178,00 naar [rekeningnummer] t.n.v. [bedrijfsnaam verdachte] , p. 917;
- een overboeking op 23 december van € 3.630,00 naar [rekeningnummer] t.n.v. [naam bedrijf] , p. 918;
- een overboeking op 5 februari van € 3.309,60 naar [rekeningnummer] t.n.v. [bedrijfsnaam hoofdaannemer] , p. 919.
38.
Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 22 juli 2015, p. 1036, voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 5] :
Op 21 juli 2015 stelde ik een onderzoek in naar sms’jes die aangever [slachtoffer 1] ontving van de verkoper van de stelconplaten, [alias] , inmiddels bekend als zijnde verdachte [verdachte] . In een van deze sms’jes liet [verdachte] weten dat zijn dochter betrokken zou zijn bij een ernstig auto-ongeluk. Twee weken later ontving aangever [slachtoffer 1] de boodschap dat de dochter van [verdachte] was overleden. Naar aanleiding van deze sms’jes heb ik bij de Info Desk Zeeland gegevens opgevraagd rondom de gezinssamenstelling van [verdachte] , daarbij inbegrepen zijn kinderen. Hieruit bleek dat geen van de kinderen overleden is.
39.
Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 24 oktober 2015, p. 1094, voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 5] :
Op 4 augustus 2015 ontving ik van de ABN AMRO-bank de op 28 juli 2015 gevorderde financiële gegevens van rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [naam katvanger 6] . Op de rekeningafschriften die ik ontving bevond ik het navolgende. Op 23 december 2014 werd € 3.630,00 bijgeschreven op de rekening. Dit geld was afkomstig van rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [rekeninghouder] met omschrijving [verdachte] - [slachtoffer 1] . Nadat het geld op de rekening was bijgeschreven werd er nog diezelfde dag, 23 december 2014, een bedrag van
€ 3.600,00 opgenomen bij een geldautomaat te Deurne.
40.
Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 27 maart 2016, p. 1097 t/m 1099, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Op 5 februari 2016 werd verdachte [verdachte] aangehouden. Bij zijn aanhouding was hij in het bezit van een gsm, merk Sony, type Experience. Deze werd inbeslaggenomen en uitgelezen. In de uitgelezen gsm stonden onder andere sms-berichten met [slachtoffer 1] .
Een kopie van de inhoud van de sms-berichten is als kopie aan het arrest gehecht (opgenomen als bijlage 14).
Zaakdossier 3:
41.
Een uitdraai van een aangifte internetoplichting aan de politie, d.d. 22 april 2015 (welke aangifte op 13 juni 2015 is ondertekend door aangeefster) p. 1151 t/m 1154, voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [slachtoffer 3] :
Gegevens wederpartij:
Voornaam: [alias]
Achternaam: [alias]
E-mailadres: [e-mailadres]
Telefoonnummer: [telefoonnummer]
Mobiel telefoonnummer: [telefoonnummer]
Transactiegegevens:
Website: www. marktplaats .nl
Advertentietitel: stelconplaten
Datum betaling: 20 april 2015
Bedrag aankoop: € 7.000,-
Bankrekeningnummer wederpartij: [rekeningnummer]
Naam rekeninghouder wederpartij: [naam bedrijf]
Omschrijving geschil: Wij hebben op 16 april (het hof begrijpt: 16 april 2015) telefonisch contact gehad met de heer [alias] en afgesproken dat wij 350 stelconplaten van hem zouden kopen à € 33,- exclusief per plaat, aan huis geleverd. Op 20 april zouden de eerste 3 vrachten geleverd worden na een aanbetaling van
€ 7.000,-. Na ’s morgens de betaling te hebben gedaan, werd er gezegd dat het nog niet op hun rekening stond en dat ze daar op moesten wachten voordat het transport onze kant op zou komen. Nadat wij om 15.00 uur een foto van de overboeking hebben gestuurd, ging hij hiermee akkoord en zouden er nog 3 vrachten komen om half zeven. Na een half uur kregen we te horen dat ze de volgende morgen zouden komen om 09.00 uur. Helaas zijn ze niet aangekomen en ’s middags kwamen we er achter dat de heer [alias] niet werkzaam is/was bij [naam bedrijf] .
42.
Een geschrift, te weten een rekeningafschrift behorende bij de aangifte van [slachtoffer 3] (opgenomen als bewijsmiddel 41), d.d. 20 april 2015, van [rekeningnummer] op naam van [rekeninghouder] en [rekeninghouder] , inhoudende een overboeking op 20 april van € 7.000,00 naar [rekeningnummer] t.n.v. [naam bedrijf] , betreffende een spoedoverboeking, aanbetaling 350 platen, p. 1157.
43.
De schriftelijke bescheiden, waarvan kopieën aan het arrest zijn gehecht (opgenomen als bijlage 15), te weten sms-berichten behorende bij de aangifte van [slachtoffer 3] (opgenomen als bewijsmiddel 41), p. 1159 t/m 1166.
Zaakdossier 4:
44.
Een uitdraai van een aangifte internetoplichting aan de politie, d.d. 23 april 2015 (welke aangifte op 21 juni 2015 is ondertekend door aangever), p. 1169 t/m 1172, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer 4] :
Gegevens wederpartij:
Voornaam: [alias]
Achternaam: [alias]
E-mailadres: [e-mailadres]
Telefoonnummer: [telefoonnummer]
Transactiegegevens:
Website: www. marktplaats .nl
Advertentietitel: stelconplaten
Datum betaling: 14 april 2015
Bedrag aankoop: € 6.879,50
Bankrekeningnummer wederpartij: [rekeningnummer]
Naam rekeninghouder wederpartij: [naam bedrijf]
Omschrijving geschil: prijs afgesproken, spoed overgemaakt naar [naam bedrijf] , [rekeningnummer] een bedrag van € 6.879,50 op 14 april. Levering van vrachten zou 15 april jl. zijn. Contact via sms met [alias] en transportbedrijf [naam transporteur] [telefoonnummer] . Belooft elke dag te komen, maar hebben niets gezien. Ze zeiden dat ze het geld teruggestort hadden, maar ook dat is niet waar. sms-contact is geweest met de volgende 06-nummers: [alias] [telefoonnummer] en [naam transporteur] transport [telefoonnummer] .
45.
Een geschrift, te weten een rekeningafschrift behorende bij de aangifte van [slachtoffer 4] (opgenomen als bewijsmiddel 44), d.d. 14 april 2015, van [rekeningnummer] op naam van [rekeninghouder] , inhoudende een overboeking op 14 april van € 6.879,50 naar [rekeningnummer] t.n.v. [naam bedrijf] , betreffende een spoedopdracht, p. 1173
46.
De schriftelijke bescheiden, waarvan kopieën aan het arrest zijn gehecht (opgenomen als bijlage 16), te weten e-mailberichten behorende bij de aangifte van [slachtoffer 4] (opgenomen als bewijsmiddel 44), p. 1175 t/m 1185.
Zaakdossier 5:
47.
Een proces-verbaal van aangifte, d.d. 12 juni 2015, p. 1187 t/m 1189, voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 6] :
Op 18 mei 2015 is door mij de middels internet gedane aangifte verwerkt tot een proces-verbaal. De aangever gaf op te zijn: [slachtoffer 5] . Hij deed aangifte en verklaarde het volgende:
“Ik doe aangifte van oplichting. Hieronder volgen enkele gegevens over:
- de manier waarop ik in contact ben gekomen met de wederpartij;
- welke naam-, adres- en woonplaatsgegevens of andere relevantie communicatiegegevens de wederpartij gebruikte in zijn communicatie (mail/telefoon), dan wel in zijn verkoopgegevens;
- hoe en wanneer, op verzoek van de wederpartij, de betaling heeft plaatsgevonden;
Wederpartij voornaam: [alias]
Wederpartij achternaam: [naam medeverdachte]
Wederpartij e-mailadres: [e-mailadres]
Wederpartij mobiele telefoonnummer: [telefoonnummer]
Handelssite conflict: tweedehands.net
Advertentietitel conflict: stelconplaten
Datum betaling conflict: 8-5-2015
Conflict aankoopbedrag: € 5.808,-
Conflict bankrekeningnummer wederpartij: [rekeningnummer]
Conflict naam rekeninghouder wederpartij: [alias]
Omschrijving conflict: [alias] heeft na betaling de stelconplaten niet geleverd
48.
Een geschrift, te weten een rekeningoverzicht behorende bij de aangifte van [slachtoffer 5] (opgenomen als bewijsmiddel 47), d.d. 8 mei 2015, van [rekeningnummer] op naam van [rekeninghouder] en/of [rekeninghouder] , inhoudende een overboeking op 8 mei 2015 van € 5.808,00 naar [rekeningnummer] t.n.v. [rekeninghouder] .
Zaakdossier 6:
49.
Een proces-verbaal van aangifte, d.d. 12 juni 2015, p. 1193 t/m 1195, voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 7] :
Op 18 mei 2015 is door mij de middels internet gedane aangifte verwerkt tot een proces-verbaal. De aangever gaf op te zijn: [slachtoffer 6] . Hij deed aangifte en verklaarde het volgende:
“Ik doe aangifte van oplichting. Hieronder volgen enkele gegevens over:
- de manier waarop ik in contact ben gekomen met de wederpartij;
- welke naam-, adres- en woonplaatsgegevens of andere relevantie communicatiegegevens de wederpartij gebruikte in zijn communicatie (mail/telefoon), dan wel in zijn verkoopgegevens;
- hoe en wanneer, op verzoek van de wederpartij, de betaling heeft plaatsgevonden;
Wederpartij voornaam: [alias]
Wederpartij achternaam: [alias]
Wederpartij e-mailadres: [e-mailadres]
Wederpartij mobiele telefoonnummer: [telefoonnummer]
Handelssite conflict: marktplaats .nl
Advertentietitel conflict: damwanden te koop
Datum betaling conflict: 8-5-2015
Conflict aankoopbedrag: € 275,-
Conflict bankrekeningnummer wederpartij: [rekeningnummer]
Conflict naam rekeninghouder wederpartij: [naam medeverdachte]
Omschrijving conflict: via internet betonnen damwanden gekocht, wel betaald, maar nooit geleverd. Verkoper onbereikbaar via telefoon en mail.
50.
Een geschrift, te weten een rekeningafschrift behorende bij de aangifte van [slachtoffer 6] (opgenomen als bewijsmiddel 49), d.d. 1 mei 2015 t/m 31 mei 2015, van [rekeningnummer] op naam van [rekeninghouder] , inhoudende een overboeking op 8 mei van € 275,00 naar [rekeningnummer] t.n.v. [rekeninghouder] , betreffende een levering volgens mail, p. 1196.
51.
Een schriftelijk bescheid, waarvan een kopie aan het arrest is gehecht (opgenomen als bijlage 17), te weten een e-mailbericht behorende bij de aangifte van [slachtoffer 6] (opgenomen als bewijsmiddel 49), p. 1197.
Zaakdossier 7:
52.
Een proces-verbaal van aangifte, d.d. 12 juni 2015, p. 1199 t/m 1201, voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 8] :
Op 3 juni 2015 is door mij de middels internet gedane aangifte verwerkt tot een proces-verbaal. De aangeefster gaf op te zijn: [slachtoffer 7] . Zij deed aangifte en verklaarde het volgende:
“Ik doe aangifte van oplichting. Hieronder volgen enkele gegevens over:
- de manier waarop ik in contact ben gekomen met de wederpartij;
- welke naam-, adres- en woonplaatsgegevens of andere relevantie communicatiegegevens de wederpartij gebruikte in zijn communicatie (mail/telefoon), dan wel in zijn verkoopgegevens;
- hoe en wanneer, op verzoek van de wederpartij, de betaling heeft plaatsgevonden;
Wederpartij achternaam: [alias]
Wederpartij e-mailadres: [e-mailadres]
Wederpartij mobiele telefoonnummer: [telefoonnummer]
Handelssite conflict: speurders .nl
Advertentietitel conflict: stelconplaten
Datum betaling conflict: 18-5-2015
Conflict aankoopbedrag: € 350,-
Conflict bankrekeningnummer wederpartij: [rekeningnummer]
Conflict naam rekeninghouder wederpartij: [naam medeverdachte]
Omschrijving conflict: we hebben 22 stelconplaten gekocht voor ruim € 700,00. De helft (€ 350,00) aanbetaald, maar de partij is niet geleverd. Telefonisch contact, belooft het de volgende ochtend te leveren. Wederom niet gebeurd. Nu geen contact meer mogelijk.
53.
Een geschrift, te weten een rekeningafschrift behorende bij de aangifte van [slachtoffer 7] (opgenomen als bewijsmiddel 52), d.d. 15 juni 2015, van rekeningnummer [rekeningnummer] op naam van [rekeninghouder] en [rekeninghouder] , inhoudende een overboeking op 18 mei van € 350,00 naar [rekeningnummer] t.n.v. [rekeninghouder] , betreffende grote stenen, p. 1202.
Zaakdossier 9:
54.
Een proces-verbaal van aangifte, d.d. 12 juni 2015, p. 1209 t/m 1211, voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 8] :
Op 11 juni 2015 is door mij de middels internet gedane aangifte verwerkt tot een proces-verbaal. De aangever gaf op te zijn: [slachtoffer 9] . Hij deed aangifte en verklaarde het volgende:
“Ik doe aangifte van oplichting. Hieronder volgen enkele gegevens over:
- de manier waarop ik in contact ben gekomen met de wederpartij;
- welke naam-, adres- en woonplaatsgegevens of andere relevantie communicatiegegevens de wederpartij gebruikte in zijn communicatie (mail/telefoon), dan wel in zijn verkoopgegevens;
- hoe en wanneer, op verzoek van de wederpartij, de betaling heeft plaatsgevonden;
Wederpartij voornaam: [alias]
Wederpartij achternaam: [alias]
Wederpartij e-mailadres: [e-mailadres]
Wederpartij mobiele telefoonnummer: [telefoonnummer]
Handelssite conflict: marktplaats .nl
Advertentietitel conflict: stelconplaten
Datum betaling conflict: 18-5-2015
Conflict aankoopbedrag: € 680,-
Conflict bankrekeningnummer wederpartij: [rekeningnummer]
Conflict naam rekeninghouder wederpartij: [naam medeverdachte]
Omschrijving conflict: 20 stelconplaten besteld bij deze meneer à € 33,- per stuk en leveringskosten € 35,-. Deze bestelling gedaan op 12 mei 2015, meerdere malen telefonisch contact gehad over details. De betaling zou ik op de dag doen dat de levering plaats zou vinden, dit was op 18 mei, op [rekeningnummer] . Ik heb vanaf de dag van levering elke dag meerdere malen per dag gebeld naar zijn mobiel en gemaild, maar geen respons.
55.
Een geschrift, te weten een rekeningafschrift behorende bij de aangifte van [slachtoffer 9] (opgenomen als bewijsmiddel 54), d.d. 29 mei 2015, van rekeningnummer [rekeningnummer] op naam van [slachtoffer 9] , inhoudende een overboeking op 18 mei van
€ 680,00 naar [rekeningnummer] t.n.v. [rekeninghouder] , betreffende 20 stuks, p. 1212-1213.
56.
De schriftelijke bescheiden, waarvan kopieën aan het arrest zijn gehecht (opgenomen als bijlage 18), te weten e-mailberichten behorende bij de aangifte van [slachtoffer 9] (opgenomen als bewijsmiddel 54), p. 1214-1215.
Zaakdossier 10:
57.
Een proces-verbaal van aangifte, d.d. 18 juni 2015, p. 1217 t/m 1219, voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 8] :
Op 11 juni 2015 is door mij de middels internet gedane aangifte verwerkt tot een proces-verbaal. De aangeefster gaf op te zijn: [slachtoffer 10] , wonende te Oud-Gastel, gemeente Halderberge. Zij deed aangifte en verklaarde het volgende:
“Ik doe aangifte van oplichting. Hieronder volgen enkele gegevens over:
- de manier waarop ik in contact ben gekomen met de wederpartij;
- welke naam-, adres- en woonplaatsgegevens of andere relevantie communicatiegegevens de wederpartij gebruikte in zijn communicatie (mail/telefoon), dan wel in zijn verkoopgegevens;
- hoe en wanneer, op verzoek van de wederpartij, de betaling heeft plaatsgevonden;
Wederpartij voornaam: [alias]
Wederpartij tussenvoegsel: [alias]
Wederpartij achternaam: [alias]
Wederpartij e-mailadres: [e-mailadres]
Wederpartij mobiele telefoonnummer: [telefoonnummer]
Handelssite conflict: marktplaats .nl
Advertentietitel conflict: tuin en terras
Datum betaling conflict: 27-5-2015
Conflict aankoopbedrag: € 1.020,-
Conflict bankrekeningnummer wederpartij: [rekeningnummer]
Conflict naam rekeninghouder wederpartij: [naam medeverdachte]
Omschrijving conflict: stenen besteld en betaald vooraf (was noodzakelijk). We konden komen kijken, maar uiteindelijk is dit met foto’s afgehandeld. De transporteur belde dat hij was vertrokken en onderweg was. De stenen zijn nooit geleverd.
58.
Een geschrift, te weten een rekeningafschrift behorende bij de aangifte van [slachtoffer 10] (opgenomen als bewijsmiddel 57), van [rekeningnummer] op naam van [rekeninghouder] , inhoudende een overboeking op 27 mei 2015 van € 1020,00 naar [rekeninghouder] t.n.v. [rekeninghouder] , betreffende klinkers 170m2, p. 1221.
59.
De schriftelijke bescheiden, waarvan kopieën aan het arrest zijn gehecht (opgenomen als bijlage 19), te weten e-mailberichten behorende bij de aangifte van [slachtoffer 10] (opgenomen als bewijsmiddel 57), p. 1223 t/m 1229.
60.
Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 6 april 2016, p. 1230, voor zover inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Op 5 februari 2016 werd verdachte [verdachte] aangehouden. Bij zijn aanhouding was hij in het bezit van een gsm, merk Sony, type Experience. Deze werd inbeslaggenomen en uitgelezen. In de uitgelezen gsm stonden onder andere sms-berichten met aangever [slachtoffer 10] (het hof begrijpt: de partner van aangeefster [slachtoffer 10] ).
Een kopie van de inhoud van het sms-bericht is als kopie aan het arrest gehecht (opgenomen als bijlage 20).
Zaakdossier 11:
61.
Een proces-verbaal van aangifte, d.d. 12 juni 2015, p. 1234 t/m 1236, voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 8] :
Op 11 juni 2015 is door mij de middels internet gedane aangifte verwerkt tot een proces-verbaal. De aangever gaf op te zijn: [slachtoffer 11] . Hij deed aangifte en verklaarde het volgende:
“Ik doe aangifte van oplichting. Hieronder volgen enkele gegevens over:
- de manier waarop ik in contact ben gekomen met de wederpartij;
- welke naam-, adres- en woonplaatsgegevens of andere relevantie communicatiegegevens de wederpartij gebruikte in zijn communicatie (mail/telefoon), dan wel in zijn verkoopgegevens;
- hoe en wanneer, op verzoek van de wederpartij, de betaling heeft plaatsgevonden;
Wederpartij voornaam: [alias]
Wederpartij e-mailadres: [e-mailadres]
Wederpartij mobiele telefoonnummer: [telefoonnummer]
Handelssite conflict: marktplaats .nl
Advertentietitel conflict: stelconplaten
Datum betaling conflict: 27-5-2015
Conflict aankoopbedrag: € 1.060,-
Conflict bankrekeningnummer wederpartij: [rekeningnummer]
Conflict naam rekeninghouder wederpartij: [naam medeverdachte] / [alias]
Omschrijving conflict: stelconplaten gekocht en betaald, maar nooit geleverd.
62.
Een geschrift, te weten een rekeningoverzicht behorende bij de aangifte van [slachtoffer 11] (opgenomen als bewijsmiddel 61), van [rekeningnummer] 68 op naam van [rekeninghouder] , inhoudende een overboeking op 27 mei 2015 van
€ 1.060,00 naar [rekeningnummer] t.n.v. [rekeninghouder] , betreffende stelconplaten volle vracht, p. 1237.
Zaakdossier 12:
63.
Een proces-verbaal van aangifte, d.d. 12 juni 2015, p. 1241 t/m 1243, voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 8] :
Op 11 juni 2015 is door mij de middels internet gedane aangifte verwerkt tot een proces-verbaal. De aangever gaf op te zijn: [slachtoffer 12] . Hij deed aangifte en verklaarde het volgende:
“Ik doe aangifte van oplichting. Hieronder volgen enkele gegevens over:
- de manier waarop ik in contact ben gekomen met de wederpartij;
- welke naam-, adres- en woonplaatsgegevens of andere relevantie communicatiegegevens de wederpartij gebruikte in zijn communicatie (mail/telefoon), dan wel in zijn verkoopgegevens;
- hoe en wanneer, op verzoek van de wederpartij, de betaling heeft plaatsgevonden;
Wederpartij voornaam: [alias]
Wederpartij achternaam: [alias]
Wederpartij e-mailadres: [e-mailadres]
Wederpartij telefoonnummer: [telefoonnummer]
Wederpartij mobiele telefoonnummer: [telefoonnummer]
Handelssite conflict: marktplaats .nl
Advertentietitel conflict: stelconplaten
Datum betaling conflict: 20-4-2015
Conflict aankoopbedrag: € 5.717,25
Conflict bankrekeningnummer wederpartij: [rekeningnummer]
Conflict naam rekeninghouder wederpartij: [naam bedrijf]
Omschrijving conflict: ik was op zoek naar stelconplaten/betonplaten. Ik zag een advertentie op marktplaats en deze waren niet te duur. We waren het ook zo eens over de prijs en de verkoper had haast, want zijn terrein moest leeg zogenaamd. Eerst moeilijk doen om de KvK-papieren en dat lukte niet, dus toen maar een bedrag van € 5.717,25 overgemaakt, dit was de helft en dan zouden de eerste vrachten geleverd worden, maar toen kwam er niks en ook geen contact meer. Ik heb drie telefoonnummers van hen: [telefoonnummer] , [telefoonnummer] en [telefoonnummer] .
64.
Een geschrift, te weten een rekeningoverzicht behorende bij de aangifte van [slachtoffer 12] (opgenomen als bewijsmiddel 63), van [rekeningnummer] op naam [rekeninghouder] , inhoudende een overboeking op 20 april 2015 van
€ 5.717,25 naar [rekeningnummer] t.n.v. [naam bedrijf] , p. 1244.
Zaakdossier 13:
65.
Een proces-verbaal van aangifte, d.d. 12 juni 2015, p. 1247 t/m 1249, voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 8] :
Op 11 juni 2015 is door mij de middels internet gedane aangifte verwerkt tot een proces-verbaal. De aangever gaf op te zijn: [slachtoffer 13] . Hij deed aangifte en verklaarde het volgende:
“Ik doe aangifte van oplichting. Hieronder volgen enkele gegevens over:
- de manier waarop ik in contact ben gekomen met de wederpartij;
- welke naam-, adres- en woonplaatsgegevens of andere relevantie communicatiegegevens de wederpartij gebruikte in zijn communicatie (mail/telefoon), dan wel in zijn verkoopgegevens;
- hoe en wanneer, op verzoek van de wederpartij, de betaling heeft plaatsgevonden;
Wederpartij voornaam: [alias]
Wederpartij achternaam: [alias]
Wederpartij e-mailadres: [e-mailadres]
Wederpartij mobiele telefoonnummer: [telefoonnummer]
Handelssite conflict: marktplaats .nl
Advertentietitel conflict: stelconplaten
Datum betaling conflict: 4-6-2015
Conflict aankoopbedrag: € 2.500,-
Conflict bankrekeningnummer wederpartij: [rekeningnummer]
Conflict naam rekeninghouder wederpartij: [rekeninghouder]
Omschrijving conflict: voorschot stelconplaten betaald. De platen zijn op de afgesproken tijd niet geleverd en betrokkene is telefonisch niet meer te bereiken.
66.
Een geschrift, te weten een rekeningafschrift, behorende bij de aangifte van [slachtoffer 13] (opgenomen als bewijsmiddel 65), d.d. 23 juni 2015, van [rekeningnummer] 20 op naam van [rekeninghouder] , inhoudende een overboeking op 4 juni 2015 van € 2.500,00 naar [rekeningnummer] t.n.v. [naam bedrijf] , betreffende stelconplaten, p. 1250.
67.
Een geschrift, te weten een advertentie op marktplaats , behorende bij de aangifte van [slachtoffer 13] (opgenomen als bewijsmiddel 65), d.d. 1 juni 2015, inhoudende een advertentie ten aanzien van stelconplaten, p. 1251.
68.
De schriftelijke bescheiden, waarvan kopieën aan het arrest zijn gehecht (opgenomen als bijlage 21), te weten e-mailberichten behorende bij de aangifte van [slachtoffer 13] (opgenomen als bewijsmiddel 65), p. 1252 t/m 1254.
Zaakdossier 14:
69.
Een proces-verbaal van aangifte, d.d. 27 juli 2015, p. 1255 t/m 1257, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer 14] :
Ik ben werkzaam voor de [bedrijfsnaam aangever] . Omstreeks 15 juni 2015 heb ik via marktplaats een advertentie gevonden waar stelconplaten werden aangeboden. Ik heb gebeld met het telefoonnummer wat bij de advertentie stond, dat is [telefoonnummer] . De kop van de advertentie gaf aan dat het om de [naam bedrijf] ging, te Heteren. Ik kreeg toen een meneer aan de telefoon die vertelde mij dat zijn naam [alias] was. [alias] vertelde mij dat hij voor mij 350 stelconplaten had voor een prijs van € 34,00 per stuk. Dit was zo goedkoop omdat hij met spoed een parkeerplaats moest ontruimen bij een pand wat bij hen in de verhuur stond omdat de nieuwe huurder het terrein geasfalteerd wilde hebben. De parkeerplaats moest 1 juli leeg zijn. Wij zijn overeengekomen dat de stelconplaten geleverd zouden worden op de [bedrijfsadres aangever] voor 1 juli 2015. [alias] heeft mij een factuur van emailadres: [e-mailadres] gestuurd met de naam [naam bedrijf] voor een bedrag van € 14.399,-.
Dit bedrijf zou een dochteronderneming zijn van [naam bedrijf] . Op 26-6-2015 is het bedrag € 14.399,- overgemaakt van [rekeningnummer] naar [rekeningnummer] ten name van begunstigde [naam bedrijf] . Op 1-7-2015 werd door de KNAB-bank het geld terug gestort op de rekening van de ING, omdat de naam van de begunstigde en het rekeningnummer niet overeenkwamen. Op 3 juli 2015 is opnieuw het geld overgemaakt van [rekeningnummer] naar de SNS-bank [rekeningnummer] ook weer ten name van de begunstigde [naam bedrijf] . De stelconplaten werden niet geleverd en zijn nu nog steeds niet geleverd. Ik heb gebeld naar het telefoonnummer van [alias] , [telefoonnummer] . Ik krijg dan de melding dat dit telefoonnummer niet bereikbaar is.
70.
Een geschrift, te weten een factuur t.a.v. [bedrijfsnaam aangever] van [naam bedrijf] , behorende bij de aangifte van [slachtoffer 14] (opgenomen als bewijsmiddel 69), d.d. 25 juni 2015, inhoudende een factuurtotaalbedrag van € 14.399,00 ten behoeve van 350 stelconplaten.
71.
Een geschrift, te weten een rekeningoverzicht, behorende bij de aangifte van [slachtoffer 14] (opgenomen als bewijsmiddel 69), inhoudende een overboeking op 3 juli 2015 van
€ 14.399,00 aan [naam bedrijf] , p. 1336.
72.
De schriftelijke bescheiden, waarvan kopieën aan het arrest zijn gehecht (opgenomen als bijlage 22), te weten e-mailberichten behorende bij de aangifte van [slachtoffer 14] (opgenomen als bewijsmiddel 69), p. 1262 t/m 1265 en 1267 t/m 1272.
Zaakdossier 15:
73.
Een proces-verbaal van aangifte, d.d. 12 juni 2015, p. 1338 t/m 1340, voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 8] :
Op 11 juni 2015 is door mij de middels internet gedane aangifte verwerkt tot een proces-verbaal. De aangever gaf op te zijn: [slachtoffer 15] . Hij deed aangifte en verklaarde het volgende:
“Ik doe aangifte van oplichting. Hieronder volgen enkele gegevens over:
- de manier waarop ik in contact ben gekomen met de wederpartij;
- welke naam-, adres- en woonplaatsgegevens of andere relevantie communicatiegegevens de wederpartij gebruikte in zijn communicatie (mail/telefoon), dan wel in zijn verkoopgegevens;
- hoe en wanneer, op verzoek van de wederpartij, de betaling heeft plaatsgevonden;
Wederpartij voornaam: [alias]
Wederpartij achternaam: [alias]
Wederpartij e-mailadres: [e-mailadres]
Wederpartij mobiele telefoonnummer: [telefoonnummer]
Handelssite conflict: marktplaats .nl
Advertentietitel conflict: stenen
Datum betaling conflict: 2-6-2015 (het hof begrijpt: 3 juni 2015)
Conflict aankoopbedrag: € 330,00,
Conflict bankrekeningnummer wederpartij: [rekeningnummer]
Conflict naam rekeninghouder wederpartij: [rekeninghouder]
Omschrijving conflict: klinkers gekocht en betaald, maar niet geleverd gekregen.
74.
Een geschrift, te weten een rekeningafschrift, behorende bij de aangifte van [slachtoffer 15] (opgenomen als bewijsmiddel 73), d.d. 5 juni 2015, van [rekeningnummer] op naam van [rekeninghouder] en [rekeninghouder] , inhoudende een overboeking op 3 juni van € 330,00 naar [rekeningnummer] t.n.v. [rekeninghouder] , betreffende levering 3 juni, p. 1341.
Zaakdossier 17:
75.
Een proces-verbaal van aangifte, d.d. 23 november 2015, p. 1349 t/m 1351, voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 9] :
Op 27 juli 2015 is door mij de middels internet gedane aangifte verwerkt tot een proces-verbaal. De aangever gaf op te zijn: [slachtoffer 17] . Hij deed aangifte en verklaarde het volgende:
“Ik doe aangifte van oplichting. Hieronder volgen enkele gegevens over:
- de manier waarop ik in contact ben gekomen met de wederpartij;
- welke naam-, adres- en woonplaatsgegevens of andere relevantie communicatiegegevens de wederpartij gebruikte in zijn communicatie (mail/telefoon), dan wel in zijn verkoopgegevens;
- hoe en wanneer, op verzoek van de wederpartij, de betaling heeft plaatsgevonden;
Wederpartij voornaam: [naam katvanger 7]
Wederpartij achternaam: [naam katvanger 7]
Wederpartij e-mailadres: [e-mailadres]
Wederpartij mobiele telefoonnummer: [telefoonnummer]
Handelssite conflict: speurders .nl
Advertentietitel conflict: stelconplaten
Datum betaling conflict: 20-7-2015
Conflict aankoopbedrag: € 1.452,00,-
Conflict bankrekeningnummer wederpartij: [rekeningnummer]
Conflict naam rekeninghouder wederpartij: [rekeninghouder]
Omschrijving conflict: Bestelling gedaan voor 78 platen en 10 halve platen voor circa € 4.500,-. Verkoper wilde vooruitbetaald worden. Echter ik stelde me op het standpunt alleen een aanbetaling te doen en na ontvangst van de platen en het leggen zou ik het restant voldoen. Gistermiddag een aanbetaling gedaan van € 1.452,- naar [naam katvanger 7] . Gistermiddag 20 juli 2015 zouden de platen afgeleverd worden en vandaag zou er gelegd worden. Gistermiddag kreeg ik van transportbedrijf een sms dat de planning veranderd was. De platen zouden vanochtend om 10 uur gebracht worden. [naam katvanger 7] zou vanmorgen eerst alles afvlakken en daarna de platen gaan leggen vanaf de vrachtauto. Telefonisch zijn beide personen niet meer te bereiken.
Zaakdossier 18:
76.
Een proces-verbaal van aangifte, d.d. 23 november 2015, p. 1353 t/m 1355, voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 9] :
Op 19 oktober 2015 is door mij de middels internet gedane aangifte verwerkt tot een proces-verbaal. De aangever gaf op te zijn: [slachtoffer 18] Hij deed aangifte en verklaarde het volgende:
“Ik doe aangifte van oplichting. Hieronder volgen enkele gegevens over:
- de manier waarop ik in contact ben gekomen met de wederpartij;
- welke naam-, adres- en woonplaatsgegevens of andere relevantie communicatiegegevens de wederpartij gebruikte in zijn communicatie (mail/telefoon), dan wel in zijn verkoopgegevens;
- hoe en wanneer, op verzoek van de wederpartij, de betaling heeft plaatsgevonden;
Wederpartij voornaam: [alias]
Wederpartij achternaam: [naam katvanger 4]
Wederpartij e-mailadres: [e-mailadres]
Wederpartij mobiele telefoonnummer: [telefoonnummer]
Handelssite conflict: marktplaats .nl
Advertentietitel conflict: stelconplaten 4 jaar oud zien er als nieuw
Datum betaling conflict: 14-10-2015
Conflict aankoopbedrag: € 2.178,00
Conflict bankrekeningnummer wederpartij: [rekeningnummer]
Conflict naam rekeninghouder wederpartij: [naam katvanger 7]
Omschrijving conflict: 11-10-2015 [e-mailadres] adverteerde met
gebruikte stelconplaten op marktplaats . Op 12-10-2015 heb ik gereageerd per mail, en meneer belt mij terug op 13-10-2015. De stelconplaten zijn per direct leverbaar, maar eerst moeten mijn bedrijfsgegevens gecontroleerd worden.
Er wordt afgesproken: 50 stuks stelconplaten thuis à € 36,- per plaat. € 2178,- incl. btw. 14-10-2015 lossen tussen 16.00 en 17.00 uur (sms bericht van de transporteur) Dit gaat niet lukken, het wordt 15-10-2015 07.00. Die ochtend: geen platen, bellen, voicemail inspreken, sms sturen. 09.15 sms bericht terug: verkeerd begrepen, de transporteur bedoelde 16-10-2015 07.00. excuses van [alias] . Vandaag vrijdag 16-10-2015: geen platen, geen contact meer te krijgen.
77.
Een geschrift, te weten een transactieoverzicht, behorende bij de aangifte van [slachtoffer 18] (opgenomen als bewijsmiddel 76), van [rekeningnummer] op naam van [rekeninghouder] inhoudende een overboeking op 14 oktober 2015 van
€ 2.178,00 naar [rekeningnummer] t.n.v. [naam katvanger 7] , p. 1356.
78.
De schriftelijke bescheiden, waarvan kopieën aan het arrest zijn gehecht (opgenomen als bijlage 23), te weten e-mailberichten behorende bij de aangifte van [slachtoffer 18] (opgenomen als bewijsmiddel 76), p. 1357-1358.
Zaakdossier 19:
79.
Een proces-verbaal van aangifte, d.d. 23 november 2015, p. 1360 t/m 1362, voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 10] :
Op 16 oktober 2015 is door mij de middels internet gedane aangifte verwerkt tot een proces-verbaal. De aangever gaf op te zijn: [slachtoffer 19] . Hij deed aangifte en verklaarde het volgende:
“Ik doe aangifte van oplichting. Hieronder volgen enkele gegevens over:
- de manier waarop ik in contact ben gekomen met de wederpartij;
- welke naam-, adres- en woonplaatsgegevens of andere relevantie communicatiegegevens de wederpartij gebruikte in zijn communicatie (mail/telefoon), dan wel in zijn verkoopgegevens;
- hoe en wanneer, op verzoek van de wederpartij, de betaling heeft plaatsgevonden;
Wederpartij voornaam: [naam katvanger 4]
Wederpartij achternaam: [naam bedrijf]
Wederpartij telefoonnummer: [telefoonnummer] ( [naam katvanger 4] )
Wederpartij mobiele telefoonnummer: [telefoonnummer] ( [naam transporteur] , transporteur )
Handelssite conflict: marktplaats .nl
Advertentietitel conflict: stelconplaten 4 jaar oud zien er als nieuw
Datum betaling conflict: 13-10-2015
Conflict aankoopbedrag: € 990,-
Conflict bankrekeningnummer wederpartij: [rekeningnummer]
Conflict naam rekeninghouder wederpartij: [naam katvanger 7]
Omschrijving conflict: Ik heb een bod gedaan op de levering van 25 stuks stelconplaten voor € 1.000,- incl. btw. Deze konden snel geleverd worden in
Bornerbroek, indien de kredietverz. hiermee akkoord ging. Hij belde me terug dat hij geen fiat kreeg van zijn baas omdat we geen cijfers gedeponeerd hadden etc. en dus de levering niet door kon gaan. Vervolgens kreeg ik al een sms van de transporteur hoe laat hij kon lossen etc. etc. Met “ [naam katvanger 4] ” overeen gekomen dat ik vooruit zou betalen en de levering ‘s middags was (13 oktober) Rond 11.00 uur een bedrag van € 990,00 overgemaakt (€ 10,- korting ivm spoedbetaling). Rond 16.00 uur een telefoontje van hem dat de chauffeur vanmorgen (14-10) in Aadorp moest terug laden met de vraag of hij vanmorgen om 07.00 uur kon lossen. Ik ben daarmee akkoord gegaan., maar nu om 17.15 uur is er nog niets en hij en de transporteur zijn niet meer bereikbaar.
80.
Een geschrift, te weten een transactieoverzicht, behorende bij de aangifte van [slachtoffer 19] (opgenomen als bewijsmiddel 79), van [rekeningnummer] op naam van [rekeninghouder] , inhoudende een overboeking op 13 oktober 2015 van € 990,00 naar [rekeningnummer] t.n.v. [rekeninghouder] , betreffende spoedopdracht, betaling stelconplaten Bornerbroek zoals besproken met [naam katvanger 4] , p. 1363.
81.
Een geschrift, te weten een advertentie op marktplaats , behorende bij de aangifte van [slachtoffer 19] (opgenomen als bewijsmiddel 79), d.d. 11 oktober 2015, inhoudende een advertentie ten aanzien van stelconplaten 4 jaar oud zien er uit als nieuw, p. 1364-1365.
82.
De schriftelijke bescheiden, waarvan kopieën aan het arrest zijn gehecht (opgenomen als bijlage 24), te weten e-mailberichten en sms-berichten behorende bij de aangifte van [slachtoffer 19] (opgenomen als bewijsmiddel 79), p. 1366 t/m 1369.
Zaakdossier 20:
83.
Een proces-verbaal van aangifte, d.d. 23 november 2015, p. 1371 t/m 1373, voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 11] :
Op 28 september 2015 is door mij de middels internet gedane aangifte verwerkt tot een proces-verbaal. De aangever gaf op te zijn: [slachtoffer 20] . Hij deed aangifte en verklaarde het volgende:
“Ik doe aangifte van oplichting. Hieronder volgen enkele gegevens over:
- de manier waarop ik in contact ben gekomen met de wederpartij;
- welke naam-, adres- en woonplaatsgegevens of andere relevantie communicatiegegevens de wederpartij gebruikte in zijn communicatie (mail/telefoon), dan wel in zijn verkoopgegevens;
- hoe en wanneer, op verzoek van de wederpartij, de betaling heeft plaatsgevonden;
Wederpartij voornaam: [alias]
Wederpartij achternaam: [alias]
Wederpartij e-mailadres: [e-mailadres]
Wederpartij mobiel telefoonnummer: [telefoonnummer]
Handelssite conflict: marktplaats .nl
Advertentietitel conflict: stelconplaten
Datum betaling conflict: 22-9-2015
Conflict aankoopbedrag: € 1.050,-
Conflict bankrekeningnummer wederpartij: [rekeningnummer]
Conflict naam rekeninghouder wederpartij: [rekeninghouder]
Omschrijving conflict: Ik zag op marktplaats een partij stelconplaten staan in Leeuwarden. Ik heb gemaild. Redelijk snel had ik meneer [alias] aan de lijn, ik wilde de betonplaten bekijken maar deze lagen niet in Leeuwarden maar in Vlissingen. Op de foto leek het erg goed en deze [alias] stond er helemaal voor in dat ze goed waren. Leeuwarden stond er bij want de uitvoerder van het bedrijf woonde daar. Het waren 400 betonplaten van € 36,- per stuk, afgesproken dat er 3 (het hof begrijpt: 30) zouden worden geleverd met € 1.050,- voor transport overgemaakt en de rest bij aflevering. Op 23 september kreeg ik een sms dat ze er met een uur zouden zijn. Na de tijd onbereikbaar en niks meer gehoord.
84.
Een geschrift, te weten een transactieoverzicht, behorende bij de aangifte van [slachtoffer 20] (opgenomen als bewijsmiddel 83), van [rekeningnummer] op naam van [rekeninghouder] , inhoudende een overboeking op 22 september 2015 van € 1.050,00 naar [rekeningnummer] t.n.v. [rekeninghouder] , p. 1374.
Zaakdossier 21:
85.
Een proces-verbaal van aangifte, d.d. 23 november 2015, p. 1376 t/m 1378, voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 10] :
Op 9 oktober 2015 is door mij de middels internet gedane aangifte verwerkt tot een proces-verbaal. De aangever gaf op te zijn: [slachtoffer 21] . Hij deed aangifte en verklaarde het volgende:
“Ik doe aangifte van oplichting. Hieronder volgen enkele gegevens over:
- de manier waarop ik in contact ben gekomen met de wederpartij;
- welke naam-, adres- en woonplaatsgegevens of andere relevantie communicatiegegevens de wederpartij gebruikte in zijn communicatie (mail/telefoon), dan wel in zijn verkoopgegevens;
- hoe en wanneer, op verzoek van de wederpartij, de betaling heeft plaatsgevonden;
Wederpartij voornaam: [alias]
Wederpartij tussenvoegsel: [alias]
Wederpartij achternaam: [alias]
Wederpartij e-mailadres: [e-mailadres]
Wederpartij mobiel telefoonnummer: [telefoonnummer]
Handelssite conflict: marktplaats .nl
Advertentietitel conflict: stelconplaten
Datum betaling conflict: 1-10-2015
Conflict bankrekeningnummer wederpartij: [rekeningnummer]
Conflict naam rekeninghouder wederpartij: [rekeninghouder]
Omschrijving conflict: Stelconplaten gekocht 50 stuks voor € 1.875,50, moest eerst betaald worden ivm geen controle van gegevens van ons via kvk, platen tot 3x toe niet geleverd en deze man voelde zich daar schuldig over want zijn baas wil eerst geld omdat hij te vaak was besodemietert, de man stelde ons voor om 75 platen te krijgen voor € 2.500,-. Maar er moest eerst geld overgemaakt worden, dus gelijk geld overgemaakt, bleek een verkeerd rekeningnummer, maar de platen zouden nu geleverd worden als we een spoed overboeking zouden doen met de helft van het totaalbedrag naar een ander rekeningnummer, want ze waren van bank gewisseld, dus een overboeking gedaan van € 1.250,-. Dezelfde dag geen platen, dag later hadden ze onze betaling niet binnen dus daarom geen platen, weer een overboeking gedaan van de zakelijke rekening met spoed en zouden de platen echt geleverd worden want ze werden op dat moment al geladen door de transporteur. We hebben voor alsnog geen stelconplaten. Er is dus van 2 rekeningen geld overgeboekt naar deze man. Het andere rekeningnummer is [rekeningnummer] . We hebben de volgende telefoonnummers van deze personen. [alias] [telefoonnummer] , [naam bedrijf] [telefoonnummer] , [naam bedrijf] [telefoonnummer] [naam bedrijf] [telefoonnummer] .
86.
De geschriften, te weten een transactieoverzicht, behorende bij de aangifte van [slachtoffer 21] (opgenomen als bewijsmiddel 85), d.d. 30 september 2015, van [rekeningnummer] op naam van [rekeninghouder] , inhoudende een overboeking op 30 september van € 1.250,00 naar [rekeningnummer] t.n.v. [rekeninghouder] , p. 1379 en een rekeningafschrift, behorende bij de vordering tot schadevergoeding van de aangever als benadeelde partij, van rekeningnummer op naam van [rekeninghouder] , inhoudende een overboeking op 25 september van € 1.875,00 naar [rekeningnummer] t.n.v. [rekeninghouder] .
Zaakdossier 22:
87.
Een proces-verbaal van aangifte, d.d. 23 november 2015, p. 1382 t/m 1384, voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 12] :
Op 12 oktober 2015 is door mij de middels internet gedane aangifte verwerkt tot een proces-verbaal. De aangever gaf op te zijn: [slachtoffer 22] , wonende te Clinge, gemeente Hulst. Hij deed aangifte en verklaarde het volgende:
“Ik doe aangifte van oplichting. Hieronder volgen enkele gegevens over:
- de manier waarop ik in contact ben gekomen met de wederpartij;
- welke naam-, adres- en woonplaatsgegevens of andere relevantie communicatiegegevens de wederpartij gebruikte in zijn communicatie (mail/telefoon), dan wel in zijn verkoopgegevens;
- hoe en wanneer, op verzoek van de wederpartij, de betaling heeft plaatsgevonden;
Wederpartij voornaam: [verdachte]
Wederpartij tussenvoegsel: [verdachte]
Wederpartij achternaam: [verdachte]
Wederpartij e-mailadres: [e-mailadres]
Wederpartij mobiel telefoonnummer: [telefoonnummer]
Handelssite conflict: marktplaats .nl
Advertentietitel conflict: stelconplaten
Datum betaling conflict: 5-10-2015 (het hof begrijpt: 6 oktober 2015)
Conflict aankoopbedrag: € 4.235,-
Conflict bankrekeningnummer wederpartij: [rekeningnummer]
Conflict naam rekeninghouder wederpartij: [rekeninghouder]
Omschrijving conflict: Op zondag 4 oktober zag ik een advertentie op marktplaats van stelconplaten en reageerde daarop via de mail. Maandagochtend werd ik gebeld door ene [alias] . Hij bood zijn platen aan voor een interessante prijs en we kwamen tot een akkoord. De platen zouden worden geleverd en ik moest ze binnen 14 dagen betalen. Echter 7 telefoongesprekken verder kwam het erop neer dat ik vooraf moest betalen i.v.m. de verzekering van de transporteur. De platen werden dan dezelfde dag nog geleverd beloofde hij. Ik heb nog steeds geen platen gezien en de oplichter lijkt van de aardbodem te zijn verdwenen.
88.
Een proces-verbaal van verhoor aangever, d.d. 2 februari 2016, p. 1386-1387, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer 22] :
Vorig jaar op 4 oktober 2015 zag ik een advertentie op Marktplaats waarin stelconplaten te koop werden aangeboden. De prijs was € 33,- per plaat. Omdat we voor ons bedrijf stelconplaten nodig hadden, heb ik gereageerd op die advertentie. De maandagmorgen erna, 5 oktober 2015, werd ik opgebeld door een persoon die zich [alias] noemde. Deze persoon kwam erg sympathiek over aan de telefoon en klonk erg serieus. We spraken vervolgens over de stelconplaten. Ik had ook hoekelementen nodig en die had hij ook. We kwamen overeen dat ik een hoeveelheid platen en hoekelementen zou afnemen. We spraken een prijs af, te weten € 4.235,-. De platen zouden worden geleverd en na levering zou ik binnen 14 dagen betalen. Ik heb die maandag een aantal keren telefonisch contact gehad met [alias] . Op een gegeven moment werd er afgesproken dat de platen de dag erna, dinsdag 6 oktober dus, zouden worden afgeleverd bij mij. Ik zou dan betalen bij de levering. Hierna belde [alias] weer terug naar mij en vroeg hij of ik een aanbetaling wilde doen. Dit vroeg hij omdat de transporteur zekerheid wilde hebben over de betaling van het transport. Ik voelde hier niets voor en wilde eigenlijk gewoon contant betalen bij levering. Hierna belde [alias] mij weer op en vertelde hij dat de transporteur net bij hem was en al bezig was om de platen op te laden bij hem. Als ik onmiddellijk een spoedbetaling zou doen via de bank dan zou de transporteur de platen nog diezelfde maandag bij mij afleveren. Ook vroeg [alias] of ik mijn gegevens, zoals het adres waar de platen geleverd moesten worden en mijn gegevens van de Kamer van Koophandel, aan hem wilde mailen. Ik moest deze gegevens mailen naar het adres: [e-mailadres] . Ik heb dit gedaan. Omdat we die platen feitelijk snel nodig hadden en hij erg serieus en sympathiek over kwam, heb ik toen direct het geld middels een spoedbetaling overgemaakt. [alias] had mij verteld naar welk rekeningnummer ik het geld moest overmaken, namelijk naar het nummer [rekeningnummer] op naam van ene [naam katvanger 7] . Kort hierna belde [alias] mij weer op en vroeg hij of de betaling al gedaan was. Ik zei hem dat ik het geld had overgemaakt. Hierna bleef het stil. Ik heb nooit stelconplaten ontvangen. Ik heb later nog een aantal maal geprobeerd om telefonisch contact te krijgen met [alias] op zijn gsm nummer [telefoonnummer] . Hierna zag ik op televisie bij de Tros een uitzending over oplichters. In dit programma ging het over de oplichter [verdachte] (het hof begrijpt: [verdachte] ). In die uitzending kwam [verdachte] wel in beeld en werd er met hem gesproken. De stem van [verdachte] kwam exact overeen met de stem van [alias] . In deze uitzending ging het ook over de oplichtingstruc met stelconplaten. De methode die ze lieten zien kwam exact overeen met de methode die [alias] toepaste bij mij.
89.
Een geschrift, te weten een transactieoverzicht, behorende bij de aangifte van [slachtoffer 22] (opgenomen als bewijsmiddel 87) van [rekeningnummer] op naam van [rekeninghouder] , inhoudende een overboeking op 6 oktober 2015 van € 4.235,00 naar [rekeningnummer] t.n.v. [rekeninghouder] . 1385.
90.
Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 8 april 2016, p. 1388, voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 1]
Op 5 februari 2016 werd verdachte [verdachte] aangehouden. Bij zijn aanhouding was hij in het bezit van een gsm, merk Sony, type Experience. Deze werd inbeslaggenomen en uitgelezen. In de uitgelezen gsm stond onder andere een sms bericht met aangever [slachtoffer 22] .
Een kopie van de inhoud van het sms-bericht is als kopie aan het arrest gehecht (opgenomen als bijlage 25).
Zaakdossier 24:
91.
Een proces-verbaal van aangifte, d.d. 26 augustus 2015, p. 1402 t/m 1404, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 24] :
Ik ben namens de benadeelde gerechtigd tot het doen van aangifte. Bij dezen wens ik aangifte te doen van oplichting. Ik ben eigenaar van het bedrijf [slachtoffer 24] , gelegen te Roggel. In verband met verharding van het buitenterrein had ik stelconplaten/betonplaten nodig. Op een gegeven moment zag ik op Marktplaats een advertentie staan van deze platen. Via Marktplaats heb ik hierop gereageerd. Ik werd korte tijd later teruggebeld. Degene die belde stelde zich voor als [alias] . Met deze [alias] heb ik op een gegeven moment de afspraak gemaakt dat hij bij mijn bedrijf kwam kijken. Hij had namelijk in het telefoongesprek aangegeven dat hij de platen kon leveren en transporteren maar tevens ook kon leggen. Op 11 augustus 2015 had ik met hem de afspraak gemaakt om naar mijn bedrijfspand te komen. Hij is toen ook gekomen en heb ik samen met hem bekeken waar de platen neergelegd dienden te worden. Uit zijn verhaal bleek dat hij verstand van zaken had. Hij kwam derhalve ook geloofwaardig over. Aan het eind van het gesprek gaf hij aan dat hij eerst zou gaan berekenen wat het zou moeten gaan kosten. Hij zou me hierover nog terug bellen. Diezelfde dag nog belde bij rond 18.00 uur. Met deze gsm belde hij mij ook de eerste keer. Het nummer van deze gsm is: [telefoonnummer] . Hij gaf in dit telefoongesprek aan dat het € 24.000,- zou gaan kosten, inclusief btw. Deze [alias] zei tegen mij dat hij de volgende dag, 12 augustus 2015, de platen al zou leveren. Tot dan toe werd er nog niet gesproken over een eventuele betaling. Op woensdag 12 augustus 2015 belde deze [alias] me op en gaf aan dat hij bij de kamer van de koophandel geen jaarverslagen kon inzien van mijn bedrijf. Hij kon volgens zijn zeggen niet zien of ik kredietwaardig genoeg was. Hij vroeg om een aanbetaling van € 10.000,- om de levering al te laten plaatsvinden van de platen. Hij gaf aan dat hij met de werkuitvoerder die woensdag nog aan zou komen. Na deze afspraak heb ik via de rekening van het bedrijf € 10.000,- overgemaakt op [rekeningnummer] (het hof begrijpt: [rekeningnummer] ) ten name van [rekeninghouder] . Op 10 augustus 2015 heb ik via de mail nog contact gehad met deze [alias] . Ik vroeg in deze mail of er iets van de prijs af kon. Als reactie ontving ik een mail terug met als inhoud dat hier de volgende dag over gesproken zou worden als hij zou aankomen in Roggel. Op 10 augustus 2015 ontving ik via een sms het navolgende bericht: “We hebben uw adres en losadres ontvangen van onze opdrachtgever [alias] voor de levering van in totaal 580 stuks stelconplaten 14 centimeter dik en 35 originele halve stelconplaten 14 centimeter dik. [bedrijfsadres aangever] ”. Volgens planning en volgens akkoord van opdrachtgever om te laden en lossen komen wij woensdag 12 augustus 2015 zo’n tien vrachten brengen. 500 stuks restant op donderdag. Graag wel iemand aanwezig bij de eerst vracht van lossen. Zo rond 08.00 uur woensdag. Morgen krijgt u de definitieve planning na akkoord. Met vriendelijke groet [naam transporteur] . GSM nummer [telefoonnummer] .
Na dit sms-bericht heb ik nog enkele malen bericht ontvangen dat de levering op een later tijdstip zou plaatsvinden. Voor de sms-berichten kreeg ik een telefoontje van [alias] met een of ander verhaal dat de levering op dit moment niet kon plaatsvinden en op een later tijdstip zou gaan gebeuren.
Vanaf woensdag 12 augustus 2015 tot 19 augustus 2015 heb ik die [alias] verschillende malen getracht telefonisch contact te krijgen. Dit is niet gelukt. Ik heb hierna verschillende berichten verzonden en ook weer ontvangen. In eerste instantie geeft hij aan dat hij nog terug zal bellen en dat hij de betaling zal terug storten. In een ander bericht geeft hij aan dat het geld inmiddels is teruggestort. Dit is echter niet het geval. Ik heb tot op heden geen platen ontvangen en mijn geld niet terug.
92.
Een geschrift, te weten een transactieoverzicht, behorende bij de aangifte van [slachtoffer 24] (opgenomen als bewijsmiddel 91) van rekeningnummer [rekeningnummer] op naam van [rekeninghouder] , inhoudende een overboeking op 12 augustus 2015 van
€ 10.000,00 naar [rekeningnummer] t.n.v. [rekeninghouder] , betreffende een spoedopdracht, aanbetaling, p. 1405.
93.
Een geschrift, te weten een advertentie op marktplaats , behorende bij de aangifte van [slachtoffer 24] (opgenomen als bewijsmiddel 91), d.d. 26 juli 2015, inhoudende een advertentie ten aanzien van stelconplaten, p. 1406-1407.
94.
De schriftelijke bescheiden, waarvan kopieën aan het arrest zijn gehecht (opgenomen als bijlage 26), te weten e-mailberichten behorende bij de aangifte van [slachtoffer 24] (opgenomen als bewijsmiddel 91), p. 1408-1409.
Zaakdossier 25:
95.
Een proces-verbaal van aangifte, d.d. 23 november 2015, p. 1414 t/m 1416, voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 13] :
Op 24 augustus 2015 is door mij de middels internet gedane aangifte verwerkt tot een proces-verbaal. De aangever gaf op te zijn: [slachtoffer 25] . Hij deed aangifte en verklaarde het volgende:
“Ik doe aangifte van oplichting. Hieronder volgen enkele gegevens over:
- de manier waarop ik in contact ben gekomen met de wederpartij;
- welke naam-, adres- en woonplaatsgegevens of andere relevantie communicatiegegevens de wederpartij gebruikte in zijn communicatie (mail/telefoon), dan wel in zijn verkoopgegevens;
- hoe en wanneer, op verzoek van de wederpartij, de betaling heeft plaatsgevonden;
Wederpartij achternaam: [alias]
Wederpartij e-mailadres: [e-mailadres]
Wederpartij telefoonnummer: [telefoonnummer]
Wederpartij mobiel telefoonnummer: [telefoonnummer]
Handelssite conflict: marktplaats .nl
Advertentietitel conflict: waaltjes
Datum betaling conflict: 20-8-2015
Conflict aankoopbedrag: € 875,-
Conflict bankrekeningnummer wederpartij: [rekeningnummer]
Conflict naam rekeninghouder wederpartij: [rekeninghouder]
Omschrijving conflict: Via de advertentie heb ik gevraagd of deze man contact met mij wilde opnemen omdat ik 85 m. waaltjes wilde overnemen. Hij belde mij en gaf aan dat dit bezorgd kon worden, maar dat ze dan eerst mijn Kamer van Koophandel gegevens wilden om mijn betrouwbaarheid te checken. Later belde hij terug en gaf aan dat het lastig was om dit te checken, omdat ik een zelfstandige ben en geen BV heb. Hij gaf aan dat hij verwachtte dat het de volgende dag zou lukken om dit verder te checken. De volgende dag belde hij terug en gaf aan dat het lastig bleef vanwege de onzekerheid of ik wel zou betalen na levering. Pinnen bij levering was niet mogelijk. De man sprak in vaktaal over de klinkers en zei in de buurt bij mij gewerkt te hebben. Ondertussen kreeg ik al een sms van het tweede 06-nummer. Dit was van het transport. Hij gaf aan dat hij opdracht had gekregen om bij mij klinkers te bezorgen. Toen de man waar ik steeds contact mee had ( [naam katvanger 7] ) weer belde, gaf hij aan dat de stenen voor mij klaar stonden, maar dat er een aanbetaling nodig was van € 875,-. Ik vroeg of ik zijn bedrijfsgegevens mocht hebben. Hij noemde toen: [alias] , [adres bedrijf] . Hij zei dat als ik het geld overmaakte de stenen dezelfde dag tussen 17.00 en 18.30 bezorgd zouden worden. Ik had voldoende vertrouwen en heb het geld, € 875,-, overgeboekt. De steentjes zijn niet geleverd en de telefoonnummers niet meer bereikbaar.
96.
Een geschrift, te weten een rekeningafschrift, behorende bij de aangifte van [slachtoffer 25] (opgenomen als bewijsmiddel 95), d.d. 25 augustus 2015, van [rekeningnummer] op naam van [rekeninghouder] , inhoudende een overboeking op 20 augustus van € 875,00 naar [rekeningnummer] t.n.v. [rekeninghouder] , betreffende een eerste aanbetaling, p. 1417.
97.
De schriftelijke bescheiden, waarvan kopieën aan het arrest zijn gehecht (opgenomen als bijlage 27), te weten sms-berichten behorende bij de aangifte van [slachtoffer 25] (opgenomen als bewijsmiddel 95), p. 1418-1419.
Zaakdossier 26:
98.
Een proces-verbaal van aangifte, d.d. 23 november 2015, p. 1421 t/m 1423, voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 14] :
Op 24 augustus 2015 is door mij de middels internet gedane aangifte verwerkt tot een proces-verbaal. De aangever gaf op te zijn: [slachtoffer 26] . Hij deed aangifte en verklaarde het volgende:
“Ik doe aangifte van oplichting. Hieronder volgen enkele gegevens over:
- de manier waarop ik in contact ben gekomen met de wederpartij;
- welke naam-, adres- en woonplaatsgegevens of andere relevantie communicatiegegevens de wederpartij gebruikte in zijn communicatie (mail/telefoon), dan wel in zijn verkoopgegevens;
- hoe en wanneer, op verzoek van de wederpartij, de betaling heeft plaatsgevonden;
Wederpartij voornamen: [naam medeverdachte]
Wederpartij achternaam: [naam medeverdachte]
Wederpartij e-mailadres: [e-mailadres]
Wederpartij telefoonnummer: [telefoonnummer]
Wederpartij mobiel telefoonnummer: [telefoonnummer]
Handelssite conflict: marktplaats .nl
Advertentietitel conflict: stelconplaten
Datum betaling conflict: 23-9-2015
Conflict aankoopbedrag: € 14.160,75 (het hof begrijpt: € 5.000,- als aanbetaling)
Conflict bankrekeningnummer wederpartij: [rekeningnummer]
Conflict naam rekeninghouder wederpartij: [rekeninghouder]
Omschrijving conflict: 23 sept. 350 stelconplaten gekocht en afgesproken per sms dat deze dezelfde avond geleverd zouden worden. Na verkrijgen van factuur met daarop btw nummer KVK nummer en rekeningnummer alles gecheckt bij FU/K en aansluitend € 5.000.- overgemaakt op bovenstaande rekening. Aangezien er halverwege de middag nog een chauffeur belde over de levering en ik een goed contact had gehad met de verkoper, heb ik geen enkele argwaan gehad. Duidelijk afgesproken per telefoon en per sms dat de stelconplaten nog dezelfde dag geleverd zouden worden. Vandaag beide telefoonnummers niet weer bereikbaar en op mail of sms
wordt niet gereageerd.
99.
Een geschrift, te weten een rekeningoverzicht, behorende bij de aangifte van [slachtoffer 26] (opgenomen als bewijsmiddel 98) van [rekeningnummer] op naam van [rekeninghouder] , inhoudende een overboeking op 23 september 2015 van € 5.000,00 naar [rekeningnummer] t.n.v. [naam bedrijf] , betreffende eerste aanbetaling, p. 1424.
100.
Een geschrift, te weten een factuur t.a.v. [bedrijfsnaam aangever] van [naam bedrijf] , behorende bij de aangifte van [slachtoffer 26] (opgenomen als bewijsmiddel 98), d.d. 23 september 2015, inhoudende een factuurtotaalbedrag van € 14.610,75 voor 350 stelconplaten.
Zaakdossier 27:
101.
Een proces-verbaal van aangifte, d.d. 23 november 2015, p. 1427 t/m 1429, voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 12] :
Op 15 september 2015 is door mij de middels internet gedane aangifte verwerkt tot een proces-verbaal. De aangever gaf op te zijn: [slachtoffer 27] , wonende te Nieuwkoop. Hij deed aangifte en verklaarde het volgende:
“Ik doe aangifte van oplichting. Hieronder volgen enkele gegevens over:
- de manier waarop ik in contact ben gekomen met de wederpartij;
- welke naam-, adres- en woonplaatsgegevens of andere relevantie communicatiegegevens de wederpartij gebruikte in zijn communicatie (mail/telefoon), dan wel in zijn verkoopgegevens;
- hoe en wanneer, op verzoek van de wederpartij, de betaling heeft plaatsgevonden;
Wederpartij voornamen: [naam medeverdachte]
Wederpartij achternaam: [naam medeverdachte]
Wederpartij e-mailadres: [e-mailadres]
Wederpartij telefoonnummer: [telefoonnummer]
Wederpartij mobiel telefoonnummer: [telefoonnummer]
Handelssite conflict: marktplaats .nl
Advertentietitel conflict: stelconplaten
Datum betaling conflict: 9-9-2015 (het hof begrijpt: 10 september 2015)
Conflict aankoopbedrag: € 4.688,75
Conflict bankrekeningnummer wederpartij: [rekeningnummer]
Conflict naam rekeninghouder wederpartij: [naam bedrijf]
Omschrijving conflict: 125 platen besteld. Moesten vooraf betaald worden en zouden de dag erna geleverd worden. Er zijn nu twee dagen met allerlei verzinsels voorbij. Gisteren werd een sms gestuurd “ze zijn er binnen een half uur”. Maar ze zijn er nog niet. De eigenaar is niet bereikbaar.
102.
Een geschrift, te weten een rekeningafschrift, behorende bij de aangifte van [slachtoffer 27] (opgenomen als bewijsmiddel 101), van [rekeningnummer] op naam van [rekeninghouder] , inhoudende een overboeking op 10 september van € 4.688,75 naar [rekeningnummer] t.n.v. [naam bedrijf] , betreffende 125 stelconplaten, p. 1430.
103.
Een geschrift, te weten een factuur t.a.v. [bedrijfsnaam aangever] van [naam bedrijf] , behorende bij de aangifte van [slachtoffer 27] (opgenomen als bewijsmiddel 101), d.d. 9 september 2015, p. 1431, inhoudende een factuurtotaalbedrag van € 4.688,75 voor 125 stelconplaten.
104.
De schriftelijke bescheiden, waarvan kopieën aan het arrest zijn gehecht (opgenomen als bijlage 28), te weten sms-berichten behorende bij de aangifte van [slachtoffer 27] (opgenomen als bewijsmiddel 101), p. 1434 t/m 1448.
105.
Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 9 april 2016, p. 1449, voor zover inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Op 5 februari 2016 werd verdachte [verdachte] aangehouden. Bij zijn aanhouding was hij in het bezit van een gsm, merk Sony, type Experience. Deze werd inbeslaggenomen en uitgelezen. In de uitgelezen gsm stonden onder andere sms-berichten over aangever [slachtoffer 27] .
Een kopie van de inhoud van het sms-bericht is als kopie aan het arrest gehecht (opgenomen als bijlage 29).
Zaakdossier 28:
106.
Een proces-verbaal van aangifte, d.d. 23 november 2015, p. 1453 t/m 1455, voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 15] :
Op 8 september 2015 is door mij de middels internet gedane aangifte verwerkt tot een proces-verbaal. De aangever gaf op te zijn: [slachtoffer 28] , wonende te Zevenbergen, gemeente Moerdijk, pleegdatum 4 september 2015. Zij deed aangifte en verklaarde het volgende:
“Ik doe aangifte van oplichting. Hieronder volgen enkele gegevens over:
- de manier waarop ik in contact ben gekomen met de wederpartij;
- welke naam-, adres- en woonplaatsgegevens of andere relevantie communicatiegegevens de wederpartij gebruikte in zijn communicatie (mail/telefoon), dan wel in zijn verkoopgegevens;
- hoe en wanneer, op verzoek van de wederpartij, de betaling heeft plaatsgevonden;
Wederpartij voornamen: [alias]
Wederpartij achternaam: [naam katvanger 7]
Wederpartij e-mailadres: [e-mailadres]
Wederpartij telefoonnummer: [telefoonnummer]
Wederpartij mobiel telefoonnummer: [telefoonnummer]
Handelssite conflict: marktplaats .nl
Advertentietitel conflict: stelconplaten
Conflict aankoopbedrag: € 1.875,50
Conflict bankrekeningnummer wederpartij: [rekeningnummer]
Conflict naam rekeninghouder wederpartij: [naam bedrijf]
Omschrijving conflict: Via Marktplaats 50 stelconplaten van 2x2 besteld bij de heer [naam katvanger 7] na telefonisch en email contact. Van tevoren betaald. Afspraken gemaakt over de bezorging, welke nooit heeft plaatsgevonden. Verschillende sms’jes en telefoontjes met dhr. [naam katvanger 7] gepleegd met telkens nieuwe smoesjes. Wordt nu niet meer op gereageerd. Ook contact gehad met de transporteur [naam transporteur] via sms, maar ook deze reageert niet meer op bellen en sms’en. Het telefoonnummer van [naam transporteur] (transporteur) is [telefoonnummer] .
107.
Een geschrift, te weten een factuur t.a.v. [bedrijfsnaam aangever] van [naam bedrijf] , behorende bij de aangifte van [slachtoffer 28] (opgenomen als bewijsmiddel 106), d.d. 2 september 2015, p. 1458, inhoudende een factuurtotaalbedrag van € 1.875,50 voor 50 stelconplaten.
Zaakdossier 29:
108.
Een proces-verbaal van aangifte, d.d. 23 november 2015, p. 1460 t/m 1462, voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 16] :
Op 7 september 2015 is door mij de middels internet gedane aangifte verwerkt tot een proces-verbaal. De aangever gaf op te zijn: [slachtoffer 29] . Hij deed aangifte en verklaarde het volgende:
“Ik doe aangifte van oplichting. Hieronder volgen enkele gegevens over:
- de manier waarop ik in contact ben gekomen met de wederpartij;
- welke naam-, adres- en woonplaatsgegevens of andere relevantie communicatiegegevens de wederpartij gebruikte in zijn communicatie (mail/telefoon), dan wel in zijn verkoopgegevens;
- hoe en wanneer, op verzoek van de wederpartij, de betaling heeft plaatsgevonden;
Wederpartij achternaam: [naam bedrijf]
Wederpartij e-mailadres: [e-mailadres]
Wederpartij telefoonnummer: [telefoonnummer]
Wederpartij mobiel telefoonnummer: [telefoonnummer]
Handelssite conflict: marktplaats .nl
Advertentietitel conflict: stelconplaten
Conflict datum betaling: 27-8-2015
Conflict aankoopbedrag: € 1.905,75
Conflict bankrekeningnummer wederpartij: [rekeningnummer]
Conflict naam rekeninghouder wederpartij: [naam bedrijf]
Omschrijving conflict: 26 augustus 2015 hebben we aan de hand van de geplaatste advertentie op marktplaats 100 stelconplaten van 200x200x14 en 10 stelconplaten van 100x200x14 gekocht. Deze zouden 28 augustus 2015 geleverd worden. Op 27 augustus 2015 hebben we een aanbetaling gedaan conform de op 27 augustus 2015 ontvangen factuur ad. € 1.905,75. 28 augustus 2015 kregen we een sms-bericht dat de levering was verplaatst naar maandag 31 augustus 2015. Maandag was levering niet mogelijk vanwege wateroverlast. Levering zou 2 september plaatsvinden. Vandaag kregen we echter niemand meer aan de telefoon en heeft er ook geen levering plaatsgevonden. De volgende telefoonnummers hebben wij van de tegenpartij: [telefoonnummer] ;
[telefoonnummer] [alias] en [telefoonnummer] [naam transporteur] .
109.
Een geschrift, te weten een rekeningafschrift, behorende bij de aangifte van [slachtoffer 29] (opgenomen als bewijsmiddel 108) van [rekeningnummer] op naam van [rekeninghouder] , inhoudende een overboeking op 27 augustus 2015 van
€ 1.905,75 naar [rekeningnummer] t.n.v. [naam bedrijf] , p. 1463.
110.
Een geschrift, te weten een factuur t.a.v. [bedrijfsnaam aangever] van [naam bedrijf] , behorende bij de aangifte van [slachtoffer 29] (opgenomen als bewijsmiddel 108), d.d. 27 augustus 2015, p. 1465, inhoudende een factuur totaalbedrag van € 3.811,50 stelconplaten.
111.
De schriftelijke bescheiden, waarvan kopieën aan het arrest zijn gehecht (opgenomen als bijlage 30), te weten sms-berichten behorende bij de aangifte van [slachtoffer 29] (opgenomen als bewijsmiddel 108), p. 1472 t/m 1480.
Zaakdossier 30:
112.
Een proces-verbaal van aangifte, d.d. 6 november 2015, p. 1481 t/m 1484, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer 30] :
Mijn naam is [slachtoffer 30] ik ben eigenaar van [bedrijfsnaam aangever] Enkele maanden geleden heb ik via de website www. marktplaats .nl een advertentie geplaatst. Hierin stond het volgende: “Gevraagd Betonplaten stelconplaten voor
erfverharding”. Er werd telefonisch contact met mij opgenomen door het volgende telefoonnummer: [telefoonnummer] . De man stelde zich voor als [alias] . Hij vertelde dat bij een bouwbedrijf had gespecialiseerd in betonplaten en dat hij mij wel verder kon helpen aan de betonplaten waar naar ik op zoek was. In eerste instantie ben ik er niet uitgekomen met [alias] . Op 2-11-2015 kreeg ik wederom een telefoontje van [alias] . Hij vertelde dat hij in Oostrum een klus had en dat ze daar een partij van ongeveer 1200 vierkante meter aan betonplaten hadden. Hij kon mij deze partij voor een mooie prijs aanbieden vanwege de afstand. Anders zou hij deze partij zelf moeten transporteren naar een bedrijf ergens achter Utrecht. We hebben toen een afspraak gemaakt om bij mij op de zaak de deal te sluiten, hij zou langskomen. Op 5-11-2015 kwam [alias] volgens afspraak naar mijn bedrijf in Ysselsteyn om de situatie te bekijken en om de offerte te maken van de partij betonplaten. [alias] vertelde mij toen dat hij mij via zijn collega had nagetrokken. Hij vertelde dat ik niet kredietwaardig was, gezien het feit dat ik de jaarstukken van 2014 nog niet had opgeleverd. Doordat hij dit tegen mij zei, dacht ik dat het [alias] erg betrouwbaar was en dat ik de deal veilig met hem kon sluiten over de betonplaten en over de aanbetaling. [alias] vroeg een aanbetaling van € 4.500,- inclusief btw voor een partij van 1200 vierkante meter betonplaten. Hij zou de platen dan vrijdag 6-11-2015 afleveren bij mijn bedrijf in Ysselsteyn. Ik heb toen mijn werknemer de opdracht gegeven de € 4.500,00 over te boeken naar rekeningnummer: [rekeningnummer] ten name van [rekeninghouder] . Tijdens deze overboeking vroeg [alias] aan mij of we er een spoedoverboeking van konden maken. Ik vroeg hem waarom, dat kost extra geld. Je staat er toch bij, dan kun je toch zien dat we het geld overmaken. Hierop vertelde [alias] dat dit maar € 5,00 koste. Ik dacht laten we niet moeilijk doen en heb toen mijn medewerker gevraagd om er een spoedoverboeking van te maken. Mijn werknemer hoorde toen dat hij afscheid nam en de naam: “ [naam verdachte] ” uitsprak. Hierna is [alias] vertrokken in zijn auto. Mijn werknemer zei tegen mij, volgens mij ben je opgelicht. Toen ben ik met mijn werknemer naar binnen gegaan en hebben we de naam [naam verdachte] gegoogeld. Hieruit kwam naar voren dat [naam verdachte] een bekende oplichter was in betonplaten. Ik weet nu dat [alias] zijn valse naam is en dat hij eigenlijk [verdachte] heet.
Dinsdag 03-11-2015 om 17.00 ontving ik een email van [alias] .
Beste [bedrijfsnaam aangever] , Ik heb een vraag over “Gevraagd Betonplaten, stelconplaten voor erfverharding”. Geachte Heer, mevrouw. Naar aanleiding van u gevraagde stelconplaten in u advertentie.. Kunnen wij eventueel aan deze vraag voldoen? Op dit moment Komen 540 originele a KEUS stelconplaten met stalenomranding van 200x200x14 cm dik rechtstreeks vanaf 04 november vrij uit het werk. De platen zijn als nieuw.. Per volle vracht vragen wij € 32,- excl btw per plaat. Heeft u vragen of verdere interesse mail of bel mij [telefoonnummer] . MVG [naam bedrijf] telefoon: [telefoonnummer] .
113.
Een geschrift, te weten een advertentie op marktplaats , behorende bij de aangifte van [slachtoffer 30] (opgenomen als bewijsmiddel 112), d.d. 9 oktober 2015, inhoudende een advertentie ten aanzien van beton, stelconplaten voor erfverharding, p. 1487.
114.
Een geschrift, te weten een transactieoverzicht, behorende bij de aangifte van [slachtoffer 30] (opgenomen als bewijsmiddel 112) van [rekeningnummer] op naam [rekeninghouder] , inhoudende een overboeking op 5 november 2015 van
€ 4.500,00 naar [rekeningnummer] t.n.v. [rekeninghouder] , p. 1488.
115.
Een schriftelijk bescheid, waarvan een kopie aan het arrest is gehecht (opgenomen als bijlage 31), te weten een e-mailbericht behorende bij de aangifte van [slachtoffer 30] (opgenomen als bewijsmiddel 112), p. 1489.
116.
Een proces-verbaal, d.d. 27 november 2015, p. 1490 t/m 1492, voor zover inhoudende als verklaring van [zoon verdachte] :
Mijn vader heet [verdachte] , volgens mij is dit een afkorting van [verdachte] .
Nu ongeveer twee weken geleden, begin november 2015, zei mijn vader dat hij mij graag zakgeld wilde geven. Hij vroeg mij of ik mijn bankrekeningnummer door wilde geven zodat hij daar een keer in de maand € 150,- op kon storten.
Ik gaf hem aan dat ik graag een horloge wilde kopen. Hier had ik € 450,- voor nodig. Mijn vader zei mij dat hij dan gewoon drie maanden in een keer zou storten zodat ik dat horloge kon kopen. Dezelfde dag belde mijn vader mij, ik hoorde mijn vader zeggen dat hij een typefout had gemaakt, ik hoorde hem zeggen dat hij een nul teveel ingetypt had. Ik hoorde hem verder zeggen dat ik gewoon dat horloge moest gaan halen en de rest van het geld op moest nemen en dan aan hem terug geven, dan zou het goed komen. Ik heb bij de juwelier een horloge gekocht. Hierna ben ik naar de bank gegaan en wilde ik de rest van het geld opnemen zoals mijn vader mij gevraagd had. Bij de bank werd mij verteld dat mijn rekening geblokkeerd was. Ik kreeg te horen dat ik moest afwachten op een brief. Toen ik de brief kreeg van de bank wist ik dat mijn vader mij bedrogen had. Hij had geld afkomstig van oplichting naar mijn rekening laten overmaken. In de brief stond ook dat het geld van een [bedrijfsnaam aangever] afkomstig was. Mijn bankrekening nummer waar het over gaat is [rekeningnummer] .
Zaakdossier 34:
117.
Een proces-verbaal van aangifte, d.d. 23 november 2015, p. 1532 t/m 1534, voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 17] :
Op 25 september 2015 is door mij de middels internet gedane aangifte verwerkt tot een proces-verbaal. De aangever gaf op te zijn: [slachtoffer 34] . Hij deed aangifte en verklaarde het volgende:
“Ik doe aangifte van oplichting. Hieronder volgen enkele gegevens over:
- de manier waarop ik in contact ben gekomen met de wederpartij;
- welke naam-, adres- en woonplaatsgegevens of andere relevantie communicatiegegevens de wederpartij gebruikte in zijn communicatie (mail/telefoon), dan wel in zijn verkoopgegevens;
- hoe en wanneer, op verzoek van de wederpartij, de betaling heeft plaatsgevonden;
Wederpartij voornaam: [alias]
Wederpartij achternaam: [naam medeverdachte]
Wederpartij e-mailadres: [e-mailadres]
Wederpartij mobiel telefoonnummer: [telefoonnummer]
Handelssite conflict: marktplaats .nl
Advertentietitel conflict: keerwanden
Conflict datum betaling: 5-5-2015
Conflict aankoopbedrag: € 250,-
Conflict bankrekeningnummer wederpartij: [rekeningnummer]
Conflict naam rekeninghouder wederpartij: [naam bedrijf]
Omschrijving conflict: Ik heb via [alias] een aantal keerwanden gekocht en betaald. Na het bedrag te hebben overgemaakt aan [naam bedrijf] , [rekeningnummer] liet hij niets meer van zich horen.
118.
Een geschrift, te weten een transactieoverzicht, behorende bij de aangifte van [slachtoffer 34] (opgenomen als bewijsmiddel 117) van [rekeningnummer] op naam van [rekeninghouder] , inhoudende een overboeking op 5 mei 2015 van € 250,00 naar [rekeningnummer] t.n.v. [naam bedrijf] , p. 1535.
119.
Een geschrift, te weten een advertentie op marktplaats , behorende bij de aangifte van [slachtoffer 34] (opgenomen als bewijsmiddel 117), d.d. 29 april 2015, inhoudende een advertentie ten aanzien van keerwanden, p. 1536-1537.
120.
Een schriftelijk bescheid, waarvan een kopie aan het arrest is gehecht (opgenomen als bijlage 32), te weten sms-berichten behorende bij de aangifte van [slachtoffer 34] (opgenomen als bewijsmiddel 117), p. 1538.
Zaakdossier 35:
121.
Een proces-verbaal van aangifte, d.d. 29 december 2015, p. 1539 t/m 1541, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 35] , wonende te Nieuwerkerk:
Ik heb samen met mijn vader een akkerbouwbedrijf en heb voor mij zelf een bedrijf genaamd [bedrijfsnaam aangever] . Voor het bedrijf van mijn vader en mij zocht ik naar betonplaten. Ik vond op Speurders .nl een advertentie. Ik heb vervolgens een mail naar Speurders gedaan. Speurders heeft contact met de adverteerder gelegd en ik werd vervolgens gebeld door een man die zich voorstelde als [alias] . Ik werd gebeld door telefoonnummer [telefoonnummer] . Ik vroeg aan de man of ik de platen kon zien. Hij vertelde echter dat de platen in Hoogenveen lagen. Daar ik weinig tijd had, deed ik een ander voorstel. Ik stelde voor om de platen af te leveren en dan zou ik bij aflevering betalen. De man wilde echter zekerheid en vroeg of ik mijn gegevens op de mail wilde zetten zodat hij via acturadius bij de Kamer van Koophandel mij na kon trekken en of ik in staat was de platen te betalen. Ik moest mailen naar [e-mailadres] . In die mail ben ik akkoord gegaan met de prijs zijnde € 35,- per plaat. Totaal zou het bedrag komen op ruim € 12.000,-. Tussen 22 december 2015 en 28 december 2015 is er paar keer telefonisch contact geweest omtrent de levering van de platen. Op 24 december 2015 kreeg ik een mail van een transporteur zijnde [naam transporteur] . In die mail stond dat er op maandag 28 december 2015 geleverd zou worden. Het telefoonnummer van dat bedrijf was [telefoonnummer] . Daar ik geen contact met dat nummer kreeg heb ik telefonisch contact opgenomen met [alias] . Ik vroeg aan [alias] of die transporteur mij kon bellen. [alias] zei echter dat de eigenaar zelf ook op de vrachtauto zat en dus moeilijk bereikbaar was. Op 28 december 2015 werd ik gebeld door [alias] . [alias] vertelde dat op de factuur stond dat het om een maatschap [bedrijfsnaam aangever] ging en dat hij daarom niet kon natrekken of wij in staat waren om te betalen. Hij vroeg vervolgens of ik een voorschot kon storten. Hij vroeg eerst om € 8.000,- en zei dat ik nog wel wat extra platen zou krijgen. Ik heb toen gezegd dat ik dan wel
€ 10.000,- zou storten, Ik heb via mijn bank zijnde de Rabo via mijn [rekeningnummer] € 10.000,- gestort op [rekeningnummer] ten name van [rekeninghouder] . Op 28 december 2015 zou er vanaf 11.30 uur geleverd worden. Dit was de oorspronkelijke afspraak. Nadat ik had betaald had ik nog telefonisch contact met [alias] . Die vertelde dat het rond 12.30 uur zou worden omdat ik nu pas betaald had. Toen er niet geleverd werd heb ik om 13.30 uur een sms-bericht verzonden naar de transporteur [naam transporteur] . Ik kreeg een sms-bericht terug met daarin vermeld dat de levering vermoedelijk rond 15.00 uur zou plaatsvinden. Ik kreeg een bericht dat ze er over veertig minuten zouden zijn. Ik vertrouwde het zaakje toen niet meer en ben gaan zoeken op internet. Ik heb op de site opgelicht gekeken. Ik vond daar een opname van [verdachte] . Ik herkende direct zijn stem. De stem van de persoon die zich bij mij heeft voorgedaan als [alias] herkende ik bij de site opgelicht als de kennelijk bekende oplichter [verdachte] .
122.
Een geschrift, te weten een factuur t.a.v. [bedrijfsnaam aangever] van [naam bedrijf] , behorende bij de aangifte van [slachtoffer 35] (opgenomen als bewijsmiddel 121), d.d. 28 december 2015, p. 1546, inhoudende een factuurtotaalbedrag van € 12.281,50, betreffende 290 stelconplaten.
123.
Een geschrift, te weten een transactieoverzicht, behorende bij de aangifte van [slachtoffer 35] (opgenomen als bewijsmiddel 121), inhoudende een overboeking op 28 december 2015 van € 10.000,00 naar [rekeningnummer] t.n.v. [rekeninghouder] , p. 1547.
124.
De schriftelijke bescheiden, waarvan kopieën aan het arrest zijn gehecht (opgenomen als bijlage 33), te weten berichten behorende bij de aangifte van [slachtoffer 35] (opgenomen als bewijsmiddel 121), p. 1542 t/m 1545.
125.
Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 13 april 2016, p. 1549, voor zover inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Op 5 februari 2016 werd verdachte [verdachte] aangehouden. Bij zijn aanhouding was hij in het bezit van een gsm, merk Sony, type Experience. Deze werd inbeslaggenomen en uitgelezen. In de uitgelezen gsm stonden onder andere sms-berichten die gaan over aangever [slachtoffer 35] .
Een kopie van de inhoud van de sms-berichten zijn als kopie aan het arrest gehecht (opgenomen als bijlage 34).
Zaakdossier 37:
126.
Een proces-verbaal van aangifte, d.d. 30 december 2015, p. 1564 t/m 1566, voor zover inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer 37] :
Op 22 december 2015 omstreeks 17:00 uur bezocht ik op mijn computer de site van Speurders .nl. Ik zag daar een advertentie betreffende de aanbieding van een partij
stelconplaten tegen de prijs van € 38,- exclusief btw. Ik zag dat deze advertentie was ondertekend met de naam [alias] . Ik reageerde meteen op deze advertentie om aan te geven dat ik geïnteresseerd was. Op 23 december 2015 werd ik telefonisch benaderd door een man die zich uitgaf voor [alias] van de firma [naam bedrijf] te Schiedam. Deze [alias] verzocht mij via een e-mailbericht een bestelling te plaatsen en mijn bedrijfsgegevens bekend te maken. Ik verzond dit e-mailbericht naar: [e-mailadres] . Ik sprak tijdens dit telefoongesprek met [alias] af dat hij mijn bedrijfsgegevens zou verifiëren bij de Kamer van Koophandel en dat ik na de levering van de partij van 150 stuks stelconplaten onmiddellijk het totale bedrag zou betalen. Op donderdag 24 december 2015 omstreeks 14:17 uur ontving ik een sms-bericht van ene [naam transporteur] . Deze berichtte mij dat de lading stelconplaten zou worden geleverd op maandag 28 december 2015 tussen 13:00 uur en 18:30 uur op de locatie van mijn bedrijf: [bedrijfsadres aangever] . Op maandag 28 december 2015 omstreeks 10:00 uur had ik een telefoongesprek met de heer [alias] . Ik hoorde dat de heer [alias] mij vertelde dat hij mijn KvK gegevens had nagetrokken en dat hij gezien had dat mijn bedrijf een eenmanszaak betrof en dat dit inhield dat mijn kredietwaardigheid bij de KvK niet te controleren was. Ik hoorde dat de heer [alias] mij vertelde dat op dat moment de betonplaten geladen werden en dat hij mij verzocht om de helft van het totale bedrag aan hem over te maken. Ik verzocht tijdens dit gesprek de heer [alias] mij via e-mail een factuur toe te sturen. Omstreeks 11:00 uur ontving ik vanaf het e-mailadres [e-mailadres] een bericht met als bijlage de factuur. Ik zag dat op de factuur de volgende bedrijfsgegevens van de firma [naam bedrijf] vermeld waren:
- Het eerder genoemde e-mailadres
- Telefoonnummer: [telefoonnummer]
- Bankrekening: [rekeningnummer]
- KvK-nummer: [kvk-nummer]
Ik zag dat de factuur overeenkomstig mijn bestelling was en dat het totale bedrag
€ 6.352,50 was. Vervolgens maakte ik volgens afspraak een bedrag van € 3.200,00 over naar genoemde bankrekening. Omstreeks 15:45 uur waren nog steeds geen stelconplaten geleverd op de afgesproken locatie. Ik belde daarom naar het telefoonnummer van de firma [naam bedrijf] . Ik hoorde toen dat ik verbonden werd met een voicemail. Ik zond vervolgens een sms-bericht naar dit telefoonnummer met de vraag hoe laat de platen geleverd zouden worden. Ik ontving hierop in het geheel geen reactie meer.
127.
Een geschrift, te weten een advertentie op speurders .nl, behorende bij de aangifte van [slachtoffer 37] (opgenomen als bewijsmiddel 126) inhoudende een advertentie ten aanzien van stelconplaten, p. 1568.
128.
Een geschrift, te weten een factuur t.a.v. [bedrijfsnaam aangever] van [naam bedrijf] , behorende bij de aangifte van [slachtoffer 37] (opgenomen als bewijsmiddel 126), d.d. 28 december 2015, p. 1571, inhoudende een factuurtotaalbedrag van € 6.352,50, betreffende 150 stelconplaten.
129.
Een geschrift, te weten een transactieoverzicht, behorende bij de aangifte van [slachtoffer 37] (opgenomen als bewijsmiddel 126) van [rekeningnummer] op naam van [rekeninghouder] , inhoudende een overboeking op 28 december 2015 van € 3.200,00 naar [rekeningnummer] t.n.v. [naam bedrijf] , p. 1572.
130.
De schriftelijk bescheiden, waarvan kopieën aan het arrest zijn gehecht (opgenomen als bijlage 35), te weten e-mailberichten en sms-berichten behorende bij de aangifte van [slachtoffer 37] (opgenomen als bewijsmiddel 126), p. 1569 t/m 1570 en 1573 t/m 1576.
Zaakdossier 38:
131.
Een proces-verbaal van aangifte, d.d. 10 december 2015, p. 1583 t/m 1586, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 38] , wonende te Nieuwendijk (namens [bedrijfsnaam aangever] ):
Ik ben eigenaar van een [bedrijfsnaam aangever] , gevestigd aan de [bedrijfsadres aangever] . Ik was voor eigen gebruik op zoek naar stelconplaten. Via Marktplaats zag ik een advertentie waar deze betonplaten werden aangeboden.
De betonplaten werden aangeboden door [naam bedrijf] , gevestigd aan de [adres bedrijf] . De prijs voor de betonplaten was goed en ik heb op 7 december 2015 gebeld naar bovengenoemd bedrijf. Ik heb telefonisch contact gehad met dhr. [alias] onder telefoonnummer [telefoonnummer] . Ik vertelde hem dat ik 290 betonplaten wilde bestellen prijs per stuk € 34,-. [alias] vertelde mij dat hij mijn bedrijf na zou trekken in verband met de financiële dekking. Ik heb vervolgens de bedrijfsgegevens van mijn bedrijf door moeten geven aan [alias] , onder andere het kamer van Koophandel nummer en mijn btw-nummer. Op 8 december 2015 kreeg ik een bericht van [alias] dat hij mijn bedrijfsgegevens had doorgestuurd in verband met de financiële dekking en dat hij zodra dit in orde was mij bericht zou geven. Op 9 december werd ik gebeld door [alias] . [alias] vertelde mij dat er geen dekkingsgraad was en dat de order alleen nog doorgang kon hebben als er een aanbetaling van € 3.000,- werd gedaan. Het restant zou dan na de levering overgemaakt mogen worden. Het totale orderbedrag bedraagt € 12.136,30. Ik ben vervolgens akkoord gegaan met een aanbetaling van € 3000,-. Ik heb vervolgens aan mijn vrouw gevraagd of zij de aanbetaling van € 3.000,- over wilde maken naar [naam bedrijf] . Kennelijk is er een miscommunicatie geweest en heeft mijn vrouw op woensdag 9 december 2015 het totale orderbedrag van
€ 12.136,30 ineens overgemaakt naar [rekeningnummer] ten name van [naam bedrijf] . Het bedrag is afgeschreven van mijn zakelijke [rekeningnummer] rekening [rekeninghouder] Vervolgens was de afspraak dat de betonplaten met een aantal vrachtwagens in twee partijen en op twee verschillende dagen zouden worden geleverd bij mijn bedrijf. Ik heb in een sms-bericht het telefoonnummer van de transporteur ontvangen, [naam] , telefoonnummer [telefoonnummer] . Het zou transporteur [naam transporteur] uit Rotterdam moeten zijn. De transporteur zou een half uur voor levering telefonisch contact met mij opnemen. Dit zou op 9 december 2015 plaats hebben. Omstreeks 14.30 uur heb ik contact opgenomen met de transporteur waar hij blijft. Ik kreeg een bericht terug dat hij over een klein uurtje bij mij kon zijn omdat het erg druk was op de weg. Ik heb omstreeks 15.40 uur en omstreeks 16.00 uur wederom met de transporteur gebeld waar hij bleef met de betonplaten. Ik kreeg op bovengenoemd telefoonnummer van de transporteur geen gehoor meer. Ik ben vervolgens [alias] gaan bellen, ook op zijn mobiele telefoonnummer kreeg ik geen gehoor meer. Ik heb een factuur over de e-mail ontvangen van [naam bedrijf] .
132.
Een geschrift, te weten een transactieoverzicht, behorende bij de aangifte van [slachtoffer 38] (opgenomen als bewijsmiddel 131) van [rekeningnummer] op naam van [rekeninghouder] , inhoudende een overboeking op 9 december 2015 van € 12.136,30 naar [rekeningnummer] t.n.v. [naam bedrijf] , p. 1590.
133.
Een geschrift, te weten een factuur t.a.v. [bedrijfsnaam aangever] van [naam bedrijf] , behorende bij de aangifte van [slachtoffer 38] (opgenomen als bewijsmiddel 131), d.d. 8 december 2015, p. 1591, inhoudende een factuurtotaalbedrag van € 12.136,30, betreffende 295 stelconplaten.
134.
Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 14 april 2016, p. 1592, voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 18] :
Op 5 februari 2016 werd verdachte [verdachte] aangehouden. Bij zijn aanhouding was hij in het bezit van een gsm, merk Sony, type Experience. Deze werd inbeslaggenomen en uitgelezen. In de uitgelezen gsm stonden onder andere de hieronder vermelde sms berichten die betrekking hebben op aangever [slachtoffer 38] .
Een kopie van de inhoud van de sms-berichten zijn als kopie aan het arrest gehecht (opgenomen als bijlage 36).
Ten aanzien van de zaakdossiers 35, 37 en 38:
135.
Een proces-verbaal van aangifte, d.d. 4 januari 2016, p. 1552 t/m 1554, voor zover inhoudende de verklaring van [naam katvanger 1] :
Ik heb 2 betaalrekeningen bij de ABN AMRO bank, één is rekeningnummer [rekeningnummer] . Ook het rekeningnummer [rekeningnummer] loopt bij deze bank. Verder heb ik een betaalrekening bij de ING bank, rekeningnummer [rekeningnummer] . Begin december 2015 werd ik benaderd door een vriend die ik al wel 20 jaar ken, [naam medeverdachte] geheten. Hij belde mij op en vroeg of hij bij mij langs kon komen. Ik vond dat goed. Zijn telefoonnummer is [telefoonnummer] . Op 7 december 2015 kwam [naam medeverdachte] bij mij thuis. Hij zei dat hij bezig was met stelconplaten. Hij vertelde dat hij die leverde aan grote bedrijven. Hij zei toen tegen mij dat hij wat problemen met zijn rekening had en of ik er bezwaar tegen had of er een keer een betaling van hem op mijn rekening mocht. Ik zag daar geen problemen in en stemde toe. Hij zei dat er dan een bedrag op mijn rekening gestort zou worden en of ik die er dan af wilde halen en aan hem wilde overhandigen. Ik heb [naam medeverdachte] toen de rekeningnummers INGB [rekeningnummer] en ABNA [rekeningnummer] gegeven. Ik heb gezien dat op 9 december 2015 een bedrag van € 12.136,30 van: [rekeninghouder] en, omschrijving: Klantnr 3335 factnr: 22238 [rekeningnummer] op mijn ING rekening was gestort. [naam medeverdachte] belde mij die dag en zei dat het geld was gestort en of ik bij de ING bank te Spijkenisse Centrum wilde komen. Ik was daar tussen 12:45 en 13:00 uur, [naam medeverdachte] stond er al. Ik heb toen op [naam medeverdachte] verzoek € 10.000,- van de ING rekening gehaald en dat gehele bedrag binnen in de bank aan [naam medeverdachte] gegeven, ik zag dat hij het geld direct, in de bank, in zijn broekzak deed. [naam medeverdachte] vroeg toen of hij mijn pas mocht hebben om de rest van het bedrag eraf te halen. Ik heb dat gedaan. Ik gaf hem mijn pas en mijn pincode. Ik weet dat [naam medeverdachte] diezelfde dag bij de ING te Hoogvliet een bedrag van € 600,- en van € 100,- van mijn rekening heeft afgehaald. Na het kerstweekeinde van 2015, kwam [naam medeverdachte] weer ‘s avonds langs bij mij thuis. Hij wilde nu 2 bedragen, te weten € 3.200,- en € 10.000,- op mijn andere, de ABN AMRO, rekening storten. Ik vroeg hem waarom het op een andere rekening moest. Hij zei dat de bedrijven die het zouden storten ook een ABN AMRO rekening hadden en dat het dan sneller ging. Ik stemde in en op 28 december 2015 werden genoemde bedragen op mijn ABN AMRO rekening bijgeschreven. [naam medeverdachte] belde mij weer op en vroeg mij naar de ABN AMRO bank aan de Raadhuislaan te Spijkenisse te komen. Daar heb ik toen ruim € 10.000,- contant opgenomen en dit aan [naam medeverdachte] overhandigd die het direct in de bank in zijn broekzak stopte. Hij vroeg mij ook om € 3.000,-over te maken aan een transporteur, [naam transporteur] genaamd, diens rekeningnummer staat bij de transactie. [naam medeverdachte] is toen weggegaan met het geld. De dag daarna, 29 december 2015, wilde ik tanken. Ik merkte toen dat al mijn passen, de 2 ABN AMRO en de ING bank passen, geblokkeerd waren. Ik heb die dag de ABN AMRO en de ING bank gebeld en hoorde daar dat de banken met een fraude onderzoek bezig waren waarbij ik betrokken was en dat daarom mijn passen geblokkeerd waren. Ik heb van [naam medeverdachte] duidelijkheid geëist. Hij heeft daarna een soort schuldbekentenis geschreven, welke hij ondertekende. In deze schuldbekentenis noemt hij de naam [verdachte] als de man die de zaken heeft gedaan met de bedrijven welke betaald hebben.
136.
Een proces-verbaal van verhoor, d.d. 6 januari 2016, p. 1555-1556, voor zover inhoudende als verklaring van [naam katvanger 1] :
Ik heb aangifte gedaan op 4 januari 2016 bij u. Ik wil graag het volgende aanvullen. Het bedrag van € 3.200,- werd op mijn rekening gestort door [bedrijfsnaam aangever] , [rekeningnummer] . Het bedrag van € 10.000,- werd op mijn rekening gestort door [bedrijfsnaam aangever] , [rekeningnummer]
137.
Een geschrift, te weten een schuldbekentenis van [naam medeverdachte] , d.d. 4 januari 2016, inhoudende een bekentenis dat hij de geldbedragen van € 12.136,30, € 3.200,- en € 10.000,-, welke overgemaakt waren op de rekening van [naam katvanger 1] , contant heeft opgenomen van de rekening en aan verdachte heeft gegeven, p. 1557-1558.
Zaakdossier 40:
138.
Een proces-verbaal van aangifte, d.d. 2 juni 2015, p. 1621 t/m 1623, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer 40] :
Ik ben eigenaar van [bedrijfsnaam aangever] te Gieten. In week zes van 2015, het was op 3 of 4 februari, werd ik gebeld door een persoon, die zich kenbaar maakte met de naam [alias] . Ik hoorde hem zeggen dat hij een transporteur zocht voor een partij van ongeveer 300 tot 400 stelconplaten. Die platen zouden volgens die persoon, moeten worden vervoerd van Rotterdam naar Noord-Nederland. Ik hoorde hem vragen of ik die platen voor hem kon vervoeren. Twee dagen later werd ik weer door die persoon gebeld. Hij zei mij dat het transport voor die platen inmiddels geregeld was. Vervolgens hoorde ik hem zeggen dat hij nog ongeveer vijfhonderd stelconplaten had, welke hij wilde verkopen en of ik daar belangstelling voor had. Ik zei hem dat ik wel even kon rondkijken of iemand daarin geïnteresseerd was. Uiteindelijk werd ik gebeld door de eigenaar van het [naam bedrijf] . Hij gaf aan dat hij wel geïnteresseerd was in 450 stuks van de hiervoor bedoelde stelconplaten. Vervolgens heb ik telefonisch contact opgenomen met de hiervoor bedoelde [alias] . Ik hoorde hem zeggen, dat hij twijfelde, of hij de platen wel aan mij moest leveren. Ik hoorde hem zeggen:
- dat hij naar mijn kredietwaardigheid/betrouwbaarheid had geïnformeerd;
- dat hij van een medewerker van [naam bedrijf] had gehoord dat hij de lading stelconplaten niet kon verzekeren, aangezien mijn bedrijf niet bij hen stond geregistreerd;
- dat hij het daarom eigenlijk niet aandurfde om zonder enige garantie die platen aan mij te leveren.
Uiteindelijk hebben we afgesproken dat ik hem € 3.200,- vooruit zou betalen voor de eerste drie partijen stelconplaten. Het bedrag van € 3.200,- is op 13 februari 2015 van mijn [rekeningnummer] afgeschreven. Het hiervoor bedoelde bedrag is overgeschreven naar bankrekening [rekeningnummer] , dat toen op naam stond van [naam bedrijf] . Voordat ik de hiervoor bedoelde betaling had gedaan, heb ik op 11 februari 2015, eerst nog bij [naam bedrijf] uit Wageningen, het bedrijf dat de platen zou vervoeren, geïnformeerd of de factuur voor de transportkosten van de stelconplaten al was betaald. Ik hoorde een van de medewerkers van dat bedrijf zeggen, dat zij de volgende maandag, 16 februari 2015 dus, mochten rijden, dat de factuur voor de transportkosten van die platen dus wel betaald moest zijn. Vanwege het feit dat ik had gehoord dat de transportkosten betaald waren, twijfelde ik niet aan de betrouwbaarheid van de man, die zich aan mij had voorgesteld als [alias] . Op 23 februari 2015 waren er nog steeds geen stelconplaten afgeleverd. Ik heb op 1 maart 2015 een bericht gestuurd naar de hiervoor bedoelde [alias] , met de mededeling, dat er nog steeds geen stelconplaten waren afgeleverd. Daarop heeft die persoon mij verzekerd dat alles wel goed zou komen. Enkele weken later heb ik gebeld met personeel van [naam bedrijf] . Men weet daar absoluut niet wie [alias] is. Ik heb met de hiervoor beschreven [alias] via twee telefoonnummers contact gehad, te weten: [telefoonnummer] en [telefoonnummer] .
139.
Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 7 mei 2016, p. 1699-1700, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Op 5 februari 2016 werd verdachte [verdachte] aangehouden. Bij zijn aanhouding was bij in het bezit van een gsm, merk Sony, type Experience. Deze werd inbeslaggenomen en uitgelezen. In de uitgelezen gsm stonden onder andere berichten met aangever [slachtoffer 40] .
Een kopie van de inhoud van de sms-berichten zijn als kopie aan het arrest gehecht (opgenomen als bijlage 37).
Zaakdossier 41:
140.
Een proces-verbaal van aangifte, d.d. 15 januari 2015, p. 1703 t/m 1705, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer 41] :
Ik ben eigenaar van [bedrijfsnaam aangever] gevestigd te Bakel. Op 8 januari 2015 werd ik gebeld door [alias] met gsm-nummer [telefoonnummer] . Deze [alias] vroeg of ik interesse had in betonplaten, ik heb dit bevestigd en gevraagd wat de kosten waren, ik hoorde dat [alias] zei dat hij voor de betonplaten normaal € 35,- vroeg maar als ik de hele partij afnam, het ging over 400 betonplaten, kon ik ze kopen voor € 33,- per stuk. Ik wilde ze wel kopen voor de prijs van in totaal
€ 13.200,- exclusief btw. We hebben afgesproken dat ik een eerste partij zou betalen en ophalen op het adres [adres bedrijf] . De eerste partij zouden 100 betonplaten bevatten voor de som van € 3.990,-. [alias] wilde de € 3.990,- vooraf betaald hebben, dit is niet vreemd in de handel dat het product vooraf betaald wordt. Ik heb € 3.990,- overgemaakt op [rekeninghouder] [rekeningnummer] op 12 januari via een spoedopdracht. Op 12-1-2015 heb ik gezorgd dat er omstreeks 09.00 uur een vrachtwagen in Breukelen was. Op dat moment was er niemand volgens de chauffeur en is deze na een kwartier weer aangereden. De tweede vrachtwagen was er omstreeks 11.00 uur en ook deze chauffeur belde en zei dat er niemand was. Ik ben zelf met de personenauto naar Breukelen omstreeks 10.00 uur gereden om [alias] te ontmoeten. [alias] zou mij volgens afspraak een sleutel overhandigen zodat we de poort konden openen om het terrein op te kunnen waar de betonplaten lagen. Wij waren omstreeks 11.30 uur in Breukelen op het afgesproken terrein maar [alias] was nergens te bekennen. Ik heb op maandag meerdere malen telefonisch contact proberen te krijgen maar de gsm van [alias] werd niet meer opgenomen, wel stuurde bij een berichtje rond 12.30 uur waar in stond dat de auto’s rond 13.00 uur klaar moesten staan want dan was hij er ook. Ik heb die middag niets meer gehoord van [alias] en toen de vrachtwagen omstreeks 16.00 uur op het terrein aankwam was er niemand. Om 16.15 uur heb ik [alias] gebeld, ik hoorde dat hij zei dat hij het vandaag niet geregeld kon krijgen en dat hij de volgende dag om 08.00 uur er zou zijn en dat er geladen kon worden. Op dinsdag 13 januari rond 07.30 uur kreeg ik een berichtje op mijn gsm van [alias] dat het geld binnen was en dat hij het geld terug liet boeken omdat bij een uitvoerder van [naam bedrijf] gesproken had die aangaf dat de grond open lag voor de panden en dat er niet geladen kon worden. Toen de door mij ingehuurde chauffeur van [naam bedrijf] daar om 09.00 uur kon die ook weer onverrichter zake terug. Ik was zelf ook weer onderweg en kon ook weer terug naar huis. [alias] vroeg of er om 11.00 uur een vrachtwagen aanwezig kon zijn want hij zou ervoor zorgen dat er geladen kon worden. Ik heb wederom een vrachtwagen ernaar toe gestuurd en ook deze was voor niets op en neer gereden. [alias] belde wederom en ik hoorde dat hij zei dat er ‘s middags zeker geladen kon worden want hij had de uitvoerder van [naam bedrijf] gesproken en de grond zou dan weer dicht liggen. Die middag stonden er weer twee vrachtwagens die onverrichter zake terug konden. Dit herhaalde zich op woensdag en op donderdag, elke keer kreeg ik berichtjes op mijn GSM van [alias] dat hij er zou zijn, zodat ik kon laden, maar geen enkele keer was er iemand. Intussen was het geldbedrag van € 3.990,- ook niet teruggestort op mijn rekening wat wel zou moeten zijn volgens de door [alias] meerdere malen toezeggingen.
141.
Een geschrift, te weten een transactieoverzicht, behorende bij de aangifte van [slachtoffer 41] (opgenomen als bewijsmiddel 140) van [rekeningnummer] op naam van [rekeninghouder] , inhoudende een overboeking op 12 januari 2015 van € 3.993,00 (het hof begrijpt: € 3,00 meer vanwege de spoedopdracht) naar [rekeningnummer] t.n.v. [rekeninghouder] , p. 1706.
142.
De schriftelijk bescheiden, waarvan kopieën aan het arrest zijn gehecht (opgenomen als bijlage 38), te weten sms-berichten behorende bij de aangifte van [slachtoffer 41] (opgenomen als bewijsmiddel 140), p. 1711 t/m 1726.
Ten aanzien van zaakdossiers 40 en 41:
143.
Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 12 januari 2016, p. 1658, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Door mij werden de rekeningafschriften bekeken van het rekeningnummer [rekeningnummer] van [naam katvanger 8] . Op de rekeningafschriften zijn de volgende stortingen te zien in 2015 welke vermoedelijk gerelateerd zijn aan oplichtingszaken:
12-01: € 3993,- [rekeninghouder]
13-02: € 3200,- [rekeninghouder]
Op de rekeningafschriften zijn de volgende geldopnames te zien welke vermoedelijk verband houden met het geld wat van oplichtingzaken op de rekening is gestort:
12-01: € 3950,-
13-02: € 3150,-
Zaakdossier 43:
144.
Een proces-verbaal van aangifte, d.d. 12 januari 2016, p. 1733 t/m 1735, voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 12] :
Op 12 januari 2016 is door mij de middels internet gedane aangifte verwerkt tot een proces-verbaal. De aangever gaf op te zijn: [slachtoffer 43] , wonende de Noordgouwe, gemeente Schouwen-Duiveland. Hij deed aangifte en verklaarde het volgende:
“Ik doe aangifte van oplichting. Hieronder volgen enkele gegevens over:
- de manier waarop ik in contact ben gekomen met de wederpartij;
- welke naam-, adres- en woonplaatsgegevens of andere relevantie communicatiegegevens de wederpartij gebruikte in zijn communicatie (mail/telefoon), dan wel in zijn verkoopgegevens;
- hoe en wanneer, op verzoek van de wederpartij, de betaling heeft plaatsgevonden;
Wederpartij voornaam: [alias]
Wederpartij achternaam: [alias]
Wederpartij e-mailadres: [e-mailadres]
Wederpartij mobiele telefoonnummer: [telefoonnummer]
Handelssite conflict: marktplaats .nl
Datum betaling conflict: 3-12-2015
Conflict aankoopbedrag: € 2.057,-
Conflict bankrekeningnummer wederpartij: [rekeningnummer]
Conflict naam rekeninghouder wederpartij: [naam katvanger 5]
Omschrijving conflict: ik heb op 2 december 2015 via markplaats.nl stelconplaten gekocht van [naam katvanger 5] ter waarde van € 17.485,50. De volgende dag zouden de platen geleverd worden en er werd gevraagd om een voorschot van
€ 2.057,-. De levering van de platen heeft tot op heden nog niet plaatsgevonden en de heer [alias] is ook niet meer bereikbaar.
145.
Een proces-verbaal van verhoor getuige, d.d. 16 januari 2016, p. 1738-1739, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 43] :
Ik begrijp dat u mij aanvullend wilt horen over mijn aangifte ter zake internetoplichting. Op 2 december 2015 zag ik een advertentie op marktplaats staan. Daar werden 430 stelconplaten te koop aangeboden die op een tijdelijke stalplaats in Zeewolde lagen. Daar moesten ze met spoed weg. De aanbieder van de platen was bedrijf [naam katvanger 5] te Oisterwijk met als mobiel telefoonnummer [telefoonnummer] . Ik heb vervolgens dat nummer gebeld en toen kreeg ik [alias] aan de lijn. Afgelopen dinsdag heb ik naar het televisieprogramma Opgelicht gekeken en toen ik de stem van [verdachte] (het hof begrijpt: [verdachte] ) hoorde, herkende ik die gelijk als zijnde de stem van de man die zich [alias] noemde. Via hem kreeg ik ook het telefoonnummer van de chauffeur, [naam transporteur] , [telefoonnummer] . Ook met hem heb ik enkele malen contact gehad en ze zouden de volgende dag, 3 december, ’s middags de eerste vracht leveren. [alias] stelde mij voor dat ik € 6.000,- vooruit zou betalen. Hier ging ik niet mee akkoord. Ik stelde voor om twee vrachten vooruit te betalen. Derhalve kwamen we uit op € 2.057,-. ’s Morgens heb ik dat bedrag gestort op [rekeningnummer] (het hof begrijpt: [rekeningnummer]). Ook is er volop sms-verkeer tussen mij en [alias] en [naam transporteur] geweest. Het eerste contact op 3 december tussen [alias] en mij was dat er niet geleverd kon worden omdat het geld nog niet binnen was. Daarna hebben we veelvuldig ge-sms’t. Hij had allerlei smoesjes. Daarna werd er geen telefoon meer opgenomen.
146.
Een geschrift, te weten een transactieoverzicht, behorende bij de aangifte van [slachtoffer 43] (opgenomen als bewijsmiddel 144), d.d. 7 januari 2016, van [rekeningnummer] op naam van [rekeninghouder] , inhoudende een overboeking op 3 december van € 2.057,00 naar [rekeningnummer] t.n.v. [naam katvanger 5] . , p. 1737.
147.
Een geschrift, te weten een advertentie op marktplaats .nl, d.d. 6 december 2015, behorende bij de aangifte van [slachtoffer 43] (opgenomen als bewijsmiddel 144) inhoudende een advertentie ten aanzien van stelconplaten, p. 1740-1741.
148.
Een geschrift, te weten een factuur t.a.v. [bedrijfsnaam aangever] van [naam katvanger 5] , behorende bij de aangifte van [slachtoffer 43] (opgenomen als bewijsmiddel 144), d.d. 3 december 2015, p. 1744, inhoudende een factuurtotaalbedrag van € 17.484,50, betreffende 425 stelconplaten.
149.
Een geschrift, te weten een brief van [naam katvanger 5] , d.d. 7 januari 2016, p. 1750-1751 inhoudende dat [naam katvanger 5] op 3 december 2015 de aanbetaling van € 2.057,00 van [bedrijfsnaam aangever] heeft ontvangen en op 4 december 2015 een bedrag van € 1.700,00 aan leverancier [naam bedrijf] heeft overgeschreven met als bijlage de verstrekte gegevens van de leverancier, p. 1757, te weten een kopie van het rijbewijs van de verdachte en de gegevens: [naam bedrijf] , [adres bedrijf] , telefoon [telefoonnummer] , e-mail [e-mailadres] .
150.
De schriftelijk bescheiden, waarvan kopieën aan het arrest zijn gehecht (opgenomen als bijlage 39), te weten sms-berichten behorende bij de aangifte van [slachtoffer 43] (opgenomen als bewijsmiddel 144), p. 1746 t/m 1749.
151.
Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 13 april 2016, p. 1758-1759, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Op 5 februari 2016 werd verdachte [verdachte] aangehouden. Bij zijn aanhouding was hij in het bezit van een gsm, merk Sony, type Experience. Deze werd inbeslaggenomen en uitgelezen. In de gsm staat heer [slachtoffer 43] , [telefoonnummer] . Dit betreft het nummer van aangever [slachtoffer 43] . In de uitgelezen gsm stonden onder andere sms-berichten tussen aangever [slachtoffer 43] en [verdachte] .
Een kopie van de inhoud van de sms-berichten zijn als kopie aan het arrest gehecht (opgenomen als bijlage 40).
Zaakdossier 44:
152.
Een proces-verbaal van aangifte, d.d. 29 december 2015, p. 1763 t/m 1765, voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 12] :
Op 29 december 2015 is door mij de middels internet gedane aangifte verwerkt tot een proces-verbaal. De aangever gaf op te zijn: [slachtoffer 44] . Hij deed aangifte en verklaarde het volgende:
“Ik doe aangifte van oplichting. Hieronder volgen enkele gegevens over:
- de manier waarop ik in contact ben gekomen met de wederpartij;
- welke naam-, adres- en woonplaatsgegevens of andere relevantie communicatiegegevens de wederpartij gebruikte in zijn communicatie (mail/telefoon), dan wel in zijn verkoopgegevens;
- hoe en wanneer, op verzoek van de wederpartij, de betaling heeft plaatsgevonden;
Wederpartij achternaam: [alias]
Wederpartij e-mailadres: [e-mailadres]
Wederpartij telefoonnummer: [telefoonnummer]
Wederpartij mobiele telefoonnummer: [telefoonnummer]
Handelssite conflict: marktplaats .nl
Advertentietitel conflict: stelconplaten gebruikt
Datum betaling conflict: 24-11-2015
Conflict aankoopbedrag: € 2.796,- (het hof begrijpt: € 2.496,-)
Conflict bankrekeningnummer wederpartij: [rekeningnummer]
Conflict naam rekeninghouder wederpartij: [naam katvanger 5]
Omschrijving conflict: Dhr. [alias] bood 125 stuks gebruikte stelconplaten aan voor € 33,00 per stuk, wij moesten de helft aanbetalen. Tot op de dag van vandaag geen geld en geen stelconplaten gezien. Dhr. had steeds een andere smoes klaar. Dhr. nam tot vorige week wel zijn telefoon aan (ziekenhuisbezoek, vervoerder kan steeds niet enz.) nu inmiddels niet meer.
153.
Een geschrift, te weten een rekeningafschrift, behorende bij de aangifte van [slachtoffer 44] (opgenomen als bewijsmiddel 152), d.d. 30 november 2015, van [rekeningnummer] op naam van [rekeninghouder] , inhoudende een overboeking op 24 november van € 2.496,00 naar [rekeningnummer] t.n.v. [naam katvanger 5] , p. 1766.
154.
Een geschrift, te weten een brief van [naam katvanger 5] , d.d. 7 januari 2016, p. 1768 inhoudende dat [naam katvanger 5] de aanbetaling van € 2.496,- van [slachtoffer 44] heeft ontvangen en op 25 november 2015 een bedrag van € 1.750,- aan leverancier [naam bedrijf] heeft overgeschreven met als bijlage de verstrekte gegevens van de leverancier, p. 1757, te weten een kopie van het rijbewijs van de verdachte en de gegevens: [naam bedrijf] , [adres bedrijf] , telefoon [telefoonnummer] , e-mail [e-mailadres] .
Zaakdossier 45:
155.
Een proces-verbaal van aangifte, d.d. 11 januari 2016, p. 1776 t/m 1778, voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 9] :
Op 10 november 2015 is door mij de middels internet gedane aangifte verwerkt tot een proces-verbaal. De aangever gaf op te zijn: [slachtoffer 45] , wonende te Oudenhoorn, gemeente Nissewaard. Hij deed aangifte en verklaarde het volgende:
“Ik doe aangifte van oplichting. Hieronder volgen enkele gegevens over:
- de manier waarop ik in contact ben gekomen met de wederpartij;
- welke naam-, adres- en woonplaatsgegevens of andere relevantie communicatiegegevens de wederpartij gebruikte in zijn communicatie (mail/telefoon), dan wel in zijn verkoopgegevens;
- hoe en wanneer, op verzoek van de wederpartij, de betaling heeft plaatsgevonden;
Wederpartij voornaam: [alias]
Wederpartij e-mailadres: [e-mailadres]
Wederpartij mobiele telefoonnummer: [telefoonnummer]
Handelssite conflict: marktplaats .nl
Advertentietitel conflict: 390 stuks stelconplaten
Datum betaling conflict: 21-10-2015
Conflict aankoopbedrag: € 2.142,-
Conflict bankrekeningnummer wederpartij: [rekeningnummer]
Conflict naam rekeninghouder wederpartij: [rekeninghouder]
Omschrijving conflict: Aankoop 50 stelconplaten voor een bedrag van € 2.142,-.
Bedrag betaald maar geen levering van stelconplaten. Er zijn over de levering meerdere telefoontjes en mailcontact geweest incl. contact met zogenaamd transportbedrijf die de platen zou leveren. Er is een factuur gezonden waarop betaald is, maar geen levering van goederen. Telefoonnummer van het transportbedrijf is [telefoonnummer] [naam transporteur] .
156.
Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 14 april 2016, p. 1779, voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 18] :
Op 5 februari 2016 werd verdachte [verdachte] aangehouden. Bij zijn aanhouding was hij in het bezit van een gsm, merk Sony, type Experience. Deze werd inbeslaggenomen en uitgelezen. In de gsm staat onder contact 729 [slachtoffer 45] [telefoonnummer] . Dit betreft het nummer van aangever [slachtoffer 45] . In de uitgelezen gsm stonden onder andere het hieronder vermelde sms-bericht betrekking hebbend op de aangifte van [slachtoffer 45] .
Een kopie van de inhoud van de sms-berichten zijn als kopie aan het arrest gehecht (opgenomen als bijlage 41).
Zaakdossier 46:
157.
Een proces-verbaal van aangifte, d.d. 23 november 2015, p. 1782 t/m 1784, voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 12] :
Op 3 november 2015 is door mij de middels internet gedane aangifte verwerkt tot een proces-verbaal. De aangever gaf op te zijn: [slachtoffer 46] . Hij deed aangifte en verklaarde het volgende:
“Ik doe aangifte van oplichting. Hieronder volgen enkele gegevens over:
- de manier waarop ik in contact ben gekomen met de wederpartij;
- welke naam-, adres- en woonplaatsgegevens of andere relevantie communicatiegegevens de wederpartij gebruikte in zijn communicatie (mail/telefoon), dan wel in zijn verkoopgegevens;
- hoe en wanneer, op verzoek van de wederpartij, de betaling heeft plaatsgevonden;
Wederpartij voornaam: marktplaats - [alias]
Wederpartij e-mailadres: [e-mailadres]
Wederpartij mobiele telefoonnummer: [telefoonnummer]
Handelssite conflict: marktplaats .nl
Advertentietitel conflict: stelconplaten
Datum betaling conflict: 28-10-2015
Conflict aankoopbedrag: € 5.293,75
Conflict bankrekeningnummer wederpartij: [rekeningnummer]
Conflict naam rekeninghouder wederpartij: [naam katvanger 4]
Omschrijving conflict: stelconplaten gekocht via marktplaats 250st via bovenstaande advertentie factuur ontvangen onder de naam [naam bedrijf] in Hilversum afspraak was 50% vooruit betalen rest als het geleverd is. Ik heb woensdag avond € 5.293,75 aan hem overgemaakt naar [rekeningnummer] ze zouden ze donderdag geleverd worden maar niks geleverd en telefonisch niet bereikbaar meer.
158.
Een geschrift, te weten een rekeningafschrift, behorende bij de aangifte van [slachtoffer 46] (opgenomen als bewijsmiddel 157) van [rekeningnummer] op naam van [rekeninghouder] , inhoudende een overboeking op 28 oktober 2015 van € 5.293,75 naar [rekeningnummer] t.n.v. [naam bedrijf] , p. 1785.
159.
Een geschrift, te weten een factuur t.a.v. [bedrijfsnaam aangever] van [naam bedrijf] , behorende bij de aangifte van [slachtoffer 46] (opgenomen als bewijsmiddel 157), d.d. 28 oktober 2015, p. 1786, inhoudende een factuurtotaalbedrag van € 10.587,50, betreffende 250 stelconplaten.
160.
Een geschrift, te weten een e-mailbericht van [e-mailadres] , behorende bij de aangifte van [slachtoffer 46] (opgenomen als bewijsmiddel 157), d.d. 28 oktober 2015, p. 1787, waarop handgeschreven genoteerd staat dat aangever ook telefonisch contact heeft gehad met de chauffeur met telefoonnummer [telefoonnummer] .
Zaakdossier 47:
161.
Een proces-verbaal van aangifte, d.d. 10 november 2015, p. 1790-1791, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer 47] , wonende te Nijkerk:
Op 5 november 2015 zag ik op Marktplaats .nl dat er stelconplaten te koop werden aangeboden door “ [naam bedrijf] ” uit Barneveld, telefoon [telefoonnummer] . Ik heb vervolgens via de mail laten weten dat ik wel interesse had in 72 stelconplaten. We hebben, na telefonisch overleg, een prijs afgesproken van € 2.969,21. Het 06-nummer waar ik hem op gebeld heb is [telefoonnummer] . Hier heb ik hem diverse keren op gebeld en dus ook gesproken. Ik heb vervolgens op 6 november 2015 het voornoemde bedrag overgemaakt op rekening nummer [rekeningnummer] ten name van [rekeninghouder] . Dit bedrag was inclusief de transportkosten. Ik heb dit betaald. Vervolgens heb ik met deze man afgesproken dat de platen gebracht zouden worden bij mij thuis. Dit adres is [adres aangever] . Op een gegeven moment kreeg ik een sms-bericht van de transporteur waarin werd aangegeven wanneer en welke tijd de platen zouden komen. Transporteur stelde zich voor als [naam transporteur] met het nummer [telefoonnummer] . De platen zouden afgelopen 9 november 2015 afgeleverd worden op mijn adres. De stelconplaten heb ik dus tot op heden niet ontvangen.
162.
Een geschrift, te weten een advertentie op marktplaats .nl, d.d. 23 oktober 2015, behorende bij de aangifte van [slachtoffer 47] (opgenomen als bewijsmiddel 161) inhoudende een advertentie ten aanzien van stelconplaten, p. 1793-1794.
163.
Een geschrift, te weten een transactieoverzicht, behorende bij de aangifte van [slachtoffer 47] (opgenomen als bewijsmiddel 161) van [rekeningnummer] , inhoudende een overboeking op 6 november 2015 van € 2.969,21 naar [rekeningnummer] t.n.v. [rekeninghouder] p. 1795.
164.
Een schriftelijk bescheid, waarvan een kopie aan het arrest is gehecht (opgenomen als bijlage 42), te weten en e-mailbericht behorende bij de aangifte van [slachtoffer 47] (opgenomen als bewijsmiddel 161), p. 1796.
165.
Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 15 april 2015, p. 1788, voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 18] :
Op 5 februari 2016 werd verdachte [verdachte] aangehouden. Bij zijn aanhouding was hij in het bezit van een gsm, merk Sony, type Experience. Deze werd inbeslaggenomen en uitgelezen. In de gsm staat onder contact 746 [slachtoffer 47] [telefoonnummer] . Dit betreft het nummer van aangever [slachtoffer 47] Er is een sms- bericht aangetroffen dat vermoedelijk betrekking heeft op de aangifte van [slachtoffer 47] . Deze is verzonden vanaf het toestel van [verdachte] naar het nummer [telefoonnummer] Prive [naam medeverdachte] .
Een kopie van de inhoud van het sms-bericht is als kopie aan het arrest gehecht (opgenomen als bijlage 43).
Zaakdossier 48:
166.
Een proces-verbaal van aangifte, d.d. 10 november 2015, p. 1797 t/m 1799, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer 48] :
Ik ben eigenaar van [bedrijfsnaam aangever] . Afgelopen vrijdag zag ik op marktplaats een advertentie waarin betonplaten werden aangeboden. Ik heb via mail om informatie gevraagd. Op zaterdagmorgen, 7 november, werd ik omstreeks 11.00 uur gebeld door ene [alias] ofwel [alias] . Hij belde met het mobiele nummer [telefoonnummer] . Dit is ook het nummer wat bij de advertentie stond. De man vertelde mij dat hij de betonplaten aan kon bieden voor € 35,- per plaat ex btw, franco thuis. Ik vertelde hem dat ik hiermee akkoord ging. Vervolgens vroeg de man mij om mijn KVK gegevens en het losadres door te mailen. Dezelfde man belde mij vanmorgen, 9 november omstreeks 10.20 uur op. Hij vertelde dat hij mijn KVK gegevens had bekeken en dat ik een eenmansbedrijfje ben en dat hij dan de vracht niet kon verzekeren voor het geval ik niet zou betalen. Hij vroeg mij daarom of ik het geldbedrag wilde overmaken. Na enig heen en weer praten ben ik daarmee akkoord gegaan. Ik heb het bedrag € 2.050,- vervolgens overgemaakt naar rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [rekeninghouder] . Tevens ontving ik vanmorgen een sms-bericht van telefoonnummer [telefoonnummer] van dhr.
[naam transporteur] . De door mij bestelde platen zou hij, in opdracht van [alias] , afleveren op 10 november omstreeks 09.00 uur.
167.
Een geschrift, te weten een advertentie op marktplaats .nl, d.d. 14 augustus 2015, behorende bij de aangifte van [slachtoffer 48] (opgenomen als bewijsmiddel 166) inhoudende een advertentie ten aanzien van stelconplaten, p. 1802-1803.
168.
De schriftelijk bescheiden, waarvan kopieën aan het arrest zijn gehecht (opgenomen als bijlage 44), te weten e-mailberichten behorende bij de aangifte van [slachtoffer 48] (opgenomen als bewijsmiddel 166), p. 1800 t/m 1801.
Zaakdossier 49:
169.
Een proces-verbaal, d.d. 30 oktober 2015, p. 1817-1818, voor zover inhoudende de verklaring van [slachtoffer 49] :
Ik ben zaakvoerder van [bedrijfsnaam aangever] . Op de website marktplaats .nl reageerde ik op een zoekertje voor de aankoop van stelconplaten. Deze werden te koop aangeboden voor € 35,- per stuk. Ik kocht voor een bedrag van € 6.475,- en betaalde via overschrijving doch heb de platen niet ontvangen. De advertentie werd geplaatst door [naam bedrijf] . Ik had telefonisch contact met een persoon die zich uitgaf als [alias] ’ en dit op het [telefoonnummer] . Er werden nog berichten gestuurd door de firma die ging leveren en dit met het [telefoonnummer] . Het bedrag van € 6.475,- werd door mij overgeschreven op het rekeningnummer [rekeningnummer] . Ik werd meermaals gebeld door ‘ [alias] ’ dat de levering door zijn broer werd tegengehouden daar het geld nog niet was overgeschreven.
170.
Een geschrift, te weten een factuur t.a.v. [bedrijfsnaam aangever] van [naam bedrijf] , behorende bij de aangifte van [slachtoffer 49] (opgenomen als bewijsmiddel 168), d.d. 26 oktober 2015, p. 1819, inhoudende een factuurtotaalbedrag van
€ 6.475,00, betreffende 125 stelconplaten.
171.
Een geschrift, te weten een advertentie op marktplaats .nl, d.d. 23 oktober 2015, behorende bij de aangifte van [slachtoffer 49] (opgenomen als bewijsmiddel 169), inhoudende een advertentie ten aanzien van stelconplaten, p. 1820.
172.
De schriftelijk bescheiden, waarvan kopieën aan het arrest zijn gehecht (opgenomen als bijlage 45), te weten sms-berichten behorende bij de aangifte van [slachtoffer 49] (opgenomen als bewijsmiddel 169), p. 1821 t/m 1823.
Zaakdossier 50:
132.
Een proces-verbaal van aangifte, d.d. 10 februari 2016, p. 1831-1832, voor zover inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer 50] :
Ik ben eigenaar van een [bedrijfsnaam aangever] te Maasmechelen te België. Op 30 november 2015 plaatste ik per email een bestelling van 200 stelconplaten à € 37,- per stuk en 150 stelconplaten à € 34,-per stuk. Ik bestelde dit bij [naam katvanger 5] te Oisterwijk. Dit naar aanleiding van een reeds verwijderde marktplaats advertentie. Ik besprak de bestelling ook nog telefonisch met een medewerker van [naam katvanger 5] , de heer [alias] op nummer [telefoonnummer] . Samen kwamen we overeen dat ik voor de helft van het factuurbedrag een aanbetaling zou doen. Hierna ontving ik van [naam katvanger 5] een factuur met datum 03.12.2015 per post. Het factuurbedrag was in totaal voor € 12.875,00. In totaal bestelde ik 350 stelconplaten. Ik betaalde op donderdag 03.12.2015 het voorschot ter hoogte van € 6.437,50. Deze werd gedaan op rekening nummer [rekeningnummer] op naam van [naam katvanger 5] . De dag na de betaling werd ik door het transportbedrijf gebeld over de levering. Ik sprak met [naam transporteur] . Deze deelde mij mede dat de volgende maandag geleverd zou worden. Op de dag van levering werd echter niet geleverd. Ik belde met [naam katvanger 5] . Ik sprak wederom met [alias] . Hij deelde mij mede dat er iets tussen was gekomen in verband met een dringende vracht naar Rotterdam. Er werd afgesproken dat de volgende dag geleverd zou worden. Er werd echter wederom niet geleverd. Ik belde wederom met [naam katvanger 5] maar er werd niet meer opgenomen. Zowel bij [naam katvanger 5] als bij [naam transporteur] . Ik probeerde tientallen keren om met hen in contact te komen. Dit echter zonder resultaat. Ik verstuurde op 22.12.2015 een brief naar [naam katvanger 5] met een verzoek de aanbetaling terug te betalen. Ik ontving een schrijven van [naam katvanger 5] waarin staat dat zij van mijn aanbetaling van € 6.437,50 een bedrag van € 6.137,50 over hadden gemaakt naar [naam bedrijf] . Ook bij deze brief een aantal kopieën van bankafschriften waarop de overschrijvingen naar [verdachte] te zien zijn en een kopie van het rijbewijs van [verdachte] . Daarna heb ik niets meer vernomen van [naam katvanger 5] . Ik probeerde nog meerdere malen met hen in contact te komen maar zonder resultaat.
174.
Een geschrift, te weten een factuur voor [bedrijfsnaam aangever] van [naam katvanger 5] . , behorende bij de aangifte van [slachtoffer 50] (opgenomen als bewijsmiddel 173), d.d. 3 december 2015, p. 1834, inhoudende een factuurtotaalbedrag van € 12.875,00, betreffende stelconplaten.
175.
Een geschrift, te weten een transactieoverzicht, behorende bij de aangifte van [slachtoffer 50] (opgenomen als bewijsmiddel 173), van [rekeningnummer] op naam van [rekeninghouder] , inhoudende een overboeking op 3 december 2015 van € 6.437,50 naar [rekeningnummer] t.n.v. [naam katvanger 5] , p. 1835.
176.
Een geschrift, te weten een brief van [naam katvanger 5] , d.d. 7 januari 2016, p. 1838-1839 inhoudende dat [naam katvanger 5] de aanbetaling van € 6.437,50 heeft ontvangen en op 4 december 2015 een bedrag van € 6.137,50 aan leverancier [naam bedrijf] heeft overgeschreven met als bijlage de verstrekte gegevens van de leverancier, p. 1757, te weten een kopie van het rijbewijs van de verdachte en de gegevens: [naam bedrijf] , [adres bedrijf] , telefoon [telefoonnummer] , e-mail [e-mailadres] .
Zaakdossier 51:
177.
Een proces-verbaal van aangifte, d.d. 2 februari 2016, p. 1843 t/m 1845, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer 51] :
Op 16 maart 2015 heb ik een bedrag van € 1.000,- overgemaakt, via spoedbetaling, naar [rekeningnummer] t.n.v. [rekeninghouder] . Dit bedrag betrof een vooruitbetaling voor stelconplaten, welke ik had besteld. Ik heb een kennis [slachtoffer 33] genaamd, die belde mij op met een verhaal, dat hij een aardige man kende die stelconplaten te koop had en het geld daarvoor wilde doneren aan een weeshuis in Indonesië. Het zou gaan om ongeveer 45 platen voor een bedrag van € 2.250,-. Ik heb aangegeven, dat ik dit wel wilde. Vervolgens heb ik een sms gekregen via het mobiele nummer [telefoonnummer] , van ene [alias] met het bankrekeningnummer [rekeningnummer] . In deze sms stond dat ik dus € 1.000,- moest vooruitbetalen. Later sms’te hij dat ik het gehele bedrag moest vooruitbetalen. Ik heb op 17 maart 2015 nogmaals een bedrag van € 1.160,- overgemaakt via een spoedopdracht naar genoemd rekeningnummer. Diezelfde dag belde hij mij nog op en gaf aan dat ik € 90,- te weinig had overgemaakt. Ik heb toen alsnog € 90,- extra overgemaakt. De goederen zouden na betaling geleverd worden. Echter heb ik tot op heden nog nooit iets ontvangen. Omdat de vrachtwagen volgens [alias] al geladen was en moest lossen, heb ik de drie genoemde bedragen met spoed betaald. De volgende dag 18 maart 2015 had ik nog niets geleverd gekregen. Ik heb toen naar hem gebeld met de vraag waar de platen bleven. Hij zei dat de betaling te laat binnen was en dat de platen niet meer geleverd werden. Hij zei dat hij het geld terug zou storten. Tot op heden heb ik geen cent terug gekregen. Ik vertrouwde het niet meer en kreeg argwaan. Ik heb van de Rabobank de gegevens van de eigenaar van de rekening gekregen, te weten: [naam katvanger 8] , [adres rekeninghouder] . Ik heb vervolgens contact met deze man gezocht en hij vertelde dat hij zich heeft laten gebruiken door [verdachte] .
178.
Een geschrift, te weten een transactieoverzicht, behorende bij de aangifte van [slachtoffer 51] (opgenomen als bewijsmiddel 177) van [rekeningnummer] , inhoudende een overboeking op 16 maart van € 1.000,00 en overboekingen op 17 maart van € 1.160,00 en € 90,00 naar [rekeningnummer] t.n.v. [naam bedrijf] , p. 1847.
Zaakdossier 52:179.
Een proces-verbaal van aangifte, d.d. 15 februari 2016, p. 1849 t/m 1851, voor zover inhoudende het relaas van [verbalisant 6] :
Op 15 februari 2016 is door mij de middels internet gedane aangifte verwerkt tot een proces-verbaal. De aangever gaf op te zijn: [slachtoffer 52] , wonende te Heist op den Berg, België. Hij deed aangifte en verklaarde het volgende:
“Ik doe aangifte van oplichting. Hieronder volgen enkele gegevens over:
- de manier waarop ik in contact ben gekomen met de wederpartij;
- welke naam-, adres- en woonplaatsgegevens of andere relevantie communicatiegegevens de wederpartij gebruikte in zijn communicatie (mail/telefoon), dan wel in zijn verkoopgegevens;
- hoe en wanneer, op verzoek van de wederpartij, de betaling heeft plaatsgevonden;
Wederpartij voornaam: [alias]
Wederpartij achternaam: [alias]
Wederpartij e-mailadres: [e-mailadres]
Wederpartij mobiele telefoonnummer: [telefoonnummer]
Handelssite conflict: kapaza .be
Advertentietitel conflict: stelconplaten
Datum betaling conflict: 21-1-2016
Conflict aankoopbedrag: € 1.500,-
Conflict bankrekeningnummer wederpartij: [rekeningnummer]
Conflict naam rekeninghouder wederpartij: [rekeninghouder]
Omschrijving conflict: op 21-1-2016 heb ik telefonisch contact met [alias] ” van [naam bedrijf] . We komen overeen dat hij mij 75 stuks stelconplaten levert voor het bedrag van € 2.625,-, die zouden de volgende dag al worden geleverd. Even later ontvang ik van “de transporteur” een sms (nr. [telefoonnummer] van [naam transporteur] ) die dat bevestigt. Hij wil echter zeker zijn dat ik geen wanbetaler ben. Ik stem toe om na het ontvangen van de factuur via de mail een voorschot van € 1.500,- te betalen.
180.
Een geschrift, te weten een detail verrichting, behorende bij de aangifte van [slachtoffer 52] (opgenomen als bewijsmiddel 179) van [rekeningnummer] op naam van [slachtoffer 52] , inhoudende een overboeking op 21 januari 2016 van € 1.500,00 naar [rekeningnummer] t.n.v. [rekeninghouder] , p. 1852.
181.
Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 15 april 2016, p. 1853, voor zover inhoudende het relaas van [verbalisant 18] :
Op 5 februari 2016 werd verdachte [verdachte] aangehouden. Bij zijn aanhouding was hij in het bezit van een gsm, merk Sony, type Experience. Deze werd inbeslaggenomen en uitgelezen. In de uitgelezen gsm stonden onder andere de hieronder vermelde sms berichten [verdachte] verzonden vanaf de telefoon van [verdachte] naar het nummer [telefoonnummer] * [naam medeverdachte] Zoon 2.
Een kopie van de inhoud van de sms-berichten zijn als kopie aan het arrest gehecht (opgenomen als bijlage 46).
Zaakdossier 53:
182.
Een proces-verbaal van aangifte, d.d. 25 januari 2016, p. 1883-1884, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 53] :
Ik ben zaakvoerder van [bedrijfsnaam aangever] . Op 20/01/2016 zag ik op www. kapaza .be een zoekertje staan waarin men betonnen platen te koop stelden vanuit Nederland. Ik heb gereageerd op dit zoekertje. Ik kreeg woensdag 20/01/2016 een antwoord van de persoon welke dit zoekertje had geplaatst. Het betrof een zekere [alias] . Hij stuurde door dat hij nog betonplaten had om te leveren. Hij gaf ook als telefoonnummer het volgende door: [telefoonnummer] . Op donderdag 21/01/2016 heb ik dan telefonisch contact gehad op zijn nummer. Er werd overeengekomen dat ik betonplaten zou kopen van hem. Hij zou mij een e-mail sturen met daarin alle gegevens. Ik kreeg vervolgens een email toe van het emailadres “ [e-mailadres] ”. Toen tekende hij de email met [alias] . De heer [alias] heeft mij vervolgens een factuur doorgestuurd. Ik heb donderdagavond 21/01/2016 de factuur toe gekregen. Ik heb ‘s avonds een overschrijving gedaan van reeds € 4.000,- aangezien men mij had gezegd dat de levering vrijdag 22/01/2016 reeds zou plaatsvinden. Ik heb onmiddellijk, na de overschrijving, een bewijs doorgestuurd van de overschrijving aan [alias] . Op vrijdag 22/01/2016 kreeg ik echter een bericht van de zogenaamde transporteur. Hierin gaf men door wanneer de leveringen zouden gebeuren die dag. Dit bericht werd gestuurd met het [telefoonnummer] . Ik heb echter vrijdag geen enkele levering gekregen. Ik kreeg een bericht dat ze die dag niet meer kwamen leveren aangezien ze nog vast stonden in Nederland. Ze zouden vervolgens maandag komen leveren ‘s morgens. Vandaag 25/01/2016 kreeg ik wederom een bericht dat de levering naar een later uur was verplaatst. Ondertussen kan ik ook [alias] niet meer bereiken op zijn gsm-toestel.
183.
Een geschrift, te weten een factuur t.a.v. [bedrijfsnaam aangever] van [naam bedrijf] , behorende bij de aangifte van [slachtoffer 53] (opgenomen als bewijsmiddel 182), d.d. 21 januari 2016, p. 1889, inhoudende een factuurtotaalbedrag van
€ 6.455,00, betreffende stelconplaten.
184.
Een geschrift, te weten een overschrijving, behorende bij de aangifte van [slachtoffer 53] (opgenomen als bewijsmiddel 182) van [rekeningnummer] op naam van [rekeninghouder] , inhoudende een overboeking op 21 januari 2016 van
€ 4.000,00 naar [rekeningnummer] t.n.v. [rekeninghouder] , p. 1890.
185.
De schriftelijk bescheiden, waarvan kopieën aan het arrest zijn gehecht (opgenomen als bijlage 47), te weten e-mailberichten behorende bij de aangifte van [slachtoffer 53] (opgenomen als bewijsmiddel 182), p. 1885 t/m 1887.
Ten aanzien van zaakdossiers 52 en 53:
186.
Een proces-verbaal van aangifte, d.d. 5 februari 2016, p. 1894 t/m 1896, voor zover inhoudende als verklaring van [naam katvanger 2] (namens [voornaam katvanger 2] ):
Op 20 januari 2016 kwam [naam medeverdachte] (het hof begrijpt: medeverdachte [naam medeverdachte] ) bij ons langs. Ik hoorde [naam medeverdachte] aan mij vragen: “ Ik heb nog wat geld tegoed. Ik heb geen eigen rekening. Mag ik even gebruik maken van jullie rekening? Als het gestort wordt, haal het er dan gelijk af. Dan kom ik het halen.” Omdat ik daar geen gevaar in zag, heb ik erin toegestemd en hem het bankrekeningnummer van [voornaam katvanger 2] gegeven. Dit is betaalrekeningnummer [rekeningnummer] . Op 22 januari 2016 is een bedrag van € 1.500,- overgemaakt op de rekening van [voornaam katvanger 2] . Dit was overgemaakt door [slachtoffer 52] uit België met [rekeningnummer] . [voornaam katvanger 2] heeft diezelfde dag het volledige bedrag opgenomen. Ik heb telefonisch contact opgenomen met [naam medeverdachte] en hij heeft het bedrag dezelfde dag nog gehaald. Op 25 januari 2016 is een bedrag van € 4.000,- overgemaakt op de rekening van [voornaam katvanger 2] . Dit was overgemaakt door een [bedrijfsnaam aangever] . Diezelfde dag heeft [voornaam katvanger 2] een bedrag van € 4.000,- opgenomen bij de ING bank en heeft [naam medeverdachte] het opgehaald.
Zaakdossier 55:
187.
Een proces-verbaal van verhoor, d.d. 28 januari 2016, p. 1903 I-1903 J, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 55] :
Ik ben zaakvoerder van de firma [bedrijfsnaam aangever] . Op 21/01/2015 zag ik op kapaza .be de aanbieding van ‘stelconplaten’. Ze werden tweedehands aangeboden € 41,- per stuk. Ik reageerde op de aanbieding en kreeg een mail van [alias] die me vroeg met hem te communiceren via e-mailadres [e-mailadres] . Ik mailde hem dat ik interesse had in 88 stuks. Vrijdagmiddag 22/01/2016 kreeg ik telefoon van [alias] met [telefoonnummer] . Hij zei dat nog 200 platen beschikbaar waren en dat ik contact moest opnemen met zijn secretaresse om 88 platen te laten reserveren. Hij zou dan ‘s avonds nog contact met me opnemen. Ik heb gemaild naar [e-mailadres] met de adresgegevens van mijn firma en waar gelost diende te worden. Zaterdag morgen, 23/01/2016 kreeg ik bericht op mijn telefoon van de transportfirma [naam transporteur] welke het transport van de platen zouden doen. Dit bericht kwam van nummer [telefoonnummer] . Ze schreven dat ze mijn bedrijfs- en losgegevens van [alias] hadden ontvangen. Op 25/01/2016 kreeg ik telefoon van [alias] met de melding dat hij geen kredietgegevens had gevonden van het adres waar moest gelost worden. Maandagavond kreeg ik telefoon van [alias] met de vraag,, aangezien het hier om een particuliere verkoop gaat, of het dan mogelijk was om de betaling door te voeren en hiervan het bewijs te leveren. Hij zou me de gegevens via sms doorsturen. Ik heb de sms ontvangen en de betaling van € 3.784,- overgemaakt aan firma [naam bedrijf] rekeningnummer [rekeningnummer] . [alias] liet me weten dat de vrachtwagens die de platen zouden leveren een terugvracht zouden doen van firma [naam bedrijf] te Dessel. Daarom werd er afgesproken dat de platen op dinsdag 26/01/2016 in de late namiddag zouden geleverd worden omwille van de terugvracht op woensdag. Dinsdagmiddag werd ik door [alias] gebeld met de vraag of de levering woensdag avond kon doorgaan omdat de terugvracht van [naam bedrijf] verzet was naar donderdag. Ik maakte hier geen probleem van. Woensdagavond, rond 17.00 uur, kreeg ik een bericht dat de vrachtwagens te Nederland aan de kant moesten staan omwille van file, en de rij-en rusttijden. Ze zouden aldus donderdag pas leveren. Vandaag, donderdag 28/01/2016, werden ze om 10.00 uur verwacht. Om 11.00 uur kreeg ik argwaan en ben ik de nummers gaan bellen die ik had. Er werd echter nergens meer opgenomen.
188.
Een geschrift, te weten een overschrijving, behorende bij de aangifte van [slachtoffer 55] (opgenomen als bewijsmiddel 187) van [rekeningnummer] op naam van [rekeninghouder] , inhoudende een overboeking op 25 januari 2016 van € 3.784,00 naar [rekeningnummer] t.n.v. [verdachte] , p. 1903 K.
189.
De schriftelijk bescheiden, waarvan kopieën aan het arrest zijn gehecht (opgenomen als bijlage 48), te weten sms-berichten en e-mailberichten behorende bij de aangifte van [slachtoffer 55] (opgenomen als bewijsmiddel 187), p. 1903M t/m 1903O en 1910 t/m 1912.
Zaakdossier 56:
190.
Een proces-verbaal van verhoor, d.d. 29 januari 2016, p. 1921-1922, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 56] , wonende te Kortenaken, België:
Een persoon die zich uitgeeft voor [alias] had op Kapaza een advertentie geplaatst van 100 stelconplaten. Ik heb gereageerd op de aanbieding met de vraagprijs per stuk met rand en zonder rand en of ze per volle vracht worden afgenomen. Ik heb antwoord gekregen op die vraag van een zekere [alias] met het mailadres [e-mailadres] . Nadien heeft [alias] ook telefonisch contact met mij opgenomen om een overeenkomst qua prijs en levering te bekomen. Het contact met [alias] gebeurde altijd via zijn gsm met [telefoonnummer] . Voor de zekerheid vroeg hij vooraleer de levering zou plaatsvinden om een voorschot te betalen. Uiteindelijk zijn we overeengekomen om de helft, zijnde € 2.200,-, te betalen. Het voorschot hebben wij betaald via een overschrijving op de bankrekening die hij ons per mail heeft gestuurd. Nadat wij het voorschot hadden gestort, zou de levering plaatsvinden op woensdag 27 januari tussen 16 uur en 18 uur. Die woensdag werd ik per sms gecontacteerd door de chauffeur die de levering zou doen. Hij was al te lang aan het rijden en zou er niet meer geraken. Het sms-bericht werd verstuurd vanaf het [telefoonnummer] , ondertekend door [naam transporteur] . In het sms-bericht stond ook dat de vracht dan zou geleverd worden op 28 januari tussen 09.00 uur en 09.30 uur. Daar ook gisteren niets werd geleverd heb ik telefonisch geprobeerd om [alias] contacteren, doch hij nam niet op. Ik heb ook nog geprobeerd om de chauffeur te bellen doch ook hij nam niet op. Ik heb een sms-bericht verstuurd naar [alias] dat ik argwaan had van de oplichting waarop hij me nog heeft geantwoord dat hij bericht had ontvangen van de transporteur dat de levering was gebeurd en dat hij nog een factuur zou opsturen. Ik kan ook nog een bijkomend gsm-nummer voegen van een transportbedrijf dat zich opgaf als transporteur, het nummer is + [telefoonnummer] .
191.
Een geschrift, te weten een overschrijving, behorende bij de aangifte van [slachtoffer 56] (opgenomen als bewijsmiddel 190) rekeningnummer op naam van [rekeninghouder] , inhoudende een overboeking op 27 januari 2016 van € 2.200,00 naar [rekeningnummer] t.n.v. [naam bedrijf] , p. 1925.
192.
De schriftelijk bescheiden, waarvan kopieën aan het arrest zijn gehecht (opgenomen als bijlage 49), te weten sms-berichten en e-mailberichten behorende bij de aangifte van [slachtoffer 56] (opgenomen als bewijsmiddel 190), p. 1926 t/m 1936.
193.
Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 15 april 2016, p. 1937-1938, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
In de uitgelezen gsm stonden onder andere sms berichten tussen aangever [slachtoffer 56] en [verdachte] . Volgens de verklaring van aangever van [slachtoffer 56] heeft alle sms-verkeer via de gsm van haar zoon [zoon van slachtoffer 56] plaats gevonden.
Een kopie van de inhoud van de sms-berichten zijn als kopie aan het arrest gehecht (opgenomen als bijlage 50).
Zaakdossier 57:
194.
Een proces-verbaal van aangifte, d.d. 18 september 2015, p. 1942 t/m 1945, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer 57] (namens [bedrijfsnaam aangever] te Woerden):
Ik had voor mijn eigen bedrijf “ [bedrijfsnaam aangever] ”, gevestigd te Woerden, betonplaten en betonklinkers nodig en heb een leveringsbedrijf op internet gezocht. Op 13 september 2015 heb ik op het internet een tiental van die bedrijven gevonden en aangeschreven met het verzoek of zij de gevraagde hoeveelheid konden leveren en daarvoor een offerte konden maken. Op 14 september 2015 nam het bedrijf “ [naam bedrijf] ”, gevestigd op het adres [adres bedrijf] , telefonisch contact op met mij. De man van genoemd bedrijf noemde zich [alias] , telefoonnummers [telefoonnummer] en [telefoonnummer] . Die vertelde mij dat hij kon leveren. Dat betrof 50 stuks stelconplaten ter waarde van € 1.550,00 en 100 vierkante meter betonklinkers ter waarde van € 500,00, exclusief btw € 430,50. Afgesproken werd deze nog dezelfde dag, 14 september 2015, te leveren op het adres van mijn bedrijf. Van genoemde [alias] ontving ik een factuur via de mail, mailadres [e-mailadres] . Ik betaalde deze rekening dezelfde dag en stuurde via de mail naar genoemd mailadres het bewijs dat ik de rekening ad € 2.480,50, inclusief btw, had voldaan. Ik heb dit geld overgemaakt naar rekeningnummer [rekeningnummer] , welke op naam staat van [naam bedrijf] . Echter verscheen op afgesproken tijdstip geen enkele vrachtwagen met genoemde lading. Ik heb vervolgens getracht telefonisch met het leveringsbedrijf en met de transporteur, [naam transporteur] , in Roosendaal, [telefoonnummer] , in contact te komen. Dat lukte niet. Toen naar beide genoemden een sms gezonden, waarop door [naam transporteur] werd gereageerd middels een sms, waarin hij aangaf dat hij de volgende dag, 15 september 2015, om 07.00 uur, kon en wilde leveren. Daarop verder die dag geen contact meer gezocht noch gehad. De volgende dag, 15 september 2015, verscheen nog steeds geen vrachtauto met genoemde levering van goederen. Die dag, 15 september 2015, nog verscheidene malen getracht op allerlei manieren met leveringsbedrijf en transporteur contact te krijgen, maar is op geen enkele wijze gelukt.
195.
Een geschrift, te weten een factuur t.a.v. [bedrijfsnaam aangever] van [naam bedrijf] , behorende bij de aangifte van [slachtoffer 57] (opgenomen als bewijsmiddel 194) d.d. 14 september 2015, p. 1947, inhoudende een factuurtotaalbedrag van € 2.480,50, betreffende stelconplaten.
196.
De schriftelijke bescheiden, waarvan kopieën aan het arrest zijn gehecht (opgenomen als bijlage 51), te weten e-mailberichten behorende bij de aangifte van [slachtoffer 57] (opgenomen als bewijsmiddel 194), p. 1955 t/m 1960.
Zaakdossier 58:
197.
Een proces-verbaal van verhoor, d.d. 6 februari 2016, p. 1969-1970, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 58] , wonende te Berlaar, België:
Ik ben zaakvoerder van [bedrijfsnaam aangever] en mijn broer [naam] is vennoot. [naam] heeft op 03/02/2016 een aankoop van betontegels gedaan via kapaza .be ter waarde van € 4.500,-. Het bedrag werd overgeschreven op [rekeningnummer] op datum van 03/02/2016. De levering zou gebeuren op donderdag 04/02/2016 maar de leverancier vroeg om dit uit te stellen tot vrijdag 05/02/2016. Aangezien er geen levering gebeurde trachtten wij telefonisch contact op te nemen. De chauffeur stond stil ten gevolge van een grenscontrole. Nadien probeerden wij nogmaals de leverancier te bereiken maar dit bleek onmogelijk. Wij kunnen hen via geen enkel kanaal meer bereiken.
198.
Een proces-verbaal van verhoor, d.d. 3 mei 2016, p. 1985-1986, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 58] :
Het telefoonnummer van [naam transporteur] werd inderdaad verkeerd genoteerd. Dit moet zijn [telefoonnummer] .
199.
Een geschrift, te weten een advertentie op kapaza .nl , d.d. 1 februari, behorende bij de aangifte van [slachtoffer 58] (opgenomen als bewijsmiddel 197) inhoudende een advertentie ten aanzien van stelconplaten, p. 1971 t/m 1973.
200.
Een geschrift, te weten een overschrijving, behorende bij de aangifte van [slachtoffer 58] (opgenomen als bewijsmiddel 197) van [rekeningnummer] op naam van [bedrijfsnaam aangever] , inhoudende een overboeking op 3 februari 2016 van
€ 4.500,00 naar [rekeningnummer] t.n.v. [verdachte] , p. 1974.
201.
De schriftelijke bescheiden, waarvan kopieën aan het arrest zijn gehecht (opgenomen als bijlage 52), te weten e-mailberichten behorende bij de aangifte van [slachtoffer 58] (opgenomen als bewijsmiddel 197), p. 1989 t/m 1995.
202.
Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 5 april 2016, p. 1961-1962, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Op 5 februari 2016 werd verdachte [verdachte] aangehouden. Bij zijn aanhouding was hij in het bezit van een gsm, merk Sony, type Experience. Deze werd inbeslaggenomen en uitgelezen. In de uitgelezen gsm stonden onder andere sms berichten tussen aangever [slachtoffer 58] en [verdachte] .
Een kopie van de inhoud van de sms-berichten zijn als kopie aan het arrest gehecht (opgenomen als bijlage 53).
203.
Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 10 juni 2016, p. 16 t/m 18 van het proces-verbaal raadkamer, d.d. 10 juni 2016, inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] met betrekking tot de uitgewerkte tapgesprekken:
Sessienummer 2525
Duur 00:05:34
Datum 03/02/2016 18:26:36 gebelde [telefoonnummer]
De gesprekken zijn uitgewerkt, door mij, [verbalisant 2] . Door mij, [verbalisant 1] , is de stem herkend van verdachte [verdachte] . [verdachte] noemt zich [alias] .
Een kopie van het uitgewerkte tapgesprek is als kopie aan het arrest gehecht (opgenomen als bijlage 54).
204.
Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 10 juni 2016, p. 23 t/m 25 van het proces-verbaal raadkamer, d.d. 10 juni 2016, inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] met betrekking tot de uitgewerkte tapgesprekken:
Sessienummer 2625
Duur 00:07:04
Datum 03/02/2016 20:27:03 gebelde [telefoonnummer]
De gesprekken zijn uitgewerkt, door mij, [verbalisant 2] . Door mij, [verbalisant 1] , is de stem herkend van verdachte [verdachte] . [verdachte] noemt zich [alias] .
Een kopie van het uitgewerkte tapgesprek is als kopie aan het arrest gehecht (opgenomen als bijlage 55).
205.
Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 10 juni 2016, p. 32 t/m 34 van het proces-verbaal raadkamer, d.d. 10 juni 2016, inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] met betrekking tot de uitgewerkte tapgesprekken:
Sessienummer 4269
Duur 00:06:34
Datum 05/02/2016 10:17:02 gebelde [telefoonnummer]
De gesprekken zijn uitgewerkt, door mij, [verbalisant 2] . Door mij, [verbalisant 1] , is de stem herkend van verdachte [verdachte] .
Een kopie van het uitgewerkte tapgesprek is als kopie aan het arrest gehecht (opgenomen als bijlage 56).
Zaakdossier 59:
206.
Een proces-verbaal van aangifte, d.d. 22 juni 2015, p. 1996 t/m 1998, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 59] :
Op 12 juni 2015 zag ik een advertentie op de website Marktplaats . Er werden stelconplaten aangeboden. Ik had gereageerd op de advertentie met de mededeling dat ik interesse had in de stelconplaten. Een dag later werd ik telefonisch benaderd door de verkoper. De verkoper gaf zich uit als leidinggevende of eigenaar van een bedrijf. Het bedrijf zou zich bezighouden met verbouwingen, bouwprojecten en renovaties. Tevens zouden zij bouwproducten verkopen. In Roermond zou een opslagdepot liggen. Tijdens dit telefoongesprek kwamen we de verkoopprijs overeen. Ik zou de stelconplaten kopen voor € 12.705,00. Er zouden 12 vrachtwagens ingehuurd worden via een extern transportbedrijf. Ik kreeg een sms-bericht van [naam transporteur] , medewerker van een transportbedrijf. Hij stuurde het sms-bericht met het telefoonnummer [telefoonnummer] . Hij stuurde mij een sms-bericht met meerdere losschema’s. Ik zou 19 juni 8 vrachten ontvangen. Op 20 juni zou ik 2 vrachten ontvangen en op 22 juni zou ik 2 vrachten ontvangen. Op 18 juni 2015 heb ik het bedrag van € 6.355,00 overgemaakt naar [rekeningnummer] ten name van [rekeninghouder] . Ik heb het bedrag overgemaakt van mijn rekening voorzien van het [rekeningnummer] ten name van [rekeninghouder] . Ik kon niet direct een factuur ontvangen omdat alles per post werd verzonden. Ik kreeg een factuurnummer 1706-134 met het verzoek deze bij de betaling erbij te zetten zodat de administratie zou zien dat betaling netjes was voldaan. Op 19 juni 2015 had ik telefonisch contact gehad met [alias] . [alias] zei in dit gesprek dat de betaling nog niet binnen was. Tevens zei hij dat de transport tijden gewijzigd waren maar dat de vrachtwagens wel onderweg waren. Toen ik later die dag telefonisch contact opnam met [alias] kreeg ik geen gehoor. Ik heb meerdere malen gepoogd [alias] telefonisch te bereiken op het mobiele nummer [telefoonnummer] . [alias] is tot op heden niet meer te bereiken. Ik heb zowel met [alias] als met [naam transporteur] contact gezocht. Zij zijn beiden niet te bereiken.
207.
Een geschrift, te weten een uittreksel Justitiële Documentatie betreffende de verdachte, d.d. 27 januari 2020, waaruit blijkt de omstandigheid dat tijdens het plegen van de misdrijven nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan:
Instantie/zaaknr. Parket OVJ Oost-Nederland 05-841152-13
Datum beslissing 25 februari 2014 Meervoudige strafkamer rechtbank Gelderland
- Feit 1 art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Kwalificatie oplichting
Maat. classif. Oplichting en flessentrekkerij
Pleegdatum 04 januari 2013 te Geldermalsen
- Feit 2 art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Kwalificatie oplichting
Maat. classif. Oplichting en flessentrekkerij
Pleegperiode in de periode van 12 tot en met 13 maart 2013 te Ederveen
- Feit 3 art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Kwalificatie oplichting
Maat. classif. Oplichting en flessentrekkerij
Pleegdatum 21 januari 2013 te Een
- Feit 4 art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Kwalificatie oplichting
Maat. classif. Oplichting en flessentrekkerij
Pleegperiode in of omstreeks de periode van 11 tot en met 12 ap te Opheusden
- Feit 5 art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Kwalificatie oplichting
Maat. classif. Oplichting en flessentrekkerij
Pleegperiode in de periode van 20 tot en met 24 januari 2013 te
Roermond
Status Onherroepelijk 15 juli 2014
Beslissing t.a.v. Feit 1, Feit 2, Feit 3, Feit 4, Feit 5 12 Maanden Gevangenisstraf
Executie: --> 15 juli 2014 - 12 november 2014. Directeur P.I. Arnhem, locatie HvB Zuid
Ten aanzien van het laste gelegde onder 2:
208.
Een proces-verbaal van aangifte, d.d. 9 juli 2015, p. 1391 t/m 1394, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer 23] namens [bedrijfsnaam aangever] :
Ik ben namens de benadeelde gerechtigd tot het doen van aangifte. Hierover verklaar ik het volgende: Ik ben mede-eigenaar van het bedrijf [bedrijfsnaam aangever] . Ik heb dit bedrijf samen met mijn vader, [vader slachtoffer 23] . Op 22 juni 2015 werden wij gebeld door [alias] . Mijn vader kreeg [alias] aan de lijn. [alias] vertelde mijn vader dat hij 150 betonplaten nodig had met spoed voor een klant in Ermelo. Deze klant betrof [naam bedrijf] . De rekening van de platen kon naar bedrijf [naam bedrijf] . De rekening naar [naam bedrijf] betrof € 17.242,50. De gegevens van [naam bedrijf] die wij kregen waren:
[naam bedrijf]
[adres bedrijf]
Telefoonnummer [telefoonnummer]
[BTW nummer]
[kvk-nummer]
[rekeningnummer]
[alias] vertelde dat hij met spoed het geld over zou maken naar onze rekening. Hij vertelde dat hij dit geld op 23 juni 2015 zou overmaken. Omdat wij vaker klanten hebben die op het laatst met spoed goederen van ons afnemen, besloten wij de goederen te leveren. Dit omdat dit de normale gang van zaken is in deze wereld. Op 23 juni 2015 hebben wij onze leverancier de opdracht gegeven om de betonplaten te leveren bij [naam bedrijf] op de [adres bedrijf] . Dit was het afleveradres dat wij door hadden gekregen. Op dit adres hebben wij 150 betonplaten geleverd. Overdag heeft [vader slachtoffer 23] nog gebeld met [alias] . [alias] vertelde dat het geld met spoed al overgemaakt had moeten zijn. Ik zag dat het geld van [alias] nog niet op de rekening stond. Op 24 juni 2015 heeft mijn vader nog gebeld naar [alias] . Ik heb diezelfde dag ook gebeld met [alias] . Ik hoorde dat na het overgaan van de telefoon, dat ik de voicemail kreeg. Omdat mijn vader en ik al dagen [alias] niet te pakken kregen besloten wij de klant te bellen aan wie wij de platen leverden. Het ging om [naam bedrijf] . Mijn vader kreeg een man aan de lijn. Hij vertelde hem [betrokkene] te zijn. Mijn vader vroeg de man wat hij betaald had voor de platen. [betrokkene] vertelde mijn vader dat hij € 6.000,- had betaald voor de 150 betonplaten. [betrokkene] vertelde ons dat hij de rekening van [naam bedrijf] zou sturen. Hij deed dit om te bewijzen dat hij het betaald had. Diezelfde dag kregen wij een mail van [naam bedrijf] In deze mail zat een bijlage met de rekening van [naam bedrijf] . Deze mail was doorgestuurd door [betrokkene] . In dit mailcontact zag ik dat [betrokkene] gemaild had met [alias] . Ik zag dat [alias] het emailadres “ [e-mailadres] ” gebruikte. [betrokkene] vertelde mijn vader dat [alias] bij hem op de zaak langs was gekomen. Wij hebben een foto opgezocht van [verdachte] op internet. Deze foto hebben wij doorgestuurd aan [betrokkene] . [betrokkene] zag de foto en bevestigde ons dat dit de man was die hij gezien had. Hij vertelde mijn vader dat hij hem herkende als [alias] . Mijn vader en ik concludeerden dat [verdachte] zich voor had gedaan als [alias] .
209.
Een proces-verbaal van verhoor getuige, d.d. 29 juli 2015, p. 1397 t/m 1399, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [betrokkene] :
Op of rond 13 juni 2015 ben ik in contact gekomen met een zekere [alias] . [alias] bood op Marktplaats .nl tweedehands stelconplaten aan. We hebben via de mail contact gehad over levering van de platen en de prijs per stuk. Op 18 juni 2015 heb ik via tekstberichten op mijn mobiele telefoon, contact gehad met [alias] en zijn we overeengekomen dat [alias] 150 stuks hele en 25 halve stelconplaten aan mij zou leveren voor een bedrag van € 6.000,-, exclusief btw. Op 23 juni 2015 kreeg ik via de mail van het emailadres [e-mailadres] een factuur van het bedrijf:
[naam bedrijf]
[adres bedrijf]
[telefoonnummer]
[BTW nummer]
[kvk-nummer]
[rekeningnummer]
Op deze factuur stond de afspraak die ik met [alias] had gemaakt omschreven, evenals een totaalbedrag van € 6.000,-, exclusief btw. Op 24 juni 2015 zijn de eerste drie leveringen bij mijn pand aangekomen. Op 25 juni 2015 kwamen er weer drie vrachten met op elke vracht 25 platen. Aan het einde van deze dag werd ik gebeld door dhr. [vader slachtoffer 23] . Ik hoorde dat [vader slachtoffer 23] nog geen betaling had ontvangen van de geleverde platen. Op 25 juni 2015 werd ik gebeld door mijn vrouw dat er twee vrachtwagens bij mij voor het huis stonden. Toen ik ging kijken trof ik vader en zoon [slachtoffer 23] . We hebben toen met elkaar een aantal zaken uitgezocht, waaruit bleek dat [slachtoffer 23] opgelicht was door [alias] . [alias] heeft een spoedbestelling bij [slachtoffer 23] gedaan van 150 hele en 25 halve stelconplaten, die aan mij geleverd moesten worden. [alias] heeft hiervoor een factuur naar mij gestuurd, maar de factuur van [slachtoffer 23] nooit betaald. Ik heb hierna direct op www.google.nl gezocht op termen als: stelconplaten, tros opgelicht. Hieruit kwam een foto van [alias] naar boven. Deze foto heb ik via mijn telefoon aan [slachtoffer 23] doorgestuurd, met de mededeling dat deze man bij mij op het terrein was geweest en dat ik met hem zaken had gedaan. Ik hoorde van [slachtoffer 23] dat dit [verdachte] betrof.
210.
Een geschrift, te weten een factuur van [naam bedrijf] t.a.v. [naam bedrijf] van [bedrijfsnaam aangever] , d.d. 23 juni 2015, inhoudende een factuurtotaalbedrag van € 17.242,50 voor 150 betonconplaten.
211.
Een geschrift, te weten een factuur t.a.v. [bedrijfsnaam aangever] van [naam bedrijf] , d.d. 23 juni 2015, inhoudende een factuurtotaalbedrag van € 7.260,00 (inclusief btw).
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 3:
Zaakdossier 60:
212.
Een uitdraai van een aangifte internetoplichting aan de politie, d.d. 2 januari 2014 (welke aangifte op 10 januari 2016 is ondertekend door aangever), p. 2002 t/m 2005, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 60] , wonende te Middenbeemster:
Gegevens wederpartij:
Voornaam: [naam verdachte]
Tussenvoegsels: [naam verdachte]
Achternaam: [naam verdachte]
E-mailadres: [e-mailadres]
Mobiel telefoonnummer: [telefoonnummer]
Transactiegegevens:
Website: www. marktplaats .nl
Datum betaling: 14 november 2013
Bedrag aankoop: € 13.500,- (het hof begrijpt: € 13.725,-)
Bankrekeningnummer wederpartij: [rekeningnummer]
Naam rekeninghouder wederpartij: [naam verdachte]
Omschrijving geschil: Ik heb € 13.500,- aanbetaald en niets geleverd gekregen, na vele tientallen sms-berichten en vele telefoongesprekken. Hij heeft zich ook bediend van een ander telefoonnummer, waarbij hij zich uitgaf voor “chauffeur” van het transportbedrijf: [telefoonnummer] . De betalingen zijn verricht aan [rekeningnummer] t.n.v. [rekeninghouder] . Er is ook een klein bedrag betaald aan [rekeningnummer] .
213.
Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 12 maart 2016, p. 876, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Van het [rekeningnummer] werden de gegevens opgevraagd. Het rekeningnummer staat op naam van [naam verdachte] .
Verdachte: [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1964 te [geboorteplaats] .
214.
Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 14 april 2015, p. 1080, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Naar aanleiding van het onderzoek naar een aangifte werden de transactiegegevens van het bankrekeningnummer [rekeningnummer] opgevraagd. Op 15 april 2015 ontving ik de tenaamstelling van dit bankrekeningnummer. Dit bleek te zijn: [naam verdachte] .
215.
Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 12 maart 2016, p. 608-609, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Van de bankrekening [rekeningnummer] van [verdachte] werden de gegevens opgevraagd.
Verdachte: [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1964 te [geboorteplaats] .
216.
De geschriften, te weten overschrijvingen, behorende bij de aangifte van [slachtoffer 60] (opgenomen als bewijsmiddel 211) van
- -
[rekeningnummer] op naam van [slachtoffer 60] , inhoudende een overboeking op 29 november 2013 van € 2.500,00 naar [rekeningnummer] t.n.v. [naam verdachte] , p. 2006;
- -
[rekeningnummer] op naam van [rekeninghouder] , inhoudende een overboeking op 14 november 2013 van € 4.000,00 naar [rekeningnummer] op naam van [naam verdachte] , betreffende aanbetaling project, p. 2007;
- -
[rekeningnummer] op naam van [rekeninghouder] , inhoudende een overboeking op 5 december 2013 van € 5.000,00 naar [rekeningnummer] op naam van [naam verdachte] , betreffende stelconplaten, p. 2007;
- -
[rekeningnummer] op naam van [rekeninghouder] , inhoudende een overboeking op 9 december 2013 van € 2.200,00 naar [rekeningnummer] op naam van [naam verdachte] , betreffende lening, p. 2007
- -
[rekeningnummer] op naam van [rekeninghouder] , inhoudende een overboeking op 5 december 2013 van € 25,00 naar [rekeningnummer] op naam van [naam verdachte] , betreffende, p. 2007.
217.
De schriftelijke bescheiden, waarvan kopieën aan het arrest zijn gehecht (opgenomen als bijlage 57), te weten sms-berichten behorende bij de aangifte van [slachtoffer 60] (opgenomen als bewijsmiddel 212), p. 2008 t/m 2020.
Zaakdossier 61:
218.
Een uitdraai van een aangifte internetoplichting aan de politie, d.d. 19 februari 2014, (welke aangifte op 3 januari 2016 is ondertekend door aangever), p. 2021 t/m 2024, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 61] , wonende te Wognum:
Gegevens wederpartij:
Voornaam: [naam verdachte]
Tussenvoegsels: [naam verdachte]
Achternaam: [naam verdachte]
E-mailadres: [e-mailadres]
Mobiel telefoonnummer: [telefoonnummer]
Transactiegegevens:
Website: speurders .nl
Advertentietitel: stelconplaten
Datum betaling: 13 december 2013
Bedrag aankoop: € 3.250,-
Bankrekeningnummer wederpartij: [rekeningnummer]
Naam rekeninghouder wederpartij: [naam verdachte]
Omschrijving geschil: Bood stelconplaten aan. Na telefonisch overleg moest er eerst geld overgemaakt worden. Daarna lang aan het lijntje gehouden vwb de levering. Eerst moeilijkheden transporteur/opslag/chauffeurs, daarna beslaglegging. Uiteindelijk niets geleverd.
219.
De geschriften, te weten overschrijvingen, behorende bij de aangifte van [slachtoffer 61] (opgenomen als bewijsmiddel 217) van
- -
[rekeningnummer] op naam van [rekeninghouder] , inhoudende een overboeking op 17 december 2013 van € 750,00 naar [rekeningnummer] t.n.v. [naam verdachte] , p. 2025;
- -
[rekeningnummer] op naam van [rekeninghouder] , inhoudende een overboeking op 17 december 2013 van € 500,00 naar [rekeningnummer] t.n.v. [naam verdachte] , p. 2025;
- -
[rekeningnummer] op naam van [rekeninghouder] , inhoudende een overboeking op 13 december 2013 van € 1.000,00 naar [rekeningnummer] t.n.v. [naam verdachte] , p. 2025;
- -
[rekeningnummer] op naam van [rekeninghouder] , inhoudende een overboeking op 13 december 2013 van € 1.000,00 naar [rekeningnummer] t.n.v. [naam verdachte] , p. 2026.
220.
De schriftelijke bescheiden, waarvan kopieën aan het arrest zijn gehecht (opgenomen als bijlage 58), te weten e-mailberichten behorende bij de aangifte van [slachtoffer 61] (opgenomen als bewijsmiddel 218), p. 2027 t/m 2028.
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 4:
Zaakdossier 32:
221.
Een proces-verbaal van aangifte (PL0600-2015281144-1), d.d. 11 juni 2015, p. 1497 t/m 1500, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 32] :
Op 16 januari 2015 kwam bij mij een klant die een kamer wilde huren. Ik ben eigenaar samen met mijn vrouw van B&B [naam B&B] gevestigd op de [bedrijfsadres aangever] . Deze klant stelde zich voor als [alias] . Hij vertelde mij dat hij werkte bij de Koninklijke [naam bedrijf] groep gevestigd [adres bedrijf] . Hij werkte in Arnhem aan het project Station Arnhem en hij zocht een kamer. Het projectnummer zou zijn 0019806. Hij koos tussen 17 januari 2015 en 7 februari 2015 voor een tweetal kamers om deze te huren. Dit waren de kamers [naam hotel kamer] en [naam hotel kamer] . Dit kostte totaal € 1.700,-. Dit bedrag is door hem contant betaald. Op 8 februari 2015 verlengde [naam verdachte] zijn verblijf in het B&B van mij in de [naam hotel kamer] . Hij verbleef in de suite van 8 tot 24 februari 2015. De kosten hiervoor waren
€ 1.340,-. [naam verdachte] kwam bij mij en vroeg mij of hij de kosten, van de kamerhuur, eerst bij [naam bedrijf] kon declareren en dat daarna [naam bedrijf] het geld van de huur rechtstreeks aan mij kon overmaken. Ik ging hiermee akkoord. Ik vertrouwde [naam verdachte] . Van 24 februari 2015 tot 7 maart 2015 huurde [naam verdachte] de [naam hotel kamer] , kosten € 950,-. Van 7 maart 2015 tot 17 april 2015 huurde hij de volgende kamers: [naam hotel kamer] - [naam hotel kamer] , dit voor een bedrag van € 2.395,-. Van 19 april tot 2 mei 2015 huurde [verdachte] de [naam hotel kamer] opnieuw, voor een bedrag van € 1.150,-. Ik had in de periode tussen 8 februari en 2 mei 2015 regelmatig contact met [naam verdachte] over de betaling van de huur door zijn werkgever [naam bedrijf] . Dit contact verliep zowel mondeling als via de sms en via de telefoon. [naam verdachte] zijn telefoonnummer is [telefoonnummer] . In deze contacten gaf [naam verdachte] aan dat [naam bedrijf] erg traag is maar hij zou met de boekhouding praten. Hij vroeg mij de facturen aan hem te geven en dan zou hij [naam bedrijf] vragen om deze te betalen zowel direct als vooraf. In de gesprekken en sms-contacten zei hij verder dat [naam bedrijf] mensen vaker lieten wachten met betalingen en dat hij zich daarvoor schaamde. In deze periode had ik vrijwel elke dag contact met [naam verdachte] zowel mondeling en via de telefoon en vroeg ik hem het geld over te maken. Op 1 mei 2015 sprak ik voor de laatste keer [naam verdachte] . Hij vertrok toen daar ik mijn B&B volgeboekt had van 1 t/m 8 mei 2015. Ik hoorde hem zeggen dat hij 8 mei terug zou komen. [naam verdachte] had namelijk mondeling tot en met het begin van de bouwvak een kamer vooraf bij mij besproken. Vanaf dat moment heb ik [naam verdachte] niet meer gezien.
222.
Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 24 juni 2015, p. 1501, voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 19] :
Naar aanleiding van het proces-verbaal van aangifte onder nummer 2015-281144 stelde ik een onderzoek in. In de bedoelde aangifte wordt vermeld dat de mogelijke verdachte gebruik heeft gemaakt van het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer] . Bij bevraging van dit telefoonnummer in het politiesysteem BVI-IB bleek dat dit telefoonnummer is gebruikt door [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1964 te [geboorteplaats] . Op 24 juni 2015 toonde ik aangever [slachtoffer 32] de politiefoto van voornoemde [verdachte] . Aangever [slachtoffer 32] verklaarde direct dat dit de persoon was die zich uitgaf voor [alias] en dat dat de persoon was welke bij hem had geslapen en geld had geleend en tegen wie hij aangifte had gedaan. [slachtoffer 32] herkende [verdachte] voor de volle 100%. Ik heb op 24 juni 2015 navraag gedaan bij [naam bedrijf] -projectleider van deze bouw. Hij verklaarde mij bedoelde [alias] , dan wel [verdachte] , niet te kennen als werknemer van [naam bedrijf] .
223.
De geschriften, te weten facturen t.n.v. [alias] van B&B [naam B&B] , behorende bij de aangifte van [slachtoffer 32] (opgenomen als bewijsmiddel 220), d.d. 6 februari 2015, 25 februari 2015, 4 maart 2015 en 2 april 2015, inhoudende factuurtotaalbedragen van € 1.700,-, € 1.340,-, € 950,- € 2.395,- en € 1.150 voor suites, p. 1504 t/m 1509.
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 5:
Zaakdossier 33:
224.
Een proces-verbaal van aangifte, d.d. 23 maart 2015, p. 1512 t/m 1514, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer 33] :
Op 14 januari 2015 bevond ik mij in restaurant [naam restaurant] te Arnhem. Ik maakte een praatje met het personeel. Er kwam een man bij staan die in de [bedrijfsnaam aangever] van [naam restaurant] had geslapen. Hij stelde zich voor als [alias] . [alias] vertelde mij dat hij werkzaam was hij het bedrijf [naam bedrijf] . Hij was op dat moment werkzaam aan het station in Arnhem. Ik zocht op dat moment sponsoren voor een bouwproject in Indonesië. Ik vroeg aan [alias] of zijn bedrijf voor mij iets kon betekenen op dat gebied. [alias] gaf aan dat er mogelijkheden waren en dat hij het met zijn baas genaamd [naam werkgever] , [telefoonnummer] moest overleggen. Ik kreeg van [alias] zijn telefoonnummer [telefoonnummer] en zijn e-mailadres [e-mailadres] . Korte tijd later heb ik [alias] een mail gestuurd met daarbij foto’s van de woning die gerenoveerd moet worden. [alias] antwoordde dat het er allemaal goed uitzag. Op 2 maart 2015 beldemij op. We hebben vervolgens een aantal maal contact gehad, telefonisch en via e-mail. [alias] liet mij foto’s zien van sanitair/bouwmaterialen. [alias] gaf aan dat er € 10.000,- budget was binnen [naam bedrijf] voor dit soort projecten. [naam bedrijf] zou de materialen versturen per containers naar Jakarta, Indonesië. Ik moest een eigen bijdrage leveren van € 1.000,- voor het inklaren van de goederen. Ik heb hem verteld dat ik dat geld niet had omdat ik ook een ticket moest kopen naar Indonesië. [alias] deed vervolgens het voorstel dat we ieder de helft zouden betalen. Hij zou ook € 500,- betalen. [alias] vertelde dat [naam bedrijf] mij een ticket zou aanbieden naar Indonesië. Ik zou een open ticket krijgen voor de maand juli en augustus. Dit moest vervolgens snel geregeld worden want dan kon het 23 maart 2015 verzonden worden richting Indonesië. Dezelfde avond belde [alias] mij en vertelde dat er € 200,- bij kwam omdat hij was vergeten dat de btw er ook nog bij kwam. Ik gaf aan dat ik dat geld niet had en stelde voor om ieder de helft te doen. Hier ging [alias] mee akkoord. Op 7 maart 2015 heb ik [alias] € 600,- gegeven. Dit was in [naam hotel] te Arnhem. We hebben toen samen een lijst met materialen samengesteld die ik kon krijgen van [naam bedrijf] . Tussen 9 maart en 12 maart heb ik regelmatig telefonisch contact gehad met [alias] . [alias] gaf aan dat zijn baas [naam werkgever] wel was geschrokken van het bedrag van de samengestelde lijst. Het bedrag van de lijst was € 6.000,- hoger dan het budget toeliet en bedroeg € 18.000,-. [alias] belde mij op en zei dat de goedkoopste transporteur in Indonesië € 1.235,- zou gaan kosten. [alias] stelde voor dat hij er € 450,- bij zou leggen en dat ik dan nog € 750,- aan hem moest betalen. Toen gaf [alias] aan dat ik nog € 60,- moest betalen voor een man met shovel in Indonesië die de goederen uit zou laden. Ook had hij kranen en sanitair op de kop kunnen tikken voor een bedrag van € 1.150,-. Zijn baas [naam werkgever] had aangegeven dat hij dat wilde bestellen maar dan moest ik de btw betalen van € 215,-. Het totaal bedrag dat ik aan [alias] heb betaald is € 1.625,-. Op 18 maart zou [alias] samen met mij naar Rotterdam gaan om de container te laden. In verband met werkzaamheden heeft [alias] dit afgezegd. Later werd door [alias] aangeven dat het mogelijk 23 maart kon worden. Ik had ondertussen geen goed gevoel meer bij dit hele verhaal en ben gaan zoeken op internet. Daar kwam ik een foto tegen met de naam [verdachte] . Ik herkende [alias] direct van de foto. Ik zag vervolgens dat [alias] eigenlijk [verdachte] heet en bekend is als oplichter.
225.
De schriftelijke bescheiden, waarvan kopieën aan het arrest zijn gehecht (opgenomen als bijlage 59), te weten e-mailberichten behorende bij de aangifte van [slachtoffer 33] (opgenomen als bewijsmiddel 223), p. 1527 t/m 1531.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 1
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging een alternatief scenario geschetst met betrekking tot de onder 1 ten laste gelegde zaken. Hiertoe heeft de verdediging aangevoerd dat medeverdachte [naam medeverdachte] een substantiële rol heeft gespeeld in de onderhavige zaak en dat aan hem een veel grotere rol toe te dichten is dan aan de verdachte. Het overgrote deel van de gehanteerde bankrekeningen staan op naam van [naam medeverdachte] en/of op naam van kennissen van [naam medeverdachte] , waarbij opgemerkt dient te worden dat [naam medeverdachte] heeft gezorgd dat zij de rol van katvangers toegedicht kregen, en alle uitvoeringshandelingen zijn verricht door [naam medeverdachte] , wat een indicatie is voor de significante rol van [naam medeverdachte] , aldus de verdediging. Tevens heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de onder de verdachte in beslag genomen Sony hoofdzakelijk in gebruik was bij de medeverdachte [naam medeverdachte] . Nu er geen vergelijkend mastonderzoek is verricht, is geen duidelijkheid verkregen omtrent het gegeven wie de mobiele telefoon daadwerkelijk in gebruik heeft gehad en gelet hierop kunnen de telefoongesprekken en communicatie vanuit deze mobiele telefoon niet worden toegedicht aan de verdachte. Tot slot heeft de verdediging zich, met betrekking tot dit geschetste alternatieve scenario, op het standpunt gesteld dat de verklaringen van de medeverdachte [naam medeverdachte] , welke de kern vormen van het bewijs omtrent de betrokkenheid van de verdachte in het overgrote deel van de zaken, als onbetrouwbaar bestempeld dienen te worden en niet tot het bewijs gebezigd dienen te worden. De medeverdachte [naam medeverdachte] heeft een evident belang bij het belasten van de verdachte, aldus de verdediging.
Ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde
Voorts heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat ten aanzien van het overgrote deel van de aan de verdachte onder 1 ten laste gelegde zaken en de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten geen sprake is van oplichting in de zin van de heersende jurisprudentie. De handelingen, het opgeven van een valse naam en/of een e-mailadres, het vervolgens bellen en/of e-mailen met het verzoek een voorschot te betalen, kunnen niet gezien worden als handelingen waardoor de kopers zijn bewogen om tot betaling over te gaan, waardoor het in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht vereiste causale verband ontbreekt. De kopers zijn voornamelijk bewogen tot afgifte van de geldbedragen door de scherpe aanbiedingen. Ook ten aanzien van het ten laste gelegde onder 2 heeft de verdediging aangevoerd dat deze handelingen niet onder oplichting in de zin van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht vallen.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Alternatief scenario
Met betrekking tot het standpunt van de verdediging dat de onder de verdachte in beslag genomen Sony hoofdzakelijk in gebruik was bij de medeverdachte [naam medeverdachte] en dat hierdoor de telefoongesprekken en communicatie vanuit deze mobiele telefoon niet kunnen worden toegedicht aan de verdachte, is het hof van oordeel dat dit standpunt zijn weerlegging vindt in de gebezigde bewijsmiddelen. Op de uitgelezen telefoon zijn onder meer sms-berichten aangetroffen met betrekking tot de in dit onderzoek gebruikte rekeningnummers en sms-berichten naar [naam medeverdachte] , hetgeen niet te rijmen valt met het gestelde scenario van de verdediging. Daarnaast is door meerdere katvangers in dit onderzoek verklaard over contact met de verdachte via dit telefoonnummer. Het hof heeft in het aangevoerde noch het strafdossier redenen gevonden om aan de verklaringen van die katvangers te twijfelen. Gelet hierop stelt het hof vast dat de telefoon waarmee onder andere sms-berichten naar de aangevers zijn verzonden in gebruik was bij de verdachte.
Betrouwbaarheid verklaringen medeverdachte [naam medeverdachte]
Ten aanzien van het verweer dat de verklaringen van de medeverdachte [naam medeverdachte] niet betrouwbaar zouden zijn en niet tot het bewijs gebezigd zouden kunnen worden, overweegt het hof dat de verklaringen van [naam medeverdachte] op belangrijke onderdelen bevestiging vinden in andere bewijsmiddelen. Uit de beschikbare sms-berichten tussen de verdachte en [naam medeverdachte] blijkt van de opdrachten die de verdachte aan [naam medeverdachte] heeft gegeven tot het aanmaken van e-mailadressen en advertenties en het doorsturen van de door de verdachte geschreven berichten. Ook is gebleken dat [naam medeverdachte] rekeningnummers aan de verdachte heeft doorgegeven. Met zijn verklaring heeft [naam medeverdachte] niet alleen de verdachte belast, maar ook nadrukkelijk zichzelf. Het hof ziet geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [naam medeverdachte] en derhalve zullen deze verklaringen tot het bewijs worden gebezigd.
Oplichtingshandelingen
Met betrekking tot de vraag of van oplichting sprake is, stelt het hof voorop dat voor een veroordeling ter zake van oplichting is vereist dat de verdachte bij een ander door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen een onjuiste voorstelling in het leven heeft willen roepen teneinde daarvan misbruik te maken. Daartoe moet de verdachte een of meer van de in artikel 326, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, bedoelde oplichtingsmiddelen hebben gebruikt, door welk gebruik die ander is bewogen tot de afgifte van een goed, het verlenen van een dienst, het beschikbaar stellen van gegevens, het aangaan van een schuld of het tenietdoen van een inschuld. Bij de bedoelde oplichtingsmiddelen, het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, gaat het in de kern om of het handelen van de verdachte ertoe kan leiden dat bij de ander een onjuiste voorstelling van zaken in het leven wordt geroepen met betrekking tot de persoon van de verdachte, hetzij wat betreft diens naam, hetzij wat betreft diens hoedanigheid. Bij listige kunstgrepen gaat het in vergelijkbare zin in de kern om meer dan een enkele misleidende feitelijke handeling. Bij het gebruik van een samenweefsel van verdichtsels gaat het in de kern om gesproken en/of geschreven uitingen die bij die ander een op meer dan een enkele leugenachtige mededeling gebaseerde onjuiste voorstelling van zaken in het leven kan roepen. Van een meer dan een enkele leugenachtige mededeling is niet slechts sprake indien meerdere duidelijk van elkaar te scheiden leugens kunnen worden aangewezen, maar ook indien sprake is van een leugenachtige mededeling van voldoende gewicht, in combinatie met andere aan de verdachte toe te rekenen omstandigheden die tot misleiding van het beoogde slachtoffer kunnen leiden, zoals het misbruik van een tussen de verdachte en het beoogde slachtoffer bestaande vertrouwensrelatie.
Met de woorden “bewogen tot” wordt het oorzakelijk verband beschreven tussen het aanwenden van een bedrieglijk middel en een bepaald resultaat, bestaande in de gedraging van de bedrogene. Het antwoord op de vraag of in een concreet geval het slachtoffer door een oplichtingsmiddel dat door de verdachte is gebruikt, is bewogen tot een van de voornoemde handelingen, is in sterke mate afhankelijk van de omstandigheden van het geval. In algemene zin kunnen tot die omstandigheden behoren enerzijds de mate waarin de in het algemeen in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid het beoogde slachtoffer aanleiding had moeten geven die onjuiste voorstelling van zaken te onderkennen of zich daardoor niet te laten bedriegen, en anderzijds de persoonlijkheid van het slachtoffer, waarbij onder meer de leeftijd en de verstandelijke vermogens van het slachtoffer een rol kunnen spelen. Bij een samenweefsel van verdichtsels behoren tot die omstandigheden onder meer de vertrouwenwekkende aard, het aantal en de indringendheid van de (geheel of gedeeltelijk) leugenachtige mededelingen in hun onderlinge samenhang. Om te kunnen spreken van “bewogen tot” is voldoende dat zonder de aanwending van het bedrieglijke middel de afgifte van het goed niet zou zijn gevolgd.
Het hof is van oordeel dat de volgende feiten en omstandigheden van belang zijn met betrekking tot de vraag of er sprake is van oplichting.
- -
De advertentiesites marktplaats , kapaza , speurders en tweedehands.net zijn sites waar kopers en verkopers van nieuwe en tweedehands goederen worden samengebracht;
- -
De verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte] hebben verkoopadvertenties geplaatst op voornoemde websites of hebben gereageerd op verzoeken tot levering van goederen en zij hebben zodoende bezoekers van die websites uitgenodigd om met hen in contact te treden teneinde een koop- dan wel een leveringsovereenkomst te sluiten;
- -
De verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte] hebben stelconplaten en in voorkomend geval stenen, dan wel klinkers, voor gangbare prijzen aangeboden en hebben zich daarbij gepresenteerd onder normale maar wel fictieve eigennamen, al dan niet daarbij tevens gebruikmakend van bijbehorende e-mailadressen dan wel bedrijfsgegevens, waarmee verdachten tezelfdertijd de herleidbaarheid van henzelf voor de aangevers in geval van verhaal hebben bemoeilijkt;
- -
De verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte] hebben meermaals voorgesteld of ingestemd met betaling van een voorschot op de levering voorafgaand aan de verzending van de door hun aangeboden stelconplaten in plaats van vooruitbetaling van de gehele verkoopprijs;
- -
De verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte] hebben aan potentiële kopers in strijd met de waarheid, en kennelijk uitsluitend met het doel om vertrouwen bij die kopers te wekken, door hen verzonnen redenen opgegeven waarom zij tot verkoop van de goederen overgingen;
- -
De verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte] hebben met potentiële kopers gecommuniceerd op een wijze zoals deze gebruikelijk is in het economisch verkeer van de verkoop van stelconplaten en gebruik gemaakt van het feit dat het betalen van voorschotten als normaal gebruik wordt gezien;
- -
De verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte] hebben vervalste facturen opgemaakt teneinde bij de potentiële kopers het vertrouwen te wekken dat de goederen vanuit een bedrijf zouden worden geleverd;
- -
De verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte] hebben in onderhavige zaak in geen enkel geval de goederen geleverd.
Een en ander kan redelijkerwijs tot geen andere conclusie leiden dan dat de verdachte zich in strijd met de waarheid heeft voorgedaan als een verkoper die in staat was en voornemens was de bij hem gekochte en aan hem vooruitbetaalde goederen te leveren. De gedragingen van de verdachte omvatten evenwel meer dan het enkele zich als zodanig voordoen. De door hem verrichte gedragingen houden ook in dat hij zich ten opzichte van de hiervoor in de gebezigde bewijsmiddelen weergegeven aangevers heeft bediend van (onjuiste) gegevens zoals een valse naam of een vals adres, waarmee hij bij de aangevers het vertrouwen heeft gewekt dat bij gebrekkige nakoming verhaal kon worden gezocht.
In meerdere gevallen in de onderhavige zaak is door de verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte] bij de verkoopadvertenties een e-mailadres vermeld waaruit een bepaalde professionele aard en bedrijfsmatig gebruik blijkt, zoals [e-mailadres] , [e-mailadres] en [e-mailadres] etc. Het hof is van oordeel dat door dergelijk handelen aannemelijk is geworden dat de aangevers mede onder invloed hiervan en de daarmee in het leven geroepen onjuiste voorstelling van zaken zijn bewogen tot afgifte van geldbedragen, nu de indruk is gewekt met een betrouwbaar bedrijf te maken te hebben, waardoor het vertrouwen is gewekt.
Al met al kan genoegzaam worden vastgesteld dat de verdachte – en voor zover het feit 1 betreft in de meeste gevallen met zijn mededader – elke in de bewezenverklaring genoemde aangever heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag door gebruik te maken van telkens één of een combinatie van de in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht genoemde oplichtingshandelingen. Het betreft steeds een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen die bij de aangever een onjuiste voorstelling van zaken in het leven heeft geroepen waarvan verdachte vervolgens misbruik heeft gemaakt.
Door al hetgeen hierboven is overwogen is het hof van oordeel dat er sprake is van oplichting in de zin van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Vrijspraak in zaakdossiers 2, 8, 16 en 39
In de zaakdossiers 8, 16 en 39 is in de verkoopadvertenties geen e-mailadres vermeld waaruit een bepaalde professionele aard en bedrijfsmatig gebruik blijkt. Daarnaast zijn geen bijkomende omstandigheden gebleken die de conclusie rechtvaardigen dat de verdachte meer heeft gedaan dan het zich voordoen als een bonafide verkoper en had de vereiste omzichtigheid de beoogde slachtoffers aanleiding moeten geven die onjuiste voorstelling van zaken te onderkennen. Gelet hierop is het hof van oordeel dat de verdachte ten aanzien van deze zaakdossiers vrijgesproken dient te worden.
Met betrekking tot zaakdossier 2 overweegt het hof dat hier ook de vereiste omzichtigheid de aangever aanleiding had moeten geven de onjuiste voorstelling van zaken te onderkennen, nu bij de onderhandeling te kennen werd gegeven dat de transportkosten slechts € 10,- zouden bedragen. Bij een dergelijke bestelling van goederen is dit naar het oordeel van het hof zo onwaarschijnlijk en niet gebruikelijk dat de aangever de onjuiste voorstelling van zaken hierdoor kon onderkennen. Gelet hierop is het hof van oordeel dat de verdachte ten aanzien van dit zaakdossier vrijgesproken dient te worden.
Medeplegen
Volgens vaste jurisprudentie is voor een bewezenverklaring van medeplegen vereist dat sprake moet zijn van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. De kwalificatie medeplegen is slechts dan gerechtvaardigd als de bewezen verklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Bij de vorming van het oordeel of sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Het hof overweegt als volgt. Op basis van het dossier is de volgende modus operandi vast te stellen. De verdachte heeft potentiële kopers (telefonisch) benaderd met een aanbod voor de aanschaf van stelconplaten of stenen. De medeverdachte [naam medeverdachte] heeft, zo blijkt mede uit zijn eigen verklaring, in opdracht van de verdachte verkoopadvertenties geplaatst op advertentiesites, waarin stelconplaten en/of stenen te koop werden aangeboden. Wanneer op deze advertenties werd gereageerd, stuurde de verdachte een tekstvoorstel voor een reactie hierop naar [naam medeverdachte] die dit bericht weer doorstuurde naar de potentiële koper. Ook werd er door de verdachte (telefonisch) contact opgenomen met de potentiële kopers om afspraken te maken met betrekking tot de prijs en de levering van de goederen. [naam medeverdachte] is verantwoordelijk geweest voor het aanmaken van valse e-mailadressen en het opmaken van vervalste facturen. Ook heeft hij katvangers benaderd die hun bankrekeningnummer aan hen ter beschikking hebben gesteld. Uit deze werkwijze valt aldus een taakverdeling vast te stellen, waarbij de verdachte zorg heeft gedragen voor het contact met de potentiële kopers en de inhoud van de berichten die naar hen moesten worden gestuurd en [naam medeverdachte] zorg heeft gedragen voor de ietwat technischere werkzaamheden op de computer, zoals het plaatsen van advertenties, het aanmaken van e-mailadressen en het vervalsen van facturen. De verdachte is hierbij naar het oordeel van het hof de initiator en intellectuele dader geweest. Hij is degene die [naam medeverdachte] aanspoorde met omschreven opdrachten en voerde daarbij zelf het contact met de potentiële kopers. Er was daarmee naar het oordeel van het hof – vanuit het perspectief van verdachte – sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [naam medeverdachte] , gelet op de taakverdeling tussen hen, en aldus van opzet van de zijde van verdachte op het medeplegen van oplichting met een ander of anderen. Naar het oordeel van het hof was de bijdrage van zowel de verdachte als [naam medeverdachte] aan het delict aldus van voldoende gewicht om te kunnen spreken van medeplegen.
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 2
Het hof is van oordeel dat het handelen van de verdachte zich laat kwalificeren als oplichting door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid in de zin van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte tegenover de aangever heeft gelogen door onder meer een valse naam en valse bedrijfsgegevens te gebruiken, waardoor de indruk is gewekt met een betrouwbaar bedrijf van doen te hebben, en daarmee het vertrouwen van de aangever is gewonnen. Ook is telefonisch contact opgenomen met de aangever, waarbij onder meer is gesproken over het met spoed betalen van het factuurbedrag, wat een normale gang van zaken is in de bouwwereld. Het is aannemelijk dat de aangever mede onder invloed van de door de desbetreffende oplichtingsmiddelen in het leven geroepen onjuiste voorstelling van zaken is overgegaan tot de levering van de stelconplaten, welke goederen vervolgens niet werden betaald door de verdachte.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
Het hof is van oordeel dat het handelen van de verdachte zich laat kwalificeren als oplichting door het aannemen van valse hoedanigheid en een samenweefsel van verdichtsels in de zin van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven aan de aangever door een valse advertentie te plaatsen en valse bedrijfsgegevens te vermelden, waardoor de indruk is gewekt met een betrouwbaar bedrijf van doen te hebben en daarmee het vertrouwen van de aangever is gewonnen. Ook is er per sms-bericht contact opgenomen met de aangever, waarbij werd bericht over de kwaliteit van de stelconplaten, een nieuw aanbod werd gedaan en werd bericht over problemen met levering in verband met betaling bij de transporteur (in zaakdossier [slachtoffer 60] , nummer 60) en dat er op vertrouwen van wordt uitgegaan dat alles netjes betaald zal worden (in zaakdossier 61, aangever [slachtoffer 61] ). Het is aannemelijk dat de aangever mede onder invloed van de door de desbetreffende oplichtingsmiddelen in het leven geroepen onjuiste voorstelling van zaken is overgegaan tot afgifte van een geldbedrag. De goederen zijn vervolgens niet geleverd.
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 4
Het hof is van oordeel dat het handelen van de verdachte zich laat kwalificeren als oplichting door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid in de zin van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven aan de aangever door een onjuiste identiteit op te geven en zich voor te doen als bonafide gast, waarbij de verdachte enkele malen wel heeft betaald wiens, werkgever, [naam bedrijf] , de rekening zou betalen, waardoor de indruk werd gegeven met een betrouwbaar persoon van doen te hebben en daarmee het vertrouwen van de aangever werd gewonnen. Het is voldoende aannemelijk dat de aangever mede door invloed van de door de desbetreffende oplichtingsmiddelen in het leven geroepen onjuiste voorstelling van zaken is overgegaan tot afgifte van de levering van een dienst, namelijk het verhuren van een kamer, welke huur vervolgens niet werd betaald.
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 5
Het hof is van oordeel dat het handelen van de verdachte zich laat kwalificeren als oplichting door het aannemen van een valse naam, een valse hoedanigheid en een samenweefstel van verdichtsels in de zin van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte tegen de aangever heeft gelogen door onder meer een valse naam en valse te werk stelling te gebruiken, waardoor de indruk is gewekt met een betrouwbaar persoon en bedrijf van doen te hebben, en daarmee het vertrouwen van de aangever is gewonnen. Ook is er telefonisch contact opgenomen met de aangever, waarbij onder meer is gesproken over dat er € 10.000,- budget zou zijn vanuit [naam bedrijf] , maar dat er ook een deel zelf ingelegd moest worden. Het is voldoende aannemelijk dat de aangever mede onder invloed van de door de desbetreffende oplichtingsmiddelen in het leven geroepen onjuiste voorstelling van zaken is overgegaan tot de afgifte van geldbedragen. De gemaakte afspraken zijn vervolgens niet nagekomen.
Het hof verwerpt de verweren in al hun onderdelen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
oplichting.
Het onder 3 bewezen verklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
oplichting, meermalen gepleegd.
Het onder 4 bewezen verklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
oplichting, meermalen gepleegd.
Het onder 5 bewezen verklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
oplichting, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen sanctie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren.
De verdediging heeft het hof verzocht te volstaan met de oplegging van een straf gelijk aan de door de rechtbank aan de medeverdachte [naam medeverdachte] opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en subsidiair heeft de verdediging verzocht dat het hof bij de oplegging van een straf rekening zal houden met de fysieke gesteldheid van de verdachte.
Het hof overweegt ten aanzien van de op te leggen straf het volgende.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof stelt voorop dat ten aanzien van oplichting in de zin van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht het wettelijk strafmaximum een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren bedraagt. Gelet op de omstandigheid dat er sprake is van meerdaadse samenloop en dat er nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf wegens een soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan, wat strafverzwarend is (artikel 43a van het Wetboek van Strafrecht), kan het hof maximaal een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren en 8 maanden opleggen en niet een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren, zoals is gevorderd door de advocaat-generaal.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder rekening gehouden met het navolgende.
Ten laste van de verdachte is bewezen verklaard dat hij zich in de periode van november 2013 tot en met december 2013 schuldig heeft gemaakt aan oplichting. Voorts is ten laste van de verdachte bewezen verklaard dat hij zich in de periode van 10 december 2014 tot en met 6 februari 2016 tezamen en in vereniging met zijn mededader schuldig heeft gemaakt aan oplichting. In totaal gaat het om ruim vijftig personen en/of bedrijven die het slachtoffer zijn geworden van de handelwijze van verdachte en/of diens medeverdachte. Hoofdzakelijk bestond de handelwijze van verdachte en/of diens medeverdachte hierin dat zij advertenties plaatsten op een website betreffende de verkoop van vooral stelconplaten of soortgelijke producten of dat ze personen telefonisch benaderden en zich voordeden als medewerker van een vervoers- of bouwbedrijf. Hierbij werd gebruik gemaakt van tal van aliassen, e-mailadressen en telefoonnummers. Op het moment dat een koopovereenkomst tot stand was gekomen, werd erop aangedrongen dat een voorschot werd betaald, terwijl de verdachte geenszins van plan was om de stelconplaten of de soortgelijke producten ook daadwerkelijk te leveren. Na de betaling werden vervolgens steeds andere redenen opgegeven waarom de stelconplaten nog niet geleverd konden worden en werd regelmatig erop aangedrongen om nog een deel van de koopsom als voorschot te betalen. Hierbij rekent het hof de verdachte zwaar aan dat hij voor het verkrijgen van bankrekeningnummers waarop de voorschotten door de slachtoffers gestort konden worden, misbruik maakte van kwetsbare personen. Aan hen vroeg hij namelijk om hun bankrekening aan hem ter beschikking te stellen. Eén van deze personen betrof zijn eigen zoon. Met een leugenachtig verhaal heeft hij hem bewogen om zijn bankrekeningnummer aan verdachte door te geven en vervolgens, nadat het voorschot door de opgelichte persoon was betaald, weer van de bankrekening af te halen en dit aan de verdachte te geven. De verdachte heeft hierbij ernstig misbruik gemaakt van het vertrouwen dat een kind in zijn ouder mag stellen. Tevens heeft de verdachte zich voorgedaan als werknemer van [naam bedrijf] , welk bedrijf een bouwproject in Indonesië zou sponsoren. Door allerlei verzinsels heeft de heer [slachtoffer 33] verschillende geldbedragen aan de verdachte afgegeven, waarmee de verdachte uiteindelijk is verdwenen. Daarnaast heeft verdachte langdurig in een B&B verbleven door zich voor te doen als een bonafide gast wiens werkgever, [naam bedrijf] , de rekeningen zou betalen. Ook hierbij maakte de verdachte gebruik van allerlei verzinsels om de betaling uit te stellen en uiteindelijk te verdwijnen zonder de rekeningen te betalen. Al met al heeft de verdachte met zijn handelen een totale schade van ruim € 120.000,-- toegebracht aan de betrokken bedrijven en personen en heeft hij misbruik gemaakt van het in hem gestelde vertrouwen. Het hof rekent dit alles de verdachte zwaar aan.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof allereerst rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte, blijkens het hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 27 januari 2020, voorafgaand aan het bewezen verklaarde onherroepelijk reeds meerdere malen tot een vrijheidsbenemende straf is veroordeeld ter zake van soortgelijke feiten. Het hof leidt hieruit af dat zelfs de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de verdachte niet het laakbare van zijn handelen heeft doen inzien en hem er niet van heeft weerhouden zich wederom aan soortgelijke feiten schuldig te maken en het hof rekent ook dit de verdachte zwaar aan.
Gelet op het vorenstaande mag naar het oordeel van het hof er redelijkerwijs vanuit worden gegaan dat de in deze zaak op te leggen straf verdachte niet zal weerhouden om zich na het volbrengen van die straf zich wederom schuldig te maken aan soortgelijke feiten en dat hij derhalve zal doorgaan met zijn oplichtingspraktijken. In een poging dit te voorkomen acht het hof, anders dan de rechtbank, het van belang om de maatschappij in het algemeen en bestuurders van rechtspersonen in het bijzonder te waarschuwen voor de handelwijze van de verdachte en diens oplichtingspraktijken door hen hiervan op de hoogte te stellen.
Om de maatschappij te beschermen zal het hof derhalve bepalen dat deze uitspraak nadat deze onherroepelijk is geworden, openbaar zal worden gemaakt door deze te publiceren op www.rechtspraak.nl zonder de gegevens van verdachte te anonimiseren, zodat een ieder via internet op de hoogte kan geraken van de praktijken van de verdachte. Met de oplegging van deze bijkomende straf beoogt het hof te voorkomen dat anderen slachtoffer worden van de oplichtingsprakijken van de verdachte, nu zij hiervan op de hoogte kunnen zijn en derhalve zijn gewaarschuwd voor zijn handelwijze.
Het hof heeft met betrekking tot de persoon van de verdachte voorts rekening gehouden met diens persoonlijke omstandigheden, voor zover deze ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gebracht. De raadsman van de verdachte heeft hierover – kort en zakelijk weergegeven – medegedeeld dat verdachte kampt met een slechte gezondheid, hetgeen wordt onderbouwd door medische stukken die zijn toegevoegd aan het dossier.
Al het vorenstaande afwegende is het hof van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving en vanuit het oogpunt van vergelding en speciale preventie alleen een gevangenisstraf van aanmerkelijke duur passend is en dat niet met een andere of lichtere straf dan een die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming meebrengt kan worden volstaan. Het hof bepaalt de duur van de op te leggen gevangenisstraf in beginsel op 6 jaar en 6 maanden, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft in de persoonlijke omstandigheden van verdachte, diens lichamelijke problemen en slechte gezondheid, onvoldoende redenen gevonden om van deze strafoplegging in zijn voordeel af te wijken.
Met betrekking tot het procesverloop overweegt het hof als volgt.
Het hof stelt voorop dat iedere verdachte recht heeft op een openbare behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep dient te zijn afgerond met een eindarrest binnen twee jaren nadat hoger beroep is ingesteld.
Het hof stelt vast dat in hoger beroep de redelijke termijn is overschreden. Namens de verdachte is op 10 augustus 2017 hoger beroep ingesteld, terwijl het hof pas bij arrest van heden, 25 februari 2020, arrest wijst. Derhalve is er sprake van een overschrijding van ruim zes maanden. De beoordeling van de redelijkheid van de duur van de zaak is echter onder meer afhankelijk van verschillende omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van een verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. In onderhavige zaak is het hof gebleken dat er sprake was van ingewikkeldheid van de zaak, gelet op de omvang van de zaak. Het hof is van oordeel dat de termijnoverschrijding niet louter aan de verdediging te wijten is.
Zoals uit het hiervoor overwogene blijkt, is het hof van oordeel dat in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren en 6 maanden met aftrek van voorarrest passend zou zijn geweest. Echter, gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren met aftrek van voorarrest passend is.
Vorderingen van de benadeelde partijen
Algemene overwegingen
Ondernemers en verrekenbare btw
Het hof merkt op dat een deel van de benadeelde partijen dat zich heeft gevoegd, ondernemers zijn. Het hof gaat ervan uit dat het betaalde bedrag inclusief 21% btw is en dat de benadeelde partijen die ondernemer zijn de door hen betaalde btw zullen hebben verrekend bij de aangifte omzetbelasting. De vaststelling door het hof of de benadeelde partij daadwerkelijk ook de btw heeft verrekend, levert naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op. Gelet hierop zal het hof slechts de vordering exclusief btw als schadevergoeding toewijzen en de benadeelde partijen voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vorderingen, en bepalen dat zij dit deel van de vorderingen bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.
Schadevergoedingsmaatregel en gijzeling
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan de benadeelde partijen is toegebracht. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk. Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op te leggen, nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bevelen dat gijzeling zal worden toegepast als de verdachte in gebreke blijft bij betaling en geen verhaal biedt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de op te leggen verplichting tot schadevergoeding niet opheft. Nu aan de verdachte meerdere maatregelen tot schadevergoeding zal worden opgelegd en de gijzeling hierdoor de maximale duur van een jaar zal overschrijden, zal het hof de gijzeling tot een jaar beperken (sinds de inwerkingtreding op 1 januari 2020 van de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen bedraagt het juridisch jaar 360 dagen), waardoor het hof op een totaalbedrag van ruim € 120.000,00 aan toe te wijzen vorderingen 360 dagen gijzeling zal opleggen. Om redenen van efficiëncy heeft het hof de vorderingen van de benadeelde partijen onderverdeeld in 5 categorieën, te weten:
- -
categorie 1: € 250,- tot € 2.500,-
- -
categorie 2: € 2.500,- tot € 5.000,-
- -
categorie 3: € 5.000,- tot € 7.500,-
- -
categorie 4: € 7.500,- tot € 10.000,-
- -
categorie 5: € 10.000,- en hoger.
Bij de eerste categorie zullen 5 dagen gijzeling per vordering worden opgelegd, bij de tweede categorie per vordering 10 dagen gijzeling, bij de derde categorie 15 dagen gijzeling per vordering en bij de vierde categorie 20 dagen gijzeling per vordering. Ten aanzien van de vijfde categorie merkt het hof op dat slechts één vordering in deze categorie valt en deze vordering een dermate hoog bedrag beloopt dat het hof bij deze vordering van de benadeelde partij 40 dagen gijzeling zal opleggen. Bij de behandeling van de vorderingen van de benadeelde partijen zal niet telkens de schadevergoedingsmaatregel opgenomen worden, maar de schadevergoedingsmaatregel en het aantal dagen gijzeling zullen nader worden genoemd in het dictum.
Wettelijke rente
Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat de door de benadeelde partijen gevorderde wettelijke rente toegewezen dient te worden, met dien verstande dat slechts de wettelijke rente toegewezen zal worden over de vorderingen van de benadeelde partijen die de vordering in hoger beroep hebben gehandhaafd. Met betrekking tot de benadeelde partijen die hun vorderingen niet hebben gehandhaafd in hoger beroep, te weten de benadeelde partijen [slachtoffer 6] , [slachtoffer 21] , [slachtoffer 25] , [slachtoffer 34] , [slachtoffer 55] en [slachtoffer 60] , is het onderdeel van de wettelijke rente van rechtswege niet aan het oordeel van het hof onderworpen. Bij deze vorderingen zal het hof de wettelijke rente wel toewijzen bij de op te leggen schadevergoedingsmaatregel. De toe te wijzen wettelijke rente (bij de vordering en/of de schadevergoedingsmaatregel) zal telkens nader worden vermeld in het dictum en niet bij de bespreking van de vorderingen van de benadeelde partijen aan de orde worden gesteld.
Hoofdelijkheid
Ten aanzien van de feiten waarvoor de verdachte is veroordeeld voor medeplegen van oplichting zal het hof bepalen dat de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de betalingsverplichting. In het dictum is nader genoemd bij welke vorderingen van de benadeelde partijen dit aan de orde is.
Veroordeling kosten
Het hof zal, voor zover de vorderingen toewijsbaar zijn, de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt (en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken), tot op heden begroot op nihil.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
Zaakdossier 1: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] (ondernemer)
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 5.808,00 aan materiële schade. De rechtbank heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering toegewezen.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de vordering in hoger beroep te handhaven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte onder 1 rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 4.800,00 (vordering van € 5.808,00 minus 21% btw). De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is. Voor het overige gedeelte zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering en de benadeelde partij kan in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Zaakdossier 3: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] (ondernemer)
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 8.500,00 aan materiële schade. De vordering valt uiteen in € 7.000,00 ten behoeve van stelconplaten en € 1.500,00 ten behoeve van kraanwerkzaamheden. De rechtbank heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering toegewezen tot een bedrag van € 7.000,00 (stelconplaten) en de benadeelde partij voor het overige gedeelte in de vordering, te weten € 1.500,00, niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de vordering in hoger beroep te handhaven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 3] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte onder 1 rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 5.785,12 (vordering stelconplaten van € 7.000,00 minus 21% btw). De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is. De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering voor zover die betrekking heeft op de omzetbelasting. De gevorderde schade met betrekking tot de kraanwerkzaamheden, te weten € 1.500,00, kan het hof bij gebreke van een nadere onderbouwing niet beoordelen. Weliswaar heeft de benadeelde partij ter terechtzitting in hoger beroep kenbaar gemaakt thuis over stukken te beschikken waaruit deze schade zou blijken, maar het hof is van oordeel dat het een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren indien het hof de zaak aan dient te houden in verband met de nadere onderbouwing van deze kosten. De benadeelde partij kan daarom thans in dit gedeelte van haar vordering niet worden ontvangen en kan haar vordering voor dit gedeelte en het overige gedeelte slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Zaakdossier 4: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] (ondernemer)
De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 6.879,50 aan materiële schade. De rechtbank heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering toegewezen.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de vordering in hoger beroep te handhaven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 4] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte onder 1 rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 5.685,54 (vordering van € 6.879,50 minus 21% btw). De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is. Voor het overige gedeelte zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering en de benadeelde partij kan in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Zaakdossier 5: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] (onderneming)
De benadeelde partij [slachtoffer 5] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 5.808,00 aan materiële schade. De rechtbank heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering toegewezen.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de vordering in hoger beroep te handhaven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 5] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte onder 1 rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 4.800,00 (vordering van € 5.808,00 minus 21% btw). De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is. Voor het overige gedeelte zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering en de benadeelde partij kan in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Zaakdossier 6: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6]
De benadeelde partij [slachtoffer 6] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 275,00 aan materiële schade. De rechtbank heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering toegewezen.
De benadeelde partij heeft niet te kennen gegeven de vordering in hoger beroep te handhaven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 6] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte onder 1 rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 275,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Zaakdossier 7: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7]
De benadeelde partij [slachtoffer 7] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 350,00 aan materiële schade. De rechtbank heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering toegewezen.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de vordering in hoger beroep te handhaven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 7] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte onder 1 rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 350,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Zaakdossier 8: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 8]
De benadeelde partij [slachtoffer 8] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 500,00 aan materiële schade. De rechtbank heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering toegewezen.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de vordering in hoger beroep te handhaven.
Nu aan de verdachte ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn, geen straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, kan de benadeelde partij [slachtoffer 8] in zijn vordering niet worden ontvangen.
Zaakdossier 10: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 10]
De benadeelde partij [slachtoffer 10] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 1.020,00 aan materiële schade. De rechtbank heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering toegewezen.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de vordering in hoger beroep te handhaven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 10] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte onder 1 rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 1.020,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Zaakdossier 11: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 11] (onderneming)
De benadeelde partij [slachtoffer 11] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 1.060,00 aan materiële schade. De rechtbank heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering toegewezen.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de vordering in hoger beroep te handhaven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 11] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte onder 1 rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 876,03 (vordering van € 1.060,00 minus 21% btw). De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is. Voor het overige gedeelte zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering en de benadeelde partij kan in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Zaakdossier 12: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 12] (ondernemer)
De benadeelde partij [slachtoffer 12] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 5.717,25 aan materiële schade. De rechtbank heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering toegewezen.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de vordering in hoger beroep te handhaven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 12] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte onder 1 rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 4.725,00 (vordering van € 5.717,25 minus 21% btw). De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is. Voor het overige gedeelte zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering en de benadeelde partij kan in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Zaakdossier 13: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 13] (ondernemer)
De benadeelde partij [slachtoffer 13] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 2.500,00 aan materiële schade. De rechtbank heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering toegewezen.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de vordering in hoger beroep te handhaven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 13] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte onder 1 rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 2.066,12 (vordering van € 2.500,00 minus 21% btw). De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is. Voor het overige gedeelte zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering en de benadeelde partij kan in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Zaakdossier 16: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 16]
De benadeelde partij [slachtoffer 16] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 4.840,00 aan materiële schade. De rechtbank heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering toegewezen.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de vordering in hoger beroep te handhaven.
Nu aan de verdachte ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn, geen straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, kan de benadeelde partij [slachtoffer 16] in zijn vordering niet worden ontvangen.
Zaakdossier 18: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 18] (ondernemer)
De benadeelde partij [slachtoffer 18] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 2.180,20 aan materiële schade. De vordering valt uiteen in € 2.178,00 ten behoeve van stelconplaten en € 2,20 ten behoeve van een spoedbetaling. De rechtbank heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering toegewezen.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de vordering in hoger beroep te handhaven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 18] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte onder 1 rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 1.802,20 (vordering van € 2.178,00 minus 21% btw + € 2,20). De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is. Voor het overige gedeelte zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering en de benadeelde partij kan in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Zaakdossier 19: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 19] (ondernemer)
De benadeelde partij [slachtoffer 19] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 990,00 aan materiële schade. De rechtbank heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering toegewezen.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de vordering in hoger beroep te handhaven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 19] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte onder 1 rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 818,18 (vordering van € 990,00 minus 21% btw). De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is. Voor het overige gedeelte zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering en de benadeelde partij kan in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Zaakdossier 21: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 21] (ondernemer)
De benadeelde partij [slachtoffer 21] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 3.125,00 aan materiële schade. De rechtbank heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering toegewezen.
De benadeelde partij heeft niet te kennen gegeven de vordering in hoger beroep te handhaven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 21] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte onder 1 rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 2.582,64 (vordering van € 3.125,00 minus 21% btw). De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is. Voor het overige gedeelte zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering en de benadeelde partij kan in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Zaakdossier 22: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 22] (ondernemer)
De benadeelde partij [slachtoffer 22] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 4.235,00 aan materiële schade. De rechtbank heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering toegewezen.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de vordering in hoger beroep te handhaven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 22] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte onder 1 rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 3.500,00 (vordering van
€ 4.235,00 minus 21% btw). De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is. Voor het overige gedeelte zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering en de benadeelde partij kan in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Zaakdossier 25: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 25] (ondernemer)
De benadeelde partij [slachtoffer 25] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 875,00 aan materiële schade. De rechtbank heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering toegewezen.
De benadeelde partij heeft niet te kennen gegeven de vordering in hoger beroep te handhaven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 25] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte onder 1 rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 723,14 (vordering van € 875,00 minus 21% btw). De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is. Voor het overige gedeelte zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering en de benadeelde partij kan in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Zaakdossier 26: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 26] (ondernemer)
De benadeelde partij [slachtoffer 26] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 5.000,00 aan materiële schade. De rechtbank heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering toegewezen.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de vordering in hoger beroep te handhaven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 26] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte onder 1 rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 4.132,23 (vordering van € 5.000,00 minus 21% btw). De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is. Voor het overige gedeelte zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering en de benadeelde partij kan in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Zaakdossier 27: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 27] (ondernemer)
De benadeelde partij [slachtoffer 27] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 4.688,75 aan materiële schade. De rechtbank heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering toegewezen.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de vordering in hoger beroep te handhaven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 26] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte onder 1 rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 3.875,00 (vordering van € 4.688,75 minus 21% btw). De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is. Voor het overige gedeelte zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering en de benadeelde partij kan in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Zaakdossier 34: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 34]
De benadeelde partij [slachtoffer 34] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 800,00 aan materiële schade. De vordering valt uiteen in betaling van de koopsom voor een bedrag van € 250,00 en kosten van de stratenmaker tot een bedrag van € 550,00. De rechtbank heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering toegewezen.
De benadeelde partij heeft niet te kennen gegeven de vordering in hoger beroep te handhaven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 34] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte onder 1 rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 250,00 (betaling koopsom). De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is. De gevorderde schade met betrekking tot de kosten ten behoeve van de stratenmaker, te weten € 550,00, kan het hof bij gebreke van een onderbouwing niet beoordelen. Het hof is van oordeel dat het een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren indien het hof de zaak aan dient te houden ter onderbouwing van deze kosten door de benadeelde partij. De benadeelde partij kan daarom thans in dit gedeelte van de vordering niet worden ontvangen en de benadeelde partij kan in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Zaakdossier 37: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 37] (ondernemer)
De benadeelde partij [slachtoffer 37] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 3.200,00 aan materiële schade. De rechtbank heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering toegewezen.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de vordering in hoger beroep te handhaven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 37] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte onder 1 rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 2.644,63 (vordering van € 3.200,00 minus 21% btw). De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is. Voor het overige gedeelte zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering en de benadeelde partij kan in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Zaakdossier 38: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 38] (ondernemer)
De benadeelde partij [slachtoffer 38] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 10.736,30 aan materiële schade (betaling stelconplaten € 12.136,30 minus vergoede schade € 1.400,00). De rechtbank heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering toegewezen.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de vordering in hoger beroep te handhaven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 38] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte onder 1 rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 8.872,98 (vordering van € 10.736,30 minus 21% btw). De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is. Voor het overige gedeelte zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering en de benadeelde partij kan in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Zaakdossier 39: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 39]
De benadeelde partij [slachtoffer 39] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 2.238,50 aan materiële schade. De rechtbank heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering toegewezen.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de vordering in hoger beroep te handhaven.
Nu aan de verdachte ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn, geen straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, kan de benadeelde partij [slachtoffer 39] in zijn vordering niet worden ontvangen.
Zaakdossier 40: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 40] (ondernemer)
De benadeelde partij [slachtoffer 40] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 3.200,00 aan materiële schade. De rechtbank heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering toegewezen.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de vordering in hoger beroep te handhaven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 40] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte onder 1 rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 2.644,63 (vordering van € 3.200,00 minus 21% btw). De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is. Voor het overige gedeelte zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering en de benadeelde partij kan in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Zaakdossier 41: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 41] (ondernemer)
De benadeelde partij [slachtoffer 41] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 3.993,00 aan materiële schade. De rechtbank heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering toegewezen.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de vordering in hoger beroep te handhaven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 41] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte onder 1 rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 3.300,00 (vordering van € 3.993,00 minus 21% btw). De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is. Voor het overige gedeelte zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering en de benadeelde partij kan in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Zaakdossier 43: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 43] (ondernemer)
De benadeelde partij [slachtoffer 43] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 1.107,00 aan materiële schade. De vordering valt uiteen in betaling van de koopsom van € 2.057,00 en het doen van aangifte van € 50,00
(€ 1.000,00 is vergoed door verzekeraar). De rechtbank heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering toegewezen.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de vordering in hoger beroep te handhaven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 43] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte onder 1 rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 873,55 (vordering (betaling koopsom) € 1.057,00 minus 21% btw). De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is. Voor het overige gedeelte zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering en de benadeelde partij kan in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen. De gevorderde schade met betrekking tot de kosten ten behoeve van het doen van aangifte, te weten
€ 50,00, kan het hof bij gebreke van een nadere onderbouwing niet beoordelen. Het hof is van oordeel dat het een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren indien het hof de zaak aan dient te houden ter onderbouwing van deze kosten door de benadeelde partij. De benadeelde partij kan daarom thans in dit gedeelte van de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering voor dit gedeelte en het overige gedeelte slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Zaakdossier 44: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 44] (ondernemer)
De benadeelde partij [slachtoffer 44] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 2.062,81 aan materiële schade (exclusief btw). De rechtbank heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering toegewezen.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de vordering in hoger beroep te handhaven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 44] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte onder 1 rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 2.062,81. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Zaakdossier 46: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 46] (ondernemer)
De benadeelde partij [slachtoffer 46] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 5.293,75 aan materiële schade. De rechtbank heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering toegewezen.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de vordering in hoger beroep te handhaven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 46] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte onder 1 rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 4.375,00 (vordering van € 5.293,75 minus 21% btw). De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is. Voor het overige gedeelte zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering en de benadeelde partij kan in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Zaakdossier 49: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 49] (ondernemer)
De benadeelde partij [slachtoffer 49] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 6.475,00 aan materiële schade. De rechtbank heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering toegewezen.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de vordering in hoger beroep te handhaven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 49] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte onder 1 rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 5.351,24 (vordering van € 6.475,00 minus 21% btw). De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is. Voor het overige gedeelte zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering en de benadeelde partij kan in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Zaakdossier 50: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 50]
De benadeelde partij [slachtoffer 50] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 11.000,00 aan materiële schade. De vordering bestaat uit het betaalde voorschot van € 6.437,50 en overige kosten door laattijdige uitvoering in verband met het zoeken van andere platen en eventuele kosten voor een advocaat voor de procedure. De rechtbank heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering toegewezen tot een bedrag van € 6.437,50.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de vordering in hoger beroep te handhaven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 50] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte onder 1 rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 5.320,25 (vordering van € 6.437,50 minus 21% btw). De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is. Voor het overige gedeelte zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering en kan de vordering voor dit btw-gedeelte en het overige gedeelte slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De vordering met betrekking tot de overige kosten door laattijdige uitvoering in verband met het zoeken van andere platen en eventuele kosten voor een advocaat voor de procedure kan het hof bij gebreke van een nadere onderbouwing niet beoordelen. Het hof is van oordeel dat het een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren indien het hof de zaak aan dient te houden ter onderbouwing van deze kosten door de benadeelde partij. De benadeelde partij kan daarom thans in dit gedeelte van de vordering niet worden ontvangen en de benadeelde partij kan in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Zaakdossier 52: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 52] (ondernemer)
De benadeelde partij [slachtoffer 52] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 1.500,00. De rechtbank heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering toegewezen.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de vordering in hoger beroep te handhaven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 52] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte onder 1 rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 1.239,67 (vordering van € 1.500,00 minus 21% btw). De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is. Voor het overige gedeelte zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering en de benadeelde partij kan in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Zaakdossier 53: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 53] (ondernemer)
De benadeelde partij [slachtoffer 53] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 6.100,00. De vordering bestaat uit de volgende posten:
1. Materiële schade: € 5.100,00
Betaald voorschot € 4.000,00;
Telefoonkosten € 20,00;
Werkverlet € 1.080,00
2. Immateriële schade: € 1.000,00
De rechtbank heeft bij het vonnis waarvan beroep de materiële schade, te weten € 5.100,00, toegewezen en de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering ten aanzien van de gevorderde immateriële schade van € 1.000,00.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de vordering in hoger beroep te handhaven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 53] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte onder 1 rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 3.305,79 (vordering van voorschot van € 4.000,00 minus 21% btw). De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is. Voor het overige gedeelte van deze post zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering en de benadeelde partij kan in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De gevorderde schade met betrekking tot de kosten ten behoeve van de telefoonkosten en het werkverlet kan het hof bij gebreke van een nadere onderbouwing niet beoordelen. Het hof is van oordeel dat het een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren indien het hof de zaak aan dient te houden ter onderbouwing van deze kosten door de benadeelde partij. De benadeelde partij kan daarom thans in dit gedeelte van de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering voor dit gedeelte slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de immateriële schade overweegt het hof als volgt. Vergoeding van immateriële schade is slechts mogelijk indien als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks nadeel aan de benadeelde partij is toegebracht dat niet uit vermogensschade bestaat. Artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek geeft een limitatieve opsomming van de gevallen waarin deze bepaling recht geeft op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen. Voornoemd artikel houdt, voor zover van belang, het volgende in:
“Voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding:
a. indien de aansprakelijke persoon het oogmerk had zodanig nadeel toe te brengen;
b. indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. (…)”
Naar het oordeel van het hof wordt in het onderhavige geval niet voldaan aan de criteria uit artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, zodat de benadeelde partij geen aanspraak kan maken op vergoeding van immateriële schade. Om die reden zal het hof de vordering tot immateriële schadevergoeding afwijzen.
Zaakdossier 55: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 55] (ondernemer)
De benadeelde partij [slachtoffer 55] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 4.120,00. De vordering valt uiteen in een post voor betaalde stelconplaten van € 3.784,00 en immateriële schade van € 336,00. De rechtbank heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering toegewezen.
De benadeelde partij heeft niet te kennen gegeven de vordering in hoger beroep te handhaven.
Het hof merkt op dat het gevorderde bedrag van € 336,00 aan immateriële schade blijkens de onderbouwing materiële schade betreft, namelijk kosten die zijn gemaakt in verband met werkverlet en pv opstelling. Het hof leest de vordering dan ook als zijnde een vordering van € 336,00 aan materiële schade.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 55] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte onder 1 rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 3.127,27 (vordering van € 3.784,00 minus 21% btw). De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is. Voor het overige gedeelte zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering en de benadeelde partij kan in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De gevorderde schade met betrekking tot de kosten ten behoeve van de het werkverlet en de pv opstelling kan het hof bij gebreke van een onderbouwing niet beoordelen. Het hof is van oordeel dat het een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren indien het hof de zaak aan dient te houden ter onderbouwing van deze kosten door de benadeelde partij. De benadeelde partij kan daarom thans in dit gedeelte van de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering voor dit gedeelte slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Zaakdossier 56: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 56] (ondernemer)
De benadeelde partij [slachtoffer 56] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 2.200,00 aan materiële schade. De rechtbank heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering toegewezen.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de vordering in hoger beroep te handhaven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 56] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte onder 1 rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 1.818,18 (vordering van € 2.200,00 minus 21% btw). De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is. Voor het overige gedeelte zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering en de benadeelde partij kan in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Zaakdossier 57: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 57] (ondernemer)
De benadeelde partij [slachtoffer 57] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 2.050,00 aan materiële schade (exclusief btw). De rechtbank heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering toegewezen.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de vordering in hoger beroep te handhaven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 57] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte onder 1 rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 2.050,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Zaakdossier 58: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 58] (ondernemer)
De benadeelde partij [slachtoffer 58] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 4.500,00 aan materiële schade. De rechtbank heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering toegewezen.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de vordering in hoger beroep te handhaven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 58] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte onder 1 rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 3.719,01 (vordering van € 4.500,00 minus 21% btw). De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is. Voor het overige gedeelte zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering en de benadeelde partij kan in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
Zaakdossier 60: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 60] (ondernemer)
De benadeelde partij [slachtoffer 60] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 13.725,00 aan materiële schade. De rechtbank heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering toegewezen.
De benadeelde partij heeft in hoger beroep niet kenbaar gemaakt de vordering te handhaven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 60] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte onder 3 rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot een bedrag van € 11.342,97 (vordering van
€ 13.725,00 minus 21% btw). De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is. Voor het overige gedeelte zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering en de benadeelde partij kan in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Zaakdossier 61: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 61] (ondernemer)
De benadeelde partij [slachtoffer 61] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 3.250,00 aan materiële schade. De rechtbank heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering toegewezen.
De benadeelde partij heeft in hoger beroep te kennen gegeven de vordering te handhaven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 61] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte onder 3 rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot een bedrag van € 2.685,95 (vordering van
€ 3.250,00 minus 21% btw). De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is. Voor het overige gedeelte zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering en de benadeelde partij kan in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
Zaakdossier 32: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 32] (ondernemer)
De benadeelde partij [slachtoffer 32] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 16.085,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering bestaat uit de volgende posten:
1. Materiële schade: € 15.085,00
Openstaande facturen € 11.385,00, incl. 6% btw;
Openstaande lening € 1.200,00;
Besteding tijd aan de zaak € 2.500,00
2. Immateriële schade: € 1.000,00
De rechtbank heeft bij het vonnis waarvan beroep de gehele vordering toegewezen.
De benadeelde partij heeft in hoger beroep te kennen gegeven de vordering te handhaven.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade overweegt het hof dat deze schade afgewezen zal worden nu niet voldaan is aan het bepaalde in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. Het hof verwijst hiertoe naar hetgeen het hiervoor bij de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 53] heeft overwogen.
De schadepost van de besteding tijd aan de zaak kan het hof bij gebreke van een nadere onderbouwing niet beoordelen. Het zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren indien het hof de zaak aan dient te houden in verband met de nadere onderbouwing van deze kosten. Gelet hierop zal het hof de benadeelde partij ten aanzien van dit gedeelte van de vordering derhalve niet-ontvankelijk verklaren en de benadeelde partij kan in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Ten aanzien van de gevorderde post van de openstaande lening overweegt het hof dat deze gestelde schade niet door het bewezen verklaarde handelen is veroorzaakt. Het hof is derhalve van oordeel dat de benadeelde partij voor dat gedeelte van de vordering niet kan worden ontvangen en de benadeelde partij kan in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de post openstaande facturen, welk bedrag deels bestaat uit niet-betaalde facturen voor kamers waar de verdachte heeft verbleven in de periode 8 februari 2015 tot 2 mei 2015 en deels uit derving doordat [slachtoffer 32] een kamer heeft vrijgehouden voor de verdachte na deze periode tot 17 juli 2015, overweegt het hof als volgt. Uit de aangifte van [slachtoffer 32] volgt dat de verdachte op 1 mei 2015 is vertrokken bij de B&B , nu de B&B van 1 mei 2015 tot en met 8 mei 2015 volgeboekt was. Afgesproken werd dat de verdachte vanaf 8 mei 2015 weer in de B&B zou verblijven. De verdachte is echter niet meer teruggekeerd naar de B&B van [slachtoffer 32] en hij stelde steeds zijn terugkomst uit. Op 10 juni 2015 heeft [slachtoffer 32] via de mail contact opgenomen met de projectleider van [naam bedrijf] op het station te Arnhem, waar de verdachte naar eigen zeggen werkzaam zou zijn. Via de mail kreeg [slachtoffer 32] te zien dat geen [verdachte] werkzaam was bij [naam bedrijf] of voor [naam bedrijf] . Uit de aangifte van [slachtoffer 32] volgt dat de aangever zich op dat moment realiseerde dat hij door de man die zich [verdachte] noemde en die bij hem over een langere periode kamers had gehuurd en hiervoor nog moest betalen hem had opgelicht. Gelet hierop is het hof van oordeel dat de geleden schade voor het vrijhouden van een kamer niet toegewezen kan worden na 10 juni 2015. Voor dit gedeelte zal de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. Voor het overige is uit het onderzoek ter terechtzitting het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 4 bewezen verklaarde handelen van de verdachte met betrekking tot de post van de openstaande facturen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 7.599,07
(de facturen van 8 februari 2015 t/m 10 juni 2015, zijnde € 8.055,00 minus 6% btw). De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen. Voor het overige gedeelte zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering en de benadeelde partij kan in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde met betrekking tot de zaakdossiers 2, 8, 16 en 39 heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de openbaarmaking van dit arrest na het onherroepelijk worden daarvan, met vermelding van de personalia van de verdachte, door kosteloze publicatie ervan op www.rechtspraak.nl.
Zaakdossier 1: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 4.800,00 (vierduizend achthonderd euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1] , ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 4.800,00 (vierduizend achthonderd euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden toegepast op 10 (tien) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft. Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op
- -
10 december 2014 over een bedrag van € 1.800,00
- -
23 december 2014 over een bedrag van € 3.000,00
Zaakdossier 3: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 3] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 5.785,12 (vijfduizend zevenhonderdvijfentachtig euro en twaalf cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 3] , ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 5.785,12 (vijfduizend zevenhonderdvijfentachtig euro en twaalf cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden toegepast op 15 (vijftien) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft. Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 20 april 2015.
Zaakdossier 4: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 4] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 5.685,54 (vijfduizend zeshonderdvijfentachtig euro en vierenvijftig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 4] , ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 5.685,54 (vijfduizend zeshonderdvijfentachtig euro en vierenvijftig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden toegepast op 15 (vijftien) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft. Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 14 april 2015.
Zaakdossier 5: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 5] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 4.800,00 (vierduizend achthonderd euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 5] , ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 4.800,00 (vierduizend achthonderd euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden toegepast op 10 (tien) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft. Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 8 mei 2015.
Zaakdossier 6: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 6] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 275,00 (tweehonderdvijfenzeventig euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 6] , ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 275,00 (tweehonderdvijfenzeventig euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden toegepast op 5 (vijf) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft. Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 8 mei 2015.
Zaakdossier 7: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 7] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 350,00 (driehonderdvijftig euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 7] , ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 350,00 (driehonderdvijftig euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden toegepast op 5 (vijf) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft. Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 18 mei 2015.
Zaakdossier 8: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 8]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 8] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Zaakdossier 10: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 10]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 10] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 1.020,00 (duizend twintig euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 10] , ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 1.020,00 (duizend twintig euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden toegepast op 5 (vijf) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft. Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 27 mei 2015.
Zaakdossier 11: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 11]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 11] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 876,03 (achthonderdzesenzeventig euro en drie cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 11] , ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 876,03 (achthonderdzesenzeventig euro en drie cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden toegepast op 5 (vijf) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft. Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 27 mei 2015.
Zaakdossier 12: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 12]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 12] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 4.725,00 (vierduizend zevenhonderdvijfentwintig euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 12] , ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 4.725,00 (vierduizend zevenhonderdvijfentwintig euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden toegepast op 10 (tien) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft. Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 20 april 2015.
Zaakdossier 13: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 13]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 13] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 2.066,12 (tweeduizend zesenzestig euro en twaalf cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 13] , ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 2.066,12 (tweeduizend zesenzestig euro en twaalf cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden toegepast op 5 (vijf) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft. Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 4 juni 2015.
Zaakdossier 16: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 16]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 16] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Zaakdossier 18: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 18]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 18] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 1.802,20 (duizend achthonderdtwee euro en twintig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 18] , ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 1.802,20 (duizend achthonderdtwee euro en twintig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden toegepast op 5 (vijf) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft. Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 14 oktober 2015.
Zaakdossier 19: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 19]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 19] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 818,18 (achthonderdachttien euro en achttien cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 19] , ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 818,18 (achthonderdachttien euro en achttien cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden toegepast op 5 (vijf) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft. Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 13 oktober 2015.
Zaakdossier 21: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 21]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 21] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 2.582,64 (tweeduizend vijfhonderdtweeëntachtig euro en vierenzestig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 21] , ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 2.582,64 (tweeduizend vijfhonderdtweeëntachtig euro en vierenzestig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden toegepast op 10 (tien) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft. Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op
- -
25 september 2015 over een bedrag van € 1.549,59
- -
30 september 2015 over een bedrag van € 1.033,05
Zaakdossier 22: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 22]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 22] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 3.500,00 (drieduizend vijfhonderd euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 22] , ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 3.500,00 (drieduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden toegepast op 10 (tien) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft. Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 6 oktober 2015.
Zaakdossier 25: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 25]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 25] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 723,14 (zevenhonderddrieëntwintig euro en veertien cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 25] , ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 723,14 (zevenhonderddrieëntwintig euro en veertien cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden toegepast op 5 (vijf) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft. Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 20 augustus 2015.
Zaakdossier 26: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 26]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 26] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 4.132,23 (vierduizend honderdtweeëndertig euro en drieëntwintig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 26] , ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 4.132,23 (vierduizend honderdtweeëndertig euro en drieëntwintig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden toegepast op 10 (tien) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft. Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 23 september 2015.
Zaakdossier 27: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 27]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 27] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 3.875,00 (drieduizend achthonderdvijfenzeventig euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 27] , ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 3.875,00 (drieduizend achthonderdvijfenzeventig euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden toegepast op 10 (tien) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft. Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 10 september 2015.
Zaakdossier 34: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 34]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 34] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 250,00 (tweehonderdvijftig euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 34] , ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 250,00 (tweehonderdvijftig euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden toegepast op 5 (vijf) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft. Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 5 mei 2015.
Zaakdossier 37: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 37]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 37] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 2.644,63 (tweeduizend zeshonderdvierenveertig euro en drieënzestig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 37] , ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 2.644,63 (tweeduizend zeshonderdvierenveertig euro en drieënzestig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden toegepast op 10 (tien) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft. Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 28 december 2015.
Zaakdossier 38: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 38]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 38] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 8.872,98 (achtduizend achthonderdtweeënzeventig euro en achtennegentig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 38] , ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 8.872,98 (achtduizend achthonderdtweeënzeventig euro en achtennegentig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden toegepast op 20 (twintig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft. Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 9 december 2015.
Zaakdossier 39: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 39]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 39] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Zaakdossier 40: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 40]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 40] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 2.644,63 (tweeduizend zeshonderdvierenveertig euro en drieënzestig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 40] , ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 2.644,63 (tweeduizend zeshonderdvierenveertig euro en drieënzestig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden toegepast op 10 (tien) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft. Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 13 februari 2015.
Zaakdossier 41: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 41]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 41] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 3.300,00 (drieduizend driehonderd euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 41] , ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 3.300,00 (drieduizend driehonderd euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden toegepast op 10 (tien) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft. Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 12 januari 2015.
Zaakdossier 43: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 43]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 43] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 873,55 (achthonderddrieënzeventig euro en vijfenvijftig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 43] , ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 873,55 (achthonderddrieënzeventig euro en vijfenvijftig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden toegepast op 5 (vijf) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft. Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 3 december 2015.
Zaakdossier 44: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 44]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 44] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 2.062,81 (tweeduizend tweeënzestig euro en eenentachtig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 44] , ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 2.062,81 (tweeduizend tweeënzestig euro en eenentachtig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden toegepast op 5 (vijf) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft. Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 24 november 2015.
Zaakdossier 46: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 46]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 46] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 4.375,00 (vierduizend driehonderdvijfenzeventig euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 46] , ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 4.375,00 (vierduizend driehonderdvijfenzeventig euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden toegepast op 10 (tien) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft. Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 28 oktober 2015.
Zaakdossier 49: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 49]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 49] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 5.351,24 (vijfduizend driehonderdeenenvijftig euro en vierentwintig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 49] , ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 5.351,24 (vijfduizend driehonderdeenenvijftig euro en vierentwintig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden toegepast op 15 (vijftien) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft. Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 27 oktober 2015.
Zaakdossier 50: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 50]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 50] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 5.320,25 (vijfduizend driehonderdtwintig euro en vijfentwintig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 50] , ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 5.320,25 (vijfduizend driehonderdtwintig euro en vijfentwintig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden toegepast op 15 (vijftien) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft. Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 3 december 2015.
Zaakdossier 52: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 52]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 52] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 1.239,67 (duizend tweehonderdnegenendertig euro en zevenenzestig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 52] , ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 1.239,67 (duizend tweehonderdnegenendertig euro en zevenenzestig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden toegepast op 5 (vijf) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft. Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op [geboortedag] 2016.
Zaakdossier 53: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 53]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 53] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 3.305,79 (drieduizend driehonderdvijf euro en negenenzeventig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor een bedrag van
€ 1.000,00 (duizend euro) aan immateriële schade af.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 53] , ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 3.305,79 (drieduizend driehonderdvijf euro en negenenzeventig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden toegepast op 10 (tien) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft. Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op [geboortedag] 2016.
Zaakdossier 55: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 55]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 55] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 3.127,27 (drieduizend honderdzevenentwintig euro en zevenentwintig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 55] , ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 3.127,27 (drieduizend honderdzevenentwintig euro en zevenentwintig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden toegepast op 10 (tien) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft. Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 25 januari 2016.
Zaakdossier 56: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 56]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 56] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 1.818,18 (duizend achthonderdachttien euro en achttien cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 56] , ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 1.818,18 (duizend achthonderdachttien euro en achttien cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden toegepast op 5 (vijf) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft. Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 27 januari 2016.
Zaakdossier 57: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 57]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 57] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 2.050,00 (tweeduizend vijftig euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 57] , ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 2.050,00 (tweeduizend vijftig euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden toegepast op 5 (vijf) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft. Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 14 september 2015.
Zaakdossier 58: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 58]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 58] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 3.719,01 (drieduizend zevenhonderdnegentien euro en één cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 58] , ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 3.719,01 (drieduizend zevenhonderdnegentien euro en één cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden toegepast op 10 (tien) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft. Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 3 februari 2016.
Zaakdossier 60: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 60]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 60] ter zake van het onder 3 bewezen verklaarde tot het bedrag van € (€ 11.342,97 (elfduizend driehonderdtweeënveertig euro en zevenennegentig cent) ter zake van materiële schade.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 60] , ter zake van het onder 3 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 11.342,97 (elfduizend driehonderdtweeënveertig euro en zevenennegentig cent)als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden toegepast op 40 (veertig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op
- -
14 november 2013 over een bedrag van € 3.305,78
- -
29 november 2013 over een bedrag van € 2.066,12
- -
5 december 2013 over een bedrag van € 4.152,89
- -
9 december 2013 over een bedrag van € 1.818,18
Zaakdossier 61: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 61]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 61] ter zake van het onder 3 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 2.685,95 (tweeduizend zeshonderdvijfentachtig euro en vijfennegentig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 61] , ter zake van het onder 3 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 2.685,95 (tweeduizend zeshonderdvijfentachtig euro en vijfennegentig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden toegepast op 10 (tien) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft. Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op
- -
13 december 2013 over een bedrag van € 1.652,90
- -
17 december 2013 over een bedrag van € 1.033,05
Zaakdossier 32: vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 32]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 32] ter zake van het onder 4 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 7.599,07 (zevenduizend vijfhonderdnegenennegentig euro en zeven cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor een bedrag van € 1.000,00 (duizend euro) aan immateriële schade af.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 32] , ter zake van het onder 4 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 7.599,07 (zevenduizend vijfhonderdnegenennegentig euro en zeven cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden toegepast op 20 (twintig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft. Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op
- -
24 februari 2015 over een bedrag van € 1.264,15;
- -
7 maart 2015 over een bedrag van € 896,23;
- -
17 april 2015 over een bedrag van € 2.259,43;
- -
2 mei 2015 over een bedrag van € 1.084,91;
- -
16 mei 2015 over een bedrag van € 726,42;
- -
30 mei 2015 over een bedrag van € 377,36;
- -
10 juni 2015 over een bedrag van € 990,57.
Aldus gewezen door:
mr. W.E.C.A. Valkenburg, voorzitter,
mr. S. Riemens en mr. C.P.J. Scheele, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J. de Leijer, griffier,
en op 25 februari 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.